ECLI:NL:TGZRSHE:2025:69 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7443
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2025:69 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-06-2025 |
Datum publicatie: | 04-06-2025 |
Zaaknummer(s): | H2024/7443 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een radioloog over de beoordeling van een CT-scan van het bekken. Vraagstelling was gericht op de stand van de heupprothese en de schroeven. Klager verwijt de radioloog dat hij niet heeft gezien dat er sprake was van een abnormale hoeveelheid vocht in de buik. Klacht ongegrond. In de gegeven omstandigheden is het niet verwijtbaar dat de radioloog deze afwijking niet heeft gezien. |
H2024/7443
Beslissing van 4 juni 2025
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 4 juni 2025 op de klacht van:
[A],
wonende in [B],
klager,
gemachtigde: mr. N.A. de Leon-van den Berg, werkzaam in Utrecht,
tegen
[C],
radioloog,
destijds werkzaam in [D],
verweerder, hierna: de radioloog,
gemachtigde: mr. M.J. de Groot, werkzaam in Hilversum.
1.Waar gaat de zaak over?
1.1 Klager heeft een klacht ingediend over de zorgverlening aan zijn moeder (hierna:
patiënte), die is overleden. Patiënte heeft een heupoperatie ondergaan. Daarna is
de heupprothese twee keer uit de kom gegaan. De radioloog heeft onder meer op een
CT-scan van het bekken de stand van de heupprothese beoordeeld. Klager verwijt de
radioloog dat hij toen niet heeft gezien en gemeld dat er een meer dan normale hoeveelheid
vocht in de buik zat in het gebied voor de endeldarm. Volgens klager is daardoor ernstige
vertraging opgetreden bij het stellen van de diagnose geperforeerde darm, wat fatale
gevolgen heeft gehad voor patiënte.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de radioloog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld, zodat de klacht ongegrond is. Hierna licht het college dat toe.
2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
-het klaagschrift met bijlage, ontvangen op 23 juli 2024;
-de brief van 8 augustus 2024, ontvangen van klager;
-de brief van 3 september 2024 met bijlagen, ontvangen van klager;
-de usb-stick, ontvangen van klager op 5 september 2024;
-het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 17 oktober 2024;
-de usb-stick, ontvangen van de radioloog op 17 oktober 2024.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij geen gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 11 april 2025. De partijen zijn
verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden. De partijen en hun gemachtigden
hebben hun standpunten mondeling toegelicht en vragen beantwoord van het college.
De gemachtigde van klager heeft een pleitnota voorgelezen en aan het college en de
andere partij overhandigd. De secretaris heeft aantekeningen gemaakt van wat er is
besproken.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Op 1 september 2023 is patiënte, die toen -- jaar was, geopereerd waarbij een
Totale Heup Prothese (THP) is geplaatst aan de rechterzijde.
3.2 De radioloog was destijds in het ziekenhuis waar patiënte is geopereerd werkzaam
als vijfdejaars AIOS radiologie met als differentiatie musculoskeletale radiologie.
3.3 Op 2 september 2023 is een röntgenfoto van het bekken van patiënte gemaakt,
die de radioloog heeft beoordeeld. In het verslag daarvan heeft hij genoteerd (alle
citaten zijn inclusief eventuele taal- en typfouten):
“Klinische gegevens: Status na THP RECHTS
Vraagstelling: Gaarne X bekken en axiale opname van de heup Rechts
X BEKKEN
Ter vergelijking X-heup van 31-08-2023.
Status na plaatsing van gecementeerde THP rechts inclusief tweetal
acetabulum schroeven. Goede postoperatieve stand. Geen periprothetische
fractuur. Subcutaan emfyseem bij status na operatie. Minimale coxartrose
links.”
3.4 Op 6 september 2023 is patiënte uit het ziekenhuis ontslagen. Op 8 september
2023 is de heupprothese uit de kom gegaan (luxatie). Deze is in het ziekenhuis teruggezet
(repositie).
3.5 Op 9 september 2023 is de heupprothese weer uit de kom gegaan. Patiënte is opnieuw
opgenomen op de afdeling orthopedie van het ziekenhuis, waar de heupprothese is teruggezet.
Er is op die datum twee keer een röntgenfoto van de rechterheup van patiënte gemaakt,
die de radioloog heeft beoordeeld. In de verslagen daarvan heeft hij genoteerd:
“Klinische gegevens: gisteren repositie van heupluxatie gehad. Nu weer klachten.
Vraagstelling: luxatie? fractuur?
