ECLI:NL:TGZRZWO:2023:156 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5417

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:156
Datum uitspraak: 01-09-2023
Datum publicatie: 04-09-2023
Zaaknummer(s): Z2023/5417
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen uroloog ongegrond. Bij klager heeft in 2020 een partiële nefrectomie plaatsgevonden vanwege een niertumor. Een jaar later is ter controle een CT-scan van de borstkas en de buik van klager gemaakt. In het verslag van de radioloog stond dat er geen aanwijzingen waren voor een recidief of uitzaaiingen; wel werd een vergrote prostaat, uitpuilend in de blaas vastgesteld. De uroloog heeft de uitslag met klager besproken. Hij heeft de vergrote prostaat niet gemeld omdat klager geen klachten had. Elf maanden later bleek klager uitgezaaide prostaatkanker te hebben. Klager verwijt de uroloog dat hij hem niet op de hoogte heeft gebracht van de bevinding van de radioloog. Als de uroloog dat wel had gedaan dan had klager actie kunnen ondernemen en had de prostaattumor in een veel eerder stadium ontdekt kunnen worden. De uroloog heeft het klaagschrift gemotiveerd betwist. Het college oordeelt dat de uroloog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 1 september 2023 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

tegen

C,

uroloog,

(destijds) werkzaam in D,

verweerder, hierna ook: de uroloog,

gemachtigde: mr. S. Dik, werkzaam in Amsterdam.

1. De zaak in het kort

1.     Bij klager heeft in 2020 een partiële nefrectomie plaatsgevonden vanwege een

niertumor. In juli 2021 is ter controle een CT-scan van de borstkas en de buik van klager gemaakt. In het verslag van de radioloog stond dat er geen aanwijzingen waren voor een recidief of uitzaaiingen; wel werd een vergrote prostaat, uitpuilend in de blaas vastgesteld. De uroloog heeft de uitslag met klager besproken. Hij heeft de vergrote prostaat niet gemeld omdat klager geen klachten had. Elf maanden later bleek klager uitgezaaide prostaatkanker te hebben. Klager verwijt de uroloog dat hij hem niet op de hoogte heeft gebracht van de bevinding van de radioloog. Als de uroloog dat wel had gedaan dan had klager actie kunnen ondernemen en had de prostaattumor in een veel eerder stadium ontdekt kunnen worden