ECLI:NL:TADRARL:2025:146 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-027/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:146 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-05-2025 |
Datum publicatie: | 04-06-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-027/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet niet ontvankelijk omdat het te laat is ingediend. De termijnoverschrijding is niet verschoonbaar. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 26 mei 2025
in de zaak 25-027/AL/GLD
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 24 februari 2025 op de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 21 juni 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 13 januari 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 24/72 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 24 februari 2025 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard en gedeeltelijk kennelijk ongegrond. De beslissing is op 24 februari 2025 naar partijen verzonden.
1.4 Bij e-mail van 31 maart 2025 heeft klager zijn bezwaar geuit tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het bericht aangemerkt als verzet zoals bedoeld in artikelen 46j en 46h Advocatenwet.
1.5 De raad heeft verder kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter en van de volgende berichten:
- de e-mail van klager van 31 maart 2025;
- de brief van 1 april 2025 van de griffier aan klager;
- de reactie van klager van 4 april 2025 op de brief van de griffier;
- de brief van 13 april 2025 van verweerder, waarin hij onder meer laat weten
geen bezwaar te hebben tegen de schriftelijke behandeling van de vraag of het verzet
van klager tijdig is ingediend;
1.6 De raad heeft de zaak in raadkamer behandeld op basis van de hiervoor genoemde stukken.
2 ONTVANKELIJKHEID VERZET
2.1 De raad stelt vast dat klager tot en met 26 maart 2025, 30 dagen na de verzending van de beslissing van de voorzitter, de tijd had om verzet in te stellen. Het verzet is echter ontvangen op 31 maart 2025 en dat is te laat.
2.2 Klager heeft de gelegenheid gekregen om toe te lichten waarom het verzet niet tijdig is ingediend. Hij heeft daarover aangevoerd dat, zakelijk weergegeven, hij door verweerder zeer is benadeeld, maar dat de deken hem niet heeft geholpen om de klacht zodanig te formuleren dat klager wel wordt gehoord. Na ontvangst van de beslissing van de voorzitter was klager zo van streek dat hij niet in staat was om tijdig zijn verzet op te tekenen. Dat het niet is gelukt om binnen 30 dagen verzet in te dienen geeft volgens klager alleen maar aan hoe actueel en gegrond zijn klacht is. Door de manier waarop klager door de advocatuur is behandeld is hij “totaal niet meer in staat om nog enigszins te functioneren”, ook niet waar het gaat om een voor klager belangrijk verzet tegen de voorzittersbeslissing.
2.3 De raad stelt voorop dat sprake kan zijn van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding bij bijzondere omstandigheden die de indiener van het verzetschrift betreffen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan persoonlijke omstandigheden, zoals psychisch onvermogen, ernstige ziekte of een ongeval. Daarnaast kan worden gedacht aan externe omstandigheden die voor overbelasting of stress bij de indiener zorgen, zoals een natuurramp of een woningbrand. Als zich bijzondere omstandigheden als hier bedoeld voordoen, moet de indiener minder snel worden tegengeworpen dat deze zaken had kunnen organiseren om termijnoverschrijding te voorkomen, zoals het inschakelen van een gemachtigde of andere bijstandsverlener.
2.4 Naar het oordeel van de raad zijn de omstandigheden die volgens klager hebben geleid tot het te laat indienen van het verzet niet zodanig bijzonder dat moet worden aangenomen dat de overschrijding van de termijn van 30 dagen verschoonbaar is. Indien en voor zover klager in zijn brief van 4 april 2025 een beroep doet op psychisch onvermogen, is dit onvoldoende onderbouwd. De raad zal klager daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzet.
2.5 Bij deze stand van zaken komt de raad niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het verzet.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. M.M. Kuyp en P.Th. Mantel, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 26 mei 2025