ECLI:NL:TGZRZWO:2025:75 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8556

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2025:75
Datum uitspraak: 03-07-2025
Datum publicatie: 04-07-2025
Zaaknummer(s): Z2025/8556
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klager kennelijk niet-ontvankelijk wegens misbruik van recht. Klager (tandarts) dient – na diverse eerdere (tucht)klachten – weer een tuchtklacht in tegen een collega tandarts met wie hij een conflict heeft. Ondanks een poging van het Centraal Tuchtcollege tijdens een zitting op 7 april 2025 klager tot andere inzichten te brengen, volhardt klager in zijn handelwijze en heeft hij opnieuw een tuchtklacht tegen aangeklaagde ingediend. De voorzitter komt tot het oordeel dat het belang van klager inmiddels niet meer opweegt tegen het belang van aangeklaagde om te worden beschermd tegen het steeds opnieuw indienen van klachten tegen hem.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Voorzittersbeslissing van 3 juli 2025 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

gemachtigde: mr. L.H.E. Drenthe, advocaat te Amsterdam,

tegen

C,

tandarts,

werkzaam in C,

aangeklaagde.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

  • het klaagschrift met bijlagen, ontvangen per e-mail op 23 mei 2025 en per post op 26 mei 2025.

2. De feiten en eerder gevoerde procedures

2.1 Klager en aangeklaagde zijn tandarts in dezelfde woonplaats. De verhoudingen tussen beide tandartsen zijn al jaren ernstig verstoord. Beide tandartsen hebben gedurende deze periode meerdere (tucht)klachten tegen elkaar ingediend. Zo heeft klager vóór de onderhavige tuchtklacht al zeker vijf tuchtklachten tegen aangeklaagde ingediend. Daarnaast hebben zeker negen patiënten van klager tuchtklachten ingediend tegen aangeklaagde. Een deel daarvan werd in de tuchtklachtprocedure bijgestaan door de gemachtigde van klager. Uit een beslissing van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (hierna: het Centraal Tuchtcollege) van 26 mei 2025 (ECLI:NL:TGZCT:2025:89) blijkt dat de kosten voor deze rechtsbijstand in ieder geval deels betaald zijn door klager. Aangeklaagde heeft twee tuchtklachten tegen klager ingediend.

2.2 Bij beslissing van 23 februari 2024 (ECLI:NL:TGZRZWO:2024:26) heeft het college een klacht van aangeklaagde tegen klager gedeeltelijk gegrond verklaard. Het gegrond verklaarde klachtonderdeel hield in dat klager oncollegiaal handelde door het faciliteren, ondersteunen en aanmoedigen van patiënten om klachten tegen aangeklaagde in te dienen en het zoeken van publiciteit en het onterecht aan de schandpaal nagelen van aangeklaagde. Het college legde klager een berisping op.

2.3 Klager stelde beroep in tegen laatstgenoemde beslissing. Het Centraal Tuchtcollege heeft op 26 mei 2025 op dit beroep beslist (ECLI:NL:TGZCTG:2025:89) en concludeerde dat het college het hierboven weergegeven klachtonderdeel terecht gegrond heeft verklaard, waarbij het Centraal Tuchtcollege aanleiding zag dit klachtonderdeel op een aanvullend punt gegrond te verklaren. Het Centraal Tuchtcollege heeft de beslissing van het college van 23 februari 2024 vernietigd voor wat betreft de maatregel (een berisping). Het Centraal Tuchtcollege heeft klager de maatregel van schorsing opgelegd en bepaald dat deze schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij het college dat gelast op de grond dat klager binnen een periode van twee jaar na deze beslissing direct of indirect een tuchtklacht indient tegen aangeklaagde.

Over de opgelegde maatregel overwoog het Centraal Tuchtcollege:

“4.26 Tussen partijen is sprake van een langdurig conflict. In het kader van dit conflict hebben partijen over en weer bij verschillende instanties klachten tegen elkaar ingediend dan wel laten indienen. In de meeste gevallen is het [klager] die hiertoe het initiatief neemt.

4.27 Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat de voortdurende strijd tussen de beide tandartsen (het vertrouwen in) de tandheelkundige gezondheidszorg ernstig schaadt. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege is de wijze waarop [klager] zich opstelt tegen en zich uitlaat over [aangeklaagde] ernstig in strijd met wat een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Om die reden acht het Centraal Tuchtcollege het van groot belang dat beide partijen stappen ondernemen om de strijd tussen hen beiden te beëindigen.

