Zoekresultaten 131-140 van de 20282 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:60 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-691/DH/DH

    Raadsbeslissing. Klacht van erfgenaam over de executeur-afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap. Klacht over excessief declareren is (op dit moment) niet-ontvankelijk, omdat de declaraties nog niet vaststaan. Verweerster moet daarover eerst rekening en verantwoording afleggen bij het afwikkelen van de nalatenschap. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de woning uit de nalatenschap aan haar eigen dochter/secretaresse te verkopen en door te proberen dit te verhullen aan de erfgenamen. Onvoorwaardelijke schorsing van 6 weken.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:70 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-408/AL/GLD

    De raad verklaart een verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:64 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-621/AL/OV

    Klacht over eigen advocaat. De raad is van oordeel dat op grond van de stukken in het klachtdossier niet is gebleken dat de juridische bijstand door verweerder ondermaats is geweest. De door klager gegeven onderbouwing van dit verwijt is onvoldoende om tot die conclusie te komen. De raad verklaart de klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:61 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-700/DH/DH/D

    Dekenbezwaar. Schending van de geheimhoudingsplicht door uitlatingen aan de pers. Voorwaardelijke schorsing van 2 weken.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:71 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-598/AL/MN

    De raad verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:65 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-542/AL/GLD

    Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat, onder meer over het onttrekken aan de zaak door verweerder, wordt ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:62 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-013/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over door de advocaat van de wederpartij ingenomen standpunten kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:45 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-752/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familiekwestie. De raad stelt vast dat een eerdere behandeling van de klacht als gevolg van een verzoek om uitstel van verweerder niet is doorgegaan. De raad betreurt het dat verweerder niet is verschenen en hij daardoor eventuele vragen van de raad niet heeft kunnen beantwoorden. De raad is van oordeel dat het hiervoor genoemde verweer van verweerder moet worden gepasseerd. Klaagster heeft ter zitting van de raad onweersproken gesteld dat de dochter verweerder nooit heeft gesproken, dat de dochter nooit op verweerders kantoor is geweest en dat de dochter verweerder ook geen opdracht heeft gegeven voor het aanhangig maken van een kort geding jegens klaagster. De raad heeft in de overlegde stukken ook geen opdrachtbevestiging aangetroffen, waaruit blijkt van een door de dochter aan verweerder verstrekte opdracht. Naar het oordeel van de raad is dan ook niet gebleken dat de dochter aan verweerder de opdracht heeft verstrekt om jegens klaagster op te treden en jegens klaagster een kort geding procedure aanhangig te maken. Door in de eerste brief aan klaagster een kort geding aan te zeggen en in november 2022 het kort geding ook daadwerkelijk aanhangig te maken, heeft verweerder onnodig polariserend opgetreden. Aldus heeft verweerder naar het oordeel van de raad niet gehandeld overeenkomstig hetgeen van een advocaat in familiekwesties als de onderhavige mag worden verwacht en heeft hij de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid overschreden. De raad is op grond van het voorgaande van oordeel dat de klacht gegrond is. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:46 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-676/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat over de financiële gang van zaken. Het verwijt dat verweerster, zonder klaagster vooraf te informeren en ondanks het feit dat zij was toegevoegd, honorarium bij klaagster in rekening heeft gebracht, is deels niet-ontvankelijk op grond van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet en deels ongegrond. Van handelen in strijd met gedragsregel 18 is niet gebleken. Het verwijt dat verweerster klaagster het verschil in premie voor verweersters beroepsaansprakelijkheidsverzekering gedurende drie jaar heeft laten betalen is eveneens op grond van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:47 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-524/DB/ZWB

    Verzet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.