ECLI:NL:TADRARL:2025:148 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-611/AL/NN 24-612/AL/NN 24-613/AL/NN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:148
Datum uitspraak: 02-06-2025
Datum publicatie: 04-06-2025
Zaaknummer(s):
  • 24-611/AL/NN
  • 24-612/AL/NN
  • 24-613/AL/NN
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 2 juni 2025

in de gelijktijdig behandelde zaken 24-611/AL/NN, 24-612/AL/NN en 24 613/AL/NN

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissingen van de voorzitter van de raad van discipline van 18 december 2024 op de klachten van:

klager

over

(24-611/AL/NN)
verweerder

en

(24-612/AL/NN)
verweerder

en
(24-613/AL/NN)
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURES

1.1 Op 20 februari 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) klachten ingediend over (ieder van) verweerders.

1.2 Op 19 augustus en 13 november 2024 heeft de raad de klachtdossiers met kenmerken 2024 KNN020 / 2313824 (24-611/AL/NN), 2024 KNN022 / 2313851 (24-612/AL/NN) en 2024 KNN021 / 2313835 (24-613/AL/NN) van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissingen van 18 december 2024 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klachten niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissingen zijn aan partijen verzonden op 18 december 2024.

1.4 Op 16 januari 2025 heeft klager verzet ingesteld tegen (ieder van) de beslissingen van de voorzitter. De raad heeft de verzetschriften op 16 januari 2025 ontvangen.

1.5 Het verzet in de drie zaken is gelijktijdig behandeld op de zitting van de raad van 11 april 2025. Daarbij waren klager, vergezeld van P en verweerders aanwezig.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissingen van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissingen zijn gebaseerd en van de verzetschriften.

2 VERZET

2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

- Ten onrechte heeft de voorzitter geoordeeld dat klager een beroep doet op de uitzonderingsgrond van artikel 46g lid 2 Advocatenwet. Klager doet een beroep op artikel 46g lid 1 Advocatenwet. Klager heeft pas op 22 februari 2021 objectieve kennis verkregen van het handelen of nalaten van verweerders. Toen heeft een faillissementsmedewerker van een advocatenkantoor schriftelijk bevestigd dat de digitale administratie op de Cd-Rom aan de wettelijke eisen voldoet. Daarvoor beschikte klager slechts over subjectieve wetenschap.

- Ten onrechte heeft de voorzitter geoordeeld dat de termijn voor het indienen van zijn klachten is aangevangen op 9 mei 2019. Het betoog van klager op de zitting die dag was gebaseerd op subjectieve wetenschap. Objectieve kennis over de administratie op de Cd-rom is pas op 22 februari 2021 verkregen.

- De voorzitter heeft onvoldoende rekening gehouden met de positie van klager als leek. Van klager kan niet worden verwacht dat hij eerder dan 22 februari 2021 tot een objectief oordeel kon komen.

- Ten onrechte stelt de voorzitter dat de klacht betrekking heeft op de gebeurtenissen op de comparitie van partijen van 9 mei 2019. Klager stelt dat zijn klacht ziet op de jarenlange ontkenning van het bestaan van een administratie die aan de wettelijke eisen voldoet.

2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijvingen komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT

Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klachten verwijst de raad naar de beslissingen van de voorzitter.

4 BEOORDELING

4.1 Voordat de raad de klachten inhoudelijk kan beoordelen moet (in ieder van de drie zaken) sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft in ieder van de drie zaken bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Daarmee hoeft in redelijkheid niet te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is.

4.3 Omdat het verzet tegen de beslissingen van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klachten. De raad zal het verzet in alle drie zaken daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:
- verklaart het verzet in de zaken 24-611/AL/NN, 24-612/AL/NN en 24-613/AL/NN ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. G.N. Paanakker, H.K. Scholtens, S.J. de Vries en V.S.A.W. Wegter, leden, bijgestaan door mr. S.J. Velsink, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op : 2 juni 2025