X HEUP R
Recidief luxatie THP rechts richting craniaal/posterieur. Geen
aanwijzingen voor periprothetische fractuur.”
en
“Klinische gegevens: status na repositie THP bij luxatie
Vraagstelling: gereponeerd?
X HEUP R
Status na repositie met goede stand na repositie. Geen periprothetische
fractuur.”
3.6 Op 11 september 2023 is bij patiënte een gipsbroek aangelegd.
3.7 Op 12 september 2023 is een CT-scan van het bekken van patiënte gemaakt, die
de radioloog heeft beoordeeld. In zijn verslag daarvan heeft hij genoteerd:
“Klinische gegevens: osteolyse femurkop rechts/vanishing hip, 1-9 THP
rechts, 8-9 en 9-9 geluxeerd, plan voor revisie maken
Vraagstelling: stand? positie schroeven?
CT BEKKEN
Ter vergelijking de conventionele opnamen van 02-09-2023, 08-09-2023 en
09-09-2023.
Bekende status na plaatsing van THP rechts met status na recidiverende
luxatie. Er is een periprothetische fractuur zichtbaar t.p.v. de
acutabulum cup. Geen dislocatie. Geen protrusie van de acetabulumcup.
Tweetal schroeven in situ in het acetabulum intact. Vergeleken met
voorgaande opnamen bevinden de schroeven zich thans door de mediale cortex
van het os ileum met een klein losliggend fractuurfragment t.p.v. de tip
van de ventrale schroef.
De inclinatie hoek van de acetabulumcup bedraagt 45°. De anteversie hoek
bedraagt 0°. Femorale anteversie hoek niet te bepalen. Matige coxartrose
links.”
3.8 Daarna is de radioloog niet meer betrokken geweest bij de zorg voor patiënte.
3.9 Op 13 en 19 september 2023 zijn er röntgenfoto’s gemaakt van de borstkas van
patiënte vanwege klachten van kortademigheid en koorts. Op 20 september 2023 is een
CT-scan van de buik van patiënte gemaakt vanwege een vermoedelijke darmafsluiting.
Patiënte is overgeplaatst naar de afdeling chirurgie van het ziekenhuis, waar de diagnose
vermoedelijk al langer geperforeerde darm is gesteld. Er was sprake van diverse vochtcollecties
en (ernstige) verklevingen. Daarop is drainage ingezet.
3.10 Op 26 oktober 2023 heeft patiënte een darmoperatie ondergaan. Daarna hebben
complicaties plaatsgevonden en is op 2 november 2023 een palliatief traject ingezet.
Op ----- is patiënte overleden.
4. De klacht en de reactie van de radioloog
4.1 Klager verwijt de radioloog dat hij onzorgvuldig en ondeskundig heeft gehandeld,
omdat hij een grote vochtcollectie in de buik van patiënte, die - naar klager later
is gebleken - zichtbaar was op de CT-scan van het bekken van 12 september 2023, heeft
gemist dan wel niet heeft vermeld als nevenbevinding in zijn verslag.
4.2 Klager heeft ter onderbouwing van zijn klacht aangevoerd dat op 12 september
2023 op basis van het medisch dossier van patiënte al bekend was dat zij op 16 augustus
2023 gediagnosticeerd was met diverticulose (uitstulpingen van het darmslijmvlies
door de darmwand) en dat zij in ieder geval sinds begin september 2023 kampte met
buikklachten en dat zij in de dagen vóór 12 september 2023 nog nauwelijks eetlust
had. De radioloog had op 2 en 9 september 2023 ook al als radioloog voor haar opgetreden.
Volgens klager mag worden verondersteld dat de radioloog bekend was met de medische
voorgeschiedenis van patiënte. Tegen die achtergrond had de radioloog de zichtbare
afwijking in de buikholte moeten zien, aldus klager. Het missen dan wel niet vermelden
van deze nevenbevinding in het verslag heeft bijgedragen aan de ernstige vertraging
die is opgetreden bij het stellen van de diagnose geperforeerde darm. De overlevingskansen
van patiënte waren aanzienlijk groter geweest als de radioloog op 12 september 2023
melding had gemaakt van de vochtcollectie in de buik en daar direct op geacteerd had
kunnen worden in plaats van pas op 20 september 2023, aldus nog steeds klager.
