Zoekresultaten 1441-1460 van de 14232 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:162 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5135

    Klacht over een door verweerder uitgevoerd Pro Justitia onderzoek naar klager. Klager is het niet eens met de wijze van totstandkoming en de conclusies van het onderzoek. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:158 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5298

    De klacht tegen een huisarts gaat over oogklachten van klaagster. Klaagster verwijt de huisarts dat hij voortekenen van acuut glaucoom heeft gemist en haar te laat en niet met spoed heeft verwezen naar de oogarts. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond omdat de huisarts voldoende onderzoek heeft gedaan naar de oogklachten van klaagster. De oogklachten van klaagster gaven op die momenten geen aanleiding voor een (spoed)verwijzing naar de oogarts. In tegenstelling tot het standpunt van klaagster zijn de eerdere oogklachten geen voortekenen geweest van acuut glaucoom. Acuut glaucoom kent geen voortekenen en het handelen van de huisarts is tuchtrechtelijk niet verwijtbaar.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:161 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5136

    Klacht over een door verweerder uitgevoerd Pro Justitia onderzoek naar klager. Klager is het niet eens met de wijze van totstandkoming en de conclusies van het onderzoek. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:212 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5391

    Gegronde klacht tegen een psychiater. Klagers hebben over de verdachte in een strafzaak waarvoor veel maatschappelijke belangstelling bestaat, gezamenlijk een Pro Justitia (PJ)-rapport opgemaakt. Verweerder heeft zich in een artikel in een landelijk dagblad kritisch over dit rapport van klagers uitgelaten. Volgens klagers heeft hij zich daarbij onprofessioneel, onjuist, onzorgvuldig en oncollegiaal over hen en hun werk uitgelaten. Klagers zijn ontvankelijk in hun klacht, het handelen van verweerder kan worden beoordeeld onder de tweede tuchtnorm. Het college komt tot het oordeel dat verweerder als psychiater niet respectvol en onvoldoende zorgvuldig jegens klagers heeft gehandeld. Hij had niet mogen instemmen met de publicatie van zijn uitspraken in de huidige formulering, zonder nadere toelichting en zonder genuanceerdere informatie. Daarmee heeft hij gehandeld in strijd met wat een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Gelet op de deskundigheid van verweerder op het gebied van de forensische psychiatrie en PJ-rapportage, en op zijn positie als hoogleraar mag van hem worden verwacht dat hij zich goed bewust is van de implicaties van zijn uitspraken in openbare publicaties als het onderhavige krantenartikel. Deze kunnen niet worden beschouwd als een ongelukkige vergissing. Uit de e-mailwisseling en het gesprek met klagers na de publicatie is ook gebleken dat daarvan geen sprake is geweest. Klacht gegrond, berisping.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:213 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5441

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater dat hij een oordeel over klager heeft geveld zonder hem te hebben gezien en dat er onwaarheden in de medische verklaring van de psychiater staan. Het college is er mede door een ondersteunende notitie van een verpleegkundige voldoende van overtuigd dat de psychiater klager persoonlijk heeft gezien en onderzocht voordat hij de medische verklaring ten behoeve van een zorgmachtiging heeft opgesteld. Omdat de psychiater alle feiten heeft overgenomen uit het medisch dossier van klager, kan de eventuele onjuistheid daarvan hem niet worden verweten. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:130 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1757

    Klacht tegen orthopedisch chirurg. Bij klaagster werd na een val een wervelbreuk vastgesteld. De orthopedisch chirurg heeft in opdracht van de rechtsbijstandsverzekering van klaagster een expertiserapport uitgebracht ter beantwoording van de vraag of sprake is geweest van medisch onzorgvuldig handelen met betrekking tot de wervelbreuk. Klaagster verwijt de orthopedisch chirurg dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte en valse rapporten heeft overgenomen uit het dossier van het ziekenhuis. Ook verwijt zij de orthopedisch chirurg dat hij niet heeft gereageerd op klaagsters sommatie om bewijs te leveren van de stelling dat zij aan de poliomyelitis uit haar jeugd klachten en/of afwijkingen had overgehouden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:131 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1809

    Klacht tegen psychiater. Klager is beroepschauffeur en rijdt op een vrachtwagen. De psychiater heeft klager op verzoek van het CBR onderzocht in het kader een psychiatrische keuring ten behoeve van een rijbewijsverlenging. Op grond van het keuringsrapport is klager niet rijgeschikt verklaard. Klager verwijt de psychiater onder meer dat het onderzoek onterecht en zonder zijn medeweten en instemming is uitgebreid naar een alcoholonderzoek en dat de psychiater te veel waarde heeft gehecht aan de uitkomsten van het bloedonderzoek (CDT-waarde). Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht (deels) gegrond en legt aan de psychiater de maatregel van waarschuwing op. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep, verklaart de klacht alsnog ongegrond en verstaat dat de waarschuwing is komen te vervallen. Alles overziend is het CTG van oordeel dat ook als de psychiater kennis had gedragen van het feit dat klager ten tijde van het onderzoek vakantie had en daarom sprake was van een hoger alcoholgebruik dan normaal (maar zij was daarvan niet op de hoogte), dit niet noodzakelijkerwijs tot een ander advies had geleid.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:132 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1792

