ECLI:NL:TADRARL:2025:141 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-863/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:141
Datum uitspraak: 26-05-2025
Datum publicatie: 04-06-2025
Zaaknummer(s): 24-863/AL/GLD
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 26 mei 2025
in de zaak 24-863/AL/GLD

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 27 januari 2025 op de klacht van:


klaagster

over

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 27 april 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 25 november 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 24/50 van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 27 januari 2025 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Op 20 februari 2025 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 12 mei 2025. Daarbij waren klaagster en verweerster aanwezig.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET

2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

I) Ten aanzien van klachtonderdeel a heeft de voorzitter miskend dat de onjuistheid die verweerster in de memorie van antwoord heeft opgenomen zodanig is, dat sprake is van onbetamelijkheid en onzorgvuldigheid.

II) De voorzitter heeft bij de beoordeling van klachtonderdeel c miskend dat wel degelijk sprake was van HIC en dat de ontkenning daarvan door verweerster onnodig grievend is voor klaagster.

III) Op 9 december 2024 heeft klaagster aanvullende gegevens ingediend bij de raad. Het betreft een interne mailwisseling die klaagster van SAR heeft ontvangen. Uit deze mailwisseling blijkt volgens klaagster dat verweerster klaagsters behandelaar onder druk heeft gezet om de zaak zo snel mogelijk te beƫindigen. Klaagster heeft erop gewezen dat dit onderdeel niet in de uitspraak van de voorzitter terugkomt. Klaagster heeft de raad verzocht dit alsnog mee te nemen in de beoordeling.

2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT

3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING

Omvang van het verzet

4.1 De raad stelt voorop dat klaagster tegen het oordeel van de voorzitter over klachtonderdeel b in verzet niet is opgekomen. Het oordeel van de voorzitter over dat klachtonderdeel staat dus vast.

Maatstaf

4.2 Voordat de raad de klachtonderdelen a en c inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten of een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast.

Aanvullende stukken

4.3 Over de aanvullende stukken van 9 december 2024 overweegt de raad dat uit de beslissing van de voorzitter blijkt dat hij er kennis van heeft genomen. Naar het oordeel van de raad mocht de voorzitter ervan uitgaan dat het stuk was bedoeld als aanvulling op de onderbouwing van de klacht. Voor zover moet worden aangenomen dat de voorzitter het stuk had moeten aanmerken als een nieuw klachtonderdeel, geldt dat klaagster deze aanvulling te laat heeft ingediend. Een klacht moet immers worden ingediend bij en onderzocht door de deken. Uitbreiding van de klacht in het stadium dat deze al ter beoordeling voorligt aan de tuchtrechter kan niet. Naar het oordeel van de raad kan de omstandigheid dat de voorzitter in zijn beslissing niet expliciet aandacht heeft besteed aan de aanvullende stukken daarom niet leiden tot gegrondheid van het verzet.

Overige gronden van verzet

4.4 De raad is verder van oordeel dat de door klaagster aangevoerde overige gronden van verzet niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Daarmee hoeft in redelijkheid niet te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is.

4.5 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. M.M. Kuyp en P.Th. Mantel, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op : 26 mei 2025