ECLI:NL:TADRSHE:2025:104 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-163/DB/ZWB
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2025:104 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-07-2025 |
Datum publicatie: | 07-07-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-163/DB/ZWB |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat, aan wie klagers dossier door de rechtsbijstandsverzekeraar is uitbesteed. De raad is van oordeel dat niet valt in te zien op welk punt verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder heeft na ontvangst van de doorverwijzing van de verzekeraar gedaan wat van hem mocht worden verwacht, toen klager protesteerde heeft verweerder pas op de plaats gemaakt en na ontvangst van een bericht van mr. M dat hij klager verder zou bijstaan heeft verweerder zich onttrokken. Ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 7 juli 2025
in de zaak 25-163/DB/ZWB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 18 juli 2024 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: “de deken”).
1.2 Op 13 maart 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K24-062 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 12 mei 2025. Verschenen zijn klager en verweerder.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.
2. FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager is door zijn wederpartij gedagvaard tegen 17 juli 2024. Klager is voor de kosten van rechtsbijstand verzekerd bij [naam verzekeraar], hierna: “de verzekeraar”. Klager heeft de kwestie gemeld bij de verzekeraar.
2.3 Verweerders kantoor heeft een verwijzingsarrangement met de verzekeraar.
2.4 De verzekeraar heeft de behandeling van de zaak op vrijdag 12 juli 2024 om 18.00 uur uitbesteed aan verweerders kantoor. De verzekeraar heeft daarbij opgemerkt dat de zaak spoed had omdat klager was gedagvaard tegen 17 juli 2024. Verweerders kantoor heeft de zaak op maandagochtend 15 juli 2024 in behandeling genomen. In dat kader is bij e-mail van 15 juli 2024 om 10:26 uur aan klager bericht dat verweerder de zaak zou behandelen.
2.5 Op 15 juli 2024 heeft verweerder zich als advocaat voor klager gesteld bij de rechtbank voor de zitting van 17 juli 2024. Eveneens op 15 juli 2024 heeft verweerder klager verzocht om hem nadere stukken toe te sturen en hem uitgenodigd voor een gesprek. Diezelfde dag heeft klager verweerder bericht dat er sprake was van een misverstand en dat hij niet door verweerder, maar door zijn eigen advocaat, mr. M, wilde worden bijgestaan. Verweerder heeft daarop aan klager bericht dat hij geen verdere werkzaamheden zou verrichten totdat duidelijk was of mr. M klager verder zou bijstaan. Klager heeft verweerder vervolgens verweten dat hij termijnen liet verlopen, dat hij zich zonder voorafgaand overleg met klager had gesteld en dat er aan zijn zijde sprake was van Brabantse arrogantie. Klager heeft verweerder verzocht om voor 16 juli 2024 15.00 uur alle correspondentie aan klager toe te sturen. Verweerder heeft klager daarop bericht dat hij weldegelijk van de verzekeraar de opdracht had gekregen om klager bij te staan, dat er geen termijnen waren verlopen, dat hij zich had gesteld om de termijn veilig te stellen en dat hij zich zou onttrekken zodra hij van mr. M het bericht had ontvangen dat hij zich had gesteld. Ook heeft verweerder klager bericht dat hij behalve de dagvaarding en de tussen klager en verweerder gevoerde correspondentie niet over stukken beschikte.
2.6 Op 17 juli 2024 heeft mr. M verweerder bericht dat hij klager verder zou bijstaan. Verweerder heeft zich vervolgens onttrokken.
2.7 Op 18 juli 2024 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.
3. KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
1. Verweerder heeft zich gesteld zonder klagers instemming;
2. Verweerder heeft zich niet onttrokken na klagers verzoek daartoe;
3. Verweerder heeft klager geen afschrift verstrekt van de opdracht/correspondentie met Achmea Rechtsbijstand en zijn correspondentie met de rechtbank;
4. Verweerder heeft zich arrogant opgesteld.
4. VERWEER
4.1 Verweerder heeft verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5. BEOORDELING
5.1 Toetsingskader
Deze klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat. Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.
5.2 De klachtonderdelen hangen nauw met elkaar samen en lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Vast staat dat de verzekeraar de behandeling van klagers zaak heeft uitbesteed aan verweerders kantoor en daarbij uitdrukkelijk heeft gewezen op de lopende termijn, nu klager was gedagvaard tegen 17 juli 2024. Verweerder heeft gevolg gegeven aan het verzoek van de verzekeraar om de zaak in behandeling te nemen, hetgeen aan klager is medegedeeld. Verweerder heeft zich voorts als advocaat van klager gesteld bij de rechtbank. Klager heeft geprotesteerd tegen verweerders bijstand, waarop verweerder klager heeft bericht dat hij geen verdere werkzaamheden zou verrichten en dat hij zich zou onttrekken zodra duidelijk was dat klager verder door mr. M zou worden bijgestaan.
5.3 De raad is van oordeel dat niet valt in te zien op welk punt verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder heeft na ontvangst van de doorverwijzing van de verzekeraar gedaan wat van hem mocht worden verwacht, toen klager protesteerde heeft verweerder pas op de plaats gemaakt en na ontvangst van een bericht van mr. M dat hij klager verder zou bijstaan heeft verweerder zich onttrokken. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten is geenszins sprake. Dat verweerder over andere stukken beschikte dan de dagvaarding en de met klager gevoerde correspondentie is niet gebleken. Het feit dat verweerder niet op eerste verzoek van klager het verwijzingsdocument van de verzekeraar aan klager heeft verstrek is onvoldoende aanleiding om verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Dat verweerder klager arrogant of anderszins tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft bejegend is tot slot niet gebleken.
5.4 De raad zal de klacht op grond van het voorgaande in alle onderdelen ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, M. Callemeijn, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier, en uitgesproken op 7 juli 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 7 juli 2025