    Klacht tegen een orthopedisch chirurg. In februari 2018 heeft de orthopedisch chirurg bij klaagster een heupprothese geplaatst. Nadien is klaagster meerdere malen ter controle gezien en onderzocht wegens aanhoudende pijnklachten. Op 2 maart 2020 heeft een arthrogram plaatsgevonden. De radioloog concludeerde dat er geen argumenten voor loslating waren. Klaagster heeft zich voor een second opinion gewend tot een ander ziekenhuis. Klaagster verwijt de orthopedisch chirurg dat zij de heup niet goed heeft geplaatst. Na de operatie kwam er veel wondvocht vrij. Bovendien hield zij klachten. Een verbetering deed zich niet voor. In december 2021 is klaagster opnieuw geopereerd. Klaagster heeft het idee dat er te veel mensen in opleiding bij de operatie aanwezig waren en dat de orthopedisch chirurg haar aandacht er niet goed bij heeft gehad. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:211 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5322

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een uroloog. Bij klager is een frenulumplastiek uitgevoerd door de uroloog. Klager verwijt de uroloog onder andere dat hij klager tijdens de operatie heeft gedwongen om te kijken, terwijl klager uitdrukkelijk kenbaar maakte dat hij dat niet wilde en dat hij niet naar de klachten van klager heeft geluisterd nadat de wond niet goed was geheeld. Het college onderschrijft dat het laten meekijken van een patiënt aan het einde van de ingreep – voordat de wond verbonden wordt - binnen de beroepsgroep gebruikelijk is, en ook nodig om ervoor te zorgen dat de patiënt goed voorbereid is op wat hij eenmaal thuis kan verwachten. Het college kan niet vaststellen dat de uroloog daarbij dwang heeft gebruikt. Verder is het college van oordeel dat de uroloog het genezingsproces adequaat heeft beoordeeld, voldoende aandacht heeft gehad voor de klachten van klager en hem daarbij correct heeft geadviseerd. Tijdens de controleafspraken stond de wondgenezing centraal en midden in het genezingsproces kan niet vooruit worden gelopen op het eindresultaat van de frenulumplastiek en de uiteindelijke conditie van de voorhuid. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:56 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4891

    Klacht tegen Gz-psycholoog kennelijk ongegrond. Tijdens klagers verblijf in detentie is door het Openbaar Ministerie aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) verzocht om een zogeheten trajectconsult uit te voeren omtrent de vraag of een pro Justitia onderzoek geestvermogens bij klager geïndiceerd was. Klager en zijn moeder verwijten de Gz-psycholoog dat zij heeft geweigerd inzage in het medisch dossier te verstrekken en dat zij daarna heeft geweigerd om het dossier te corrigeren. De voorzitter komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. Dat de Gz-psycholoog heeft geweigerd inzage te verstrekken in het dossier dan wel het dossier te corrigeren kan niet worden vastgesteld.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:157 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5532

    Klacht tegen inrichtingsarts ongegrond. Klager verblijft in een Penitentiaire Inrichting. Verweerder is als huisarts en justitieel geneeskundige werkzaam in deze PI. Vóór zijn detentie was klager volledig arbeidsongeschikt verklaard. Hij is het niet eens met het advies van de inrichtingsarts om hem arbeidsgeschikt te verklaren. Ook verwijt klager de inrichtingsarts dat hij hem geen (duidelijke) uitleg daarover heeft gegeven. Het college oordeelt dat de inrichtingsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:57 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4782

    Klacht tegen Gz-psycholoog kennelijk ongegrond. Over klaagsters zoon is, in opdracht van het Openbaar Ministerie, een pro Justitia rapport opgemaakt door een psycholoog van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). Klaagster was als referent in het onderliggende onderzoek betrokken. Omdat klaagster en haar zoon het niet eens waren met de inhoud van het rapport, hebben zij zich nadien meermaals tot verweerder gewend in zijn hoedanigheid van manager. De klacht gaat er over dat klaagster haar correctierecht ten aanzien van het pro Justitiarapport niet heeft kunnen toepassen. De voorzitter komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. Verweerder was op het moment van uitbrengen van het rapport nog niet als manager bij het NIFP werkzaam. Het is bovendien aan de psycholoog als rapporteur om een referent in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van diens correctierecht. Dit betekent dat aan verweerder hierover geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:156 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5417