4.28 Het Centraal Tuchtcollege heeft tijdens de zitting van 7 april 2025 geprobeerd om met partijen afspraken te maken om te bewerkstelligen dat partijen zich (in elk geval gedurende een afgesproken periode) niet negatief uitlaten over elkaar en afzien van het starten of bevorderen van procedures. Dat zou een eerste stap kunnen zijn op weg naar het normaliseren van de onderlinge verhoudingen. Het Centraal Tuchtcollege heeft partijen verder geadviseerd om (eveneens gedurende een nog af te spreken periode) geen patiënten meer van elkaar over te nemen. Hoewel [aangeklaagde] direct instemde met deze voorstellen, bleek [klager] tijdens de zitting niet bereid om deze voorstellen of alternatieven daarvan in overweging te nemen of op andere wijze te onderzoeken, omdat [klager] het als zijn plicht ziet de – naar zijn mening onprofessionele – handelwijze van [aangeklaagde] aan te blijven kaarten. Dit baart het Centraal Tuchtcollege zorgen.

4.29 [Klager] is er op meerdere momenten op gewezen dat zijn handelen niet past binnen de professionele grenzen die gelden in de onderlinge verhouding met collega’s en dat hij met zijn handelen niet alleen [aangeklaagde] beschadigt, maar ook het vertrouwen in de gezondheidszorg. Ondanks deze waarschuwingen en de door het RTG en CIT opgelegde berispingen volhardt [klager] in zijn handelwijze. Zo heeft [klager] recent Woo-verzoeken ingediend bij de NZa en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en heeft op hij 11 juli 2024 een nieuwe tuchtklacht ingediend tegen [aangeklaagde].

4.30 Geen van de door [klager] tot nu toe ingediende klachten heeft het beeld dat [klager] van [aangeklaagde] schetst bevestigd. De stelling van [klager] dat de door hem afgelegde artseneed de verantwoordelijkheid met zich meebrengt dat hij optreedt tegen [aangeklaagde] is daarmee niet houdbaar. Tegelijkertijd dringt het nog altijd niet tot [klager] door dat zijn handelen niet alleen schadelijk is voor [aangeklaagde] maar ook voor het vertrouwen in de beroepsgroep en de gezondheidszorg. Het Centraal Tuchtcollege is daarom van oordeel dat niet kan worden volstaan met een berisping. Het Centraal Tuchtcollege zal [klager] een voorwaardelijke schorsing opleggen voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar onder de voorwaarde dat [klager] afziet van het direct en indirect indienen van tuchtklachten tegen [aangeklaagde]. Dit betekent dat [klager] gedurende de proeftijd geen enkele betrokkenheid mag hebben bij tuchtklachten tegen [aangeklaagde]. Het Centraal Tuchtcollege is ambtshalve met eenparigheid van stemmen tot dit oordeel gekomen. Het Centraal Tuchtcollege gaat er vanuit dat [aangeklaagde], zoals door hem ter zitting toegezegd, van zijn kant ook geen tuchtklachten tegen [klager] zal (laten) indienen.

4.31 Het Centraal Tuchtcollege adviseert partijen daarnaast om over en weer geen patiënten van elkaar aan te nemen. De KNMG-richtlijn ‘Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst’ biedt hiertoe de ruimte. Beide tandartsen hebben een aanzienlijk belang om geen behandelingsovereenkomst aan te gaan met voormalig patiënten van de ander.”

2.4 Klager verzocht op 17 maart 2025 per e-mail aan info@tandartsvanhuizen.nl om een digitale kopie van de röntgenfoto’s en het tandheelkundig dossier van zijn patiënt H. Op 15 mei 2025 stuurde hij per e-mail een herinnering naar hetzelfde e-mailadres. Op 20 mei 2025 verzond de gemachtigde van klager een e-mail aan de advocaat die in eerdere zaken als gemachtigde van aangeklaagde is opgetreden. In deze e-mail gaf de gemachtigde van klager een termijn tot donderdag 22 mei 2025 voor toezending van het patiëntendossier, met de mededeling dat hij zonder nadere aankondiging de maatregelen zou nemen die hij geboden achtte in het geval het gevraagde niet voor afloop van de termijn zou worden ontvangen. In een e-mail van 21 mei 2025 wees de gemachtigde van klager erop dat de termijn en aanzegging onverkort gehandhaafd bleven. Deze laatste e-mail stuurde hij weer aan de advocaat die in eerdere zaken gemachtigde van aangeklaagde was en naar de advocaat die in een latere zaak gemachtigde van aangeklaagde was.