4.3 De radioloog heeft als verweer aangevoerd dat de (werk)wijze waarop hij de CT-scan
van het bekken van patiënte heeft beoordeeld conform de daaraan te stellen eisen is
geweest. De vraagstelling in de aanvraag was duidelijk en de aanvraag was voorzien
van de relevante klinische gegevens. Er was geen aanleiding om bedacht te zijn op
een afwijking in de buikholte, aldus de radioloog. Hij heeft zijn bevindingen systematisch
en volledig beschreven en de vraagstelling over de stand van de heup en de positie
van de schroeven beantwoord. De radioloog erkent dat hij de vochtcollectie in het
bekken niet heeft gezien. Deze omissie spijt hem enorm. Hij is van mening dat hij
deze nevenbevinding wel had moeten zien. Hij heeft zijn werkwijze aangepast om de
kans op herhaling te verkleinen. Hij kijkt nu zowel aan het begin als aan het einde
van een onderzoek, dus twee keer, naar eventuele afwijkingen buiten de context van
een aanvraag.
4.4
Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 Het is verdrietig dat patiënte door het ziekteverloop veel heeft geleden en
uiteindelijk is overleden. Begrijpelijk is dat dat emotioneel zwaar is (geweest) voor
klager. Dat neemt niet weg dat het college in deze tuchtzaak moet beoordelen of de
radioloog de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. Dit is een zakelijke
toetsing. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende radioloog.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de radioloog geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden, in het bijzonder de Leidraad Radiologische Verslaglegging
van de NVvR uit 2021 (hierna: de leidraad). Verder ge
ldt het uitgangspunt dat het gevolg van het handelen van de radioloog bij de beoordeling
buiten beschouwing blijft.
5.2 De kern van de klacht is dat de radioloog onvoldoende (zorgvuldig) onderzoek
heeft verricht gelet op de gegevens die hem ter beschikking stonden, zodat het verwijtbaar
is dat hij op de CT-scan van 12 september 2023 van het bekken de abnormale hoeveelheid
vocht in de buik van patiënte niet heeft gezien. Het missen van een afwijking op een
scan is niet per definitie tuchtrechtelijk verwijtbaar. De klacht is pas gegrond als
komt vast te staan dat de wijze waarop de radioloog de CT-scan heeft beoordeeld in
strijd is met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame radioloog mag worden
verwacht. Daarbij is bepalend of de interpretatie van de beelden op de scan en de
verslaglegging daarvan door de radioloog op dat moment verdedigbaar was en niet of
het met de wetenschap van achteraf beter of anders had gekund. Onzorgvuldig en ondeskundige
handelen? Nee
5.3 De radioloog is gevraagd om een CT-scan van 12 september 2023 van het bekken
te beoordelen. Die scan is gemaakt in opdracht van een orthopedisch chirurg. Uit het
verslag van de radioloog, zoals weergegeven in 3.7, blijkt dat de vraagstelling van
de orthopedisch chirurg gericht was op de stand van de heup(prothese) en de schroeven.
Gelet op die vraagstelling is de scan gemaakt en afgebeeld in botsetting. Uit de vermelde
klinische gegevens blijkt dat de heupprothese luxeerde en de beoordeling nodig was
voor het maken van een revisieplan.
5.4 In het verweerschrift en tijdens de zitting heeft de radioloog toegelicht hoe
hij gebruikelijk te werk gaat. Hij bekijkt op de beelden eerst de stand van de heupprothese.
Dan kijkt hij naar mogelijke complicaties in dat gebied, zoals een fractuur of loslating.
Vervolgens kijkt hij naar de stand van de cup en van de steel van de prothese en als
laatste naar mogelijke nevenbevindingen. Zijn bevindingen beschrijft hij in een verslag.
Uit het hiervoor genoemde uitgebreide verslag van de radioloog blijkt dat hij in ieder
geval de aan hem gestelde vraag zorgvuldig heeft beantwoord.
5.5 Klager verwijt de radioloog dat hij onvoldoende onderzoek heeft verricht gelet
op de inhoud van het medisch dossier dat hem ter beschikking stond en de kennis die
hij op grond daarvan had of behoorde te hebben
. Volgens klager volgt bovendien uit de aanwijzingen uit de leidraad dat een radioloog
zijn onderzoek zorgvuldig moet vergelijken met eerdere onderzoeken in bredere zin,
dus niet beperkt tot het onderwerp van de aanvraag, zodat een proactieve(re) houding
van de radioloog vereist was.