    Klacht tegen uroloog ongegrond. Bij klager heeft in 2020 een partiële nefrectomie plaatsgevonden vanwege een niertumor. Een jaar later is ter controle een CT-scan van de borstkas en de buik van klager gemaakt. In het verslag van de radioloog stond dat er geen aanwijzingen waren voor een recidief of uitzaaiingen; wel werd een vergrote prostaat, uitpuilend in de blaas vastgesteld. De uroloog heeft de uitslag met klager besproken. Hij heeft de vergrote prostaat niet gemeld omdat klager geen klachten had. Elf maanden later bleek klager uitgezaaide prostaatkanker te hebben. Klager verwijt de uroloog dat hij hem niet op de hoogte heeft gebracht van de bevinding van de radioloog. Als de uroloog dat wel had gedaan dan had klager actie kunnen ondernemen en had de prostaattumor in een veel eerder stadium ontdekt kunnen worden. De uroloog heeft het klaagschrift gemotiveerd betwist. Het college oordeelt dat de uroloog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2023:9 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2022/08

    Kat. De dierenarts is zowel tekortgeschoten in de toepassing van de cascaderegeling als in de verslaglegging van die toepassing. Beroep gegrond, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:55 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4653

    KNO-arts. Klager verwijt de KNO-arts dat hij zijn overleden vrouw (patiënte) onvoldoende aandacht heeft gegeven en niet serieus heeft genomen (a) en patiënte een ‘hypochonder’ heeft genoemd (b).College: Uit dossier blijkt dat de KNO-arts onderzoeken heeft laten doen. Hij heeft de onderzoeken laten verrichten die passend waren bij de klachten van de patiënte. Ongegrond. De KNO-arts stelt patiënte geen hypochonder te hebben genoemd. Voor het college niet vast te stellen wat er is gezegd. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:51 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4501

    Klacht tegen internist kennelijk ongegrond. De klacht is ingediend door een nabestaande van een patiënt. Klaagster is niet tevreden over de behandeling die haar moeder heeft gekregen en de communicatie tijdens de ziekenhuisopname. Klaagster verwijt de internist zij haar niet goed geïnformeerd heeft over de behandeling, het medisch dossier onjuistheden bevat en er onvoldoende naar patiënt en naar klaagster is geluisterd. De internist was afgezien van één dagdienst, waarop een familiegesprek heeft plaatsgevonden, niet betrokken bij de behandeling van patiënt. Het college oordeelt dat de internist niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:52 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2023/5344

    klacht dat cardioloog geen goede diagnose heeft gesteld, waardoor klagers echtgenote is komen te overlijden. Tijdens de obductie zijn er zaken naar boven gekomen die volgens klager niet gemist hadden mogen worden. Het college oordeelt dat de cardioloog voldoende onderzoek heeft gedaan naar de hartklachten van patiënte. Zo is er een echo van het hart gemaakt, er heeft CT-onderzoek plaats gevonden (CT coronairen) en ook een hartkatheterisatie. Er werden geen voor hartklachten relevante afwijkingen aangetroffen waarop de cardioloog had moeten behandelen. Dit komt overeen met de bevindingen bij de obductie. Dat uit het obductierapport blijkt dat sprake blijkt te zijn geweest van een vergroot hart, maakt het voorgaande niet anders. Van een onjuiste diagnose of het missen van aandoeningen is niet gebleken. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:53 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4651

    Huisarts. Klager verwijt de huisarts dat hij zijn overleden vrouw (patiënte) onvoldoende aandacht heeft gegeven en niet serieus heeft genomen (a) en niet heeft ingegrepen en zelf niet is gekomen met het voorstel een andere arts te raadplegen (b). Na onderzoek bleek dat patiënte een tumor in haar keel had.College: de huisarts heeft vele (uitvoerige) gesprekken gevoerd met patiënte en waar nodig actie ondernomen. Ongegrond.De huisarts heeft patiënte verwezen in verband met de slikklachten. Ook fysiotherapie, logopedie en psychologische hulp zijn besproken en ingezet. Na sterke toename klachten verwijzing naar een UMC. Niet gebleken dat de huisarts niet heeft ingegrepen of nog naar andere artsen had moeten verwijzen.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:54 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4652

    KNO-arts. Klager verwijt de KNO-arts dat hij zijn overleden vrouw (patiënte) onvoldoende aandacht heeft gegeven en niet serieus heeft genomen (a) en de familie heeft gebeld om de familie te condoleren, terwijl de patiënte niet overleden was (b).College: de KNO-arts zag patiënte zonder dat zij op het spreekuur was ingepland. Zij heeft (zonder verwijsbrief) het dossier bestudeerd en patiënte onderzocht. Zij heeft de onderzoeken verricht die aangewezen waren. Ongegrond. De door de KNO-arts gebezigde uitdrukking “mijn oprechte deelneming” is wellicht een ongelukkige woordkeuze, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:50 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/5239

    Klaagster verwijt de huisarts dat hij zich bij onderzoeken seksueel grensoverschrijdend heeft gedragen en dat hij handelingen jegens haar heeft verricht in een periode waarin hij onvoorwaardelijk was geschorst. De klacht is ongegrond. Het college kan niet vaststellen dat de huisarts zich seksueel grensoverschrijdend heeft gedragen en ook niet dat de huisarts tijdens de schorsing handelingen heeft verricht jegens klaagster.