3. De beoordeling

3.1 Klager verwijt aangeklaagde dat hij ondanks herhaalde verzoeken geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek van klager het tandheelkundig dossier van patiënt H. over te dragen.

Ontvankelijkheid
3.2 De voorzitter ziet zich gesteld voor de vraag of klager kan worden ontvangen in zijn klacht.

3.3 Het klachtrecht op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) is een wettelijk recht en een groot goed, maar in uitzonderlijke gevallen mag dit recht worden beperkt. Van een dergelijke uitzondering is (onder andere) sprake als degene die zijn recht uitoefent, in redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen, gezien de onevenredigheid tussen het belang bij die uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad. In zo’n geval is sprake van misbruik van recht. Het recht, ook het tuchtrecht, behoort bescherming te bieden tegen misbruik van recht (zie bijvoorbeeld artikel 3:13 jo. 3:15 van het Burgerlijk Wetboek en de uitspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State van 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4129). De doelen van het tuchtrecht zijn het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg en de bescherming van de patiënt tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van zorgverleners. Het medisch tuchtrecht is niet bedoeld als instrument waarmee een zorgverlener een andere zorgverlener met wie deze een conflict heeft, telkens opnieuw tot een juridische procedure kan dwingen.


3.4 De voorzitter moet in dit geval dan ook afwegen of het belang van klager bij het indienen van de huidige klacht zwaarder moet wegen dan de bescherming van aangeklaagde tegen herhaalde tuchtklachten. Bij deze belangenafweging is het volgende van belang.

3.5 Zoals hiervoor in de feiten al opgenomen zijn partijen in een jarenlang conflict verwikkeld, wat heeft geleid tot tuchtklachten over en weer. Uit de hiervoor onder de feiten genoemde beslissing van 26 mei 2025 blijkt dat het Centraal Tuchtcollege tijdens de zitting op 7 april 2025 heeft geprobeerd om met partijen afspraken te maken. Dit om te bewerkstelligen dat partijen zich (in elk geval gedurende een afgesproken periode) niet negatief zouden uitlaten over elkaar en af zouden zien van het starten of bevorderen van procedures. In tegenstelling tot aangeklaagde bleek klager niet bereid dit in overweging te nemen.


3.6 Zoals het Centraal Tuchtcollege in de beslissing van 26 mei 2025 heeft overwogen is klager er op meerdere momenten op gewezen dat zijn handelen niet past binnen de professionele grenzen die gelden in de onderlinge verhouding met collega’s en dat hij met zijn handelen niet alleen aangeklaagde beschadigt, maar ook (het vertrouwen in) de tandheelkundige gezondheidszorg. Ondanks eerdere maatregelen en ondanks de poging van het Centraal Tuchtcollege klager tijdens de zitting van 7 april 2025 tot andere inzichten te brengen, volhardt klager in zijn handelwijze en heeft hij wéér een tuchtklacht ingediend tegen aangeklaagde.

3.7 De voorzitter is van oordeel dat onder de hiervoor geschetste omstandigheden klager met zijn klacht niet (langer) het bewaken van de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg voor ogen heeft, maar de klacht alleen heeft ingediend als instrument in het zich inmiddels voortslepende conflict met aangeklaagde. Daar tegenover staat het belang van aangeklaagde dat er op enig moment een eind komt aan de strijd van klager tegen hem. In het kader van de eerdere tuchtprocedures heeft aangeklaagde telkens verweer gevoerd. Hij is de afgelopen jaren veelvuldig met klacht- of beroepsprocedures van klager en/of patiënten van klager geconfronteerd, en nu wordt weer een klacht over zijn handelen ingediend. Het is de voorzitter bekend dat tuchtklachten een grote impact kunnen hebben op zorgverleners, vanwege de daarmee gemoeide tijd, energie en kosten.

3.8 Bij afweging van de belangen van klager en aangeklaagde, komt de voorzitter tot het oordeel dat het belang van klager inmiddels niet meer opweegt tegen het belang van aangeklaagde om te worden beschermd tegen het steeds opnieuw indienen van klachten tegen hem. Met een dergelijke tuchtklacht worden de belangen van aangeklaagde onevenredig geschaad. Door deze klacht toch in te dienen maakt klager misbruik van recht.

3.9 Klager zal om die reden kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard.

4. De beslissing

De voorzitter verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven op 3 juli 2025 door M.J.C. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door M. Keukenmeester, secretaris.

secretaris voorzitter

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • de voorzitter u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  2. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.