5.6 Daarin volgt het college klager niet, omdat dit berust op een verkeerde uitleg
van de leidraad. Radiologen handelen in beginsel reactief op basis van de aanvraag
en de daarin genoemde informatie. Naar het oordeel van het college heeft de radioloog
dat in dit geval ook op de juiste wijze gedaan. De vraagstelling in de aanvraag was
duidelijk. De opdracht aan de radioloog was om de heup(prothese) te beoordelen en
daarvan verslag te doen. Verder was de aanvraag voorzien van voldoende klinische gegevens
om de vraagstelling te beantwoorden. In het verweerschrift en tijdens de zitting heeft
de radioloog toegelicht dat hij geen aanvullende informatie over de medische toestand
van patiënte had ontvangen van de orthopedisch chirurg, die de aanvraag had gedaan,
en ook niet van de laborant, die de CT-scan had gemaakt. Daarover is ook niets genoteerd.
In de aanvraag, en ook in de eerdere door de radioloog behandelde aanvragen, is niets
vermeld waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat sprake was van buikklachten van patiënte.
Vanwege het niet aanwezig zijn van alarmsignalen in deze aanvragen was er dan ook
geen reden en geen verplichting voor de radioloog om in het medisch dossier van patiënte
op zoek te gaan naar verdere informatie over haar gesteldheid. Anders dan klager meent,
hoefde de radioloog onder deze omstandigheden niet de op 16 augustus 2023 gemaakte
CT-scan van de thorax en abdomen van patiënte bij zijn onderzoek te betrekken. Die
opnamen waren namelijk niet van belang voor de beoordeling van de heup(prothese) en
er was, zoals uit het voorgaande volgt, geen aanleiding voor de radioloog om te kijken
naar een mogelijke afwijking in de buik. Ook behoefde de radioloog niet bekend te
zijn met de buikklachten die patiënte sinds begin september 2023 had. Het feit dat
de radioloog eerder, op 2 en 9 september 2023, als radioloog had opgetreden maakt
dit niet anders. Uit het verslag van de radioloog van de CT-scan van 12 september
2023 blijkt dat hij conform de leidraad alle relevante eerdere opnamen van het bekken
en de heup van patiënte bij zijn onderzoek heeft betrokken. De radioloog heeft zijn
bevindingen systematisch en volledig beschreven in zijn verslag en de vraagstelling
over de stand van de heup en de positie van de schroeven beantwoord. Het onderzoek
is naar het oordeel van het college dan ook op de juiste wijze uitgevoerd en ook de
verslaglegging daarvan is goed gedaan.
5.7 Tijdens de zitting heeft de radioloog gezegd dat hij - achteraf gezien - vindt
dat hij op de CT-scan de vochtcollectie in de buik had moeten zien. Dat valt te waarderen,
maar naar het oordeel van het college is het in de gegeven omstandigheden objectief
gezien niet verwijtbaar dat de radioloog deze afwijking, die buiten de vraagstelling
valt, niet heeft gezien. Daarbij weegt het college mee dat de vraagstelling, zoals
gezegd, gericht was op en ook beperkt was tot de stand van de heup(prothese) en de
schroeven. De CT-scan is in botsetting gemaakt en afgebeeld om de heup(prothese) zo
goed mogelijk in beeld te brengen. Dit impliceert een verminderd contrast van de weke
delen en daarmee ook van het vocht in het abdomen. De beeldkwaliteit van de weke delen
is voorts niet optimaal door scattering
als gevolg van de metalen componenten van de prothese. Dit veroorzaakt artefacten,
zoals donkere schaduwen, die de beoordeling bemoeilijken. Verder weegt het college
mee dat er gelet op de aan de radioloog verstrekte opdracht en het aan hem gepresenteerde
klinische beeld ten tijde van het onderzoek geen aanleiding was om bedacht te zijn
op afwijkingen in de buik van patiënte. Bij deze stand van zaken had de radioloog
als redelijk handelend radioloog niet hoeven zien dat er een meer dan normale hoeveelheid
vocht in de buik van patiënte aanwezig was.
Slotsom
5.8 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht ongegrond is. Kostenveroordeling
5.9 Klager heeft verzocht de radioloog te veroordelen in de kosten die hij heeft
gemaakt in deze procedure. Een kostenveroordeling is mogelijk als het college de klacht
(gedeeltelijk) gegrond verklaart en aan de zorgverlener een maatregel oplegt. Nu de
klacht ongegrond is, is dit verzoek niet toewijsbaar.
6.De beslissing
Het college:
-verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door N.H.J. Lafghani, voorzitter, K.A.J.C.M. van den
Berg Jeths-van Meerwijk, lid-jurist, A.S. Fortuin, M.J.C.M. Rutten en M.A.J. Meier,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door I.W.M. Dirksen, secretaris, en in het openbaar
uitgesproken door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op 4 juni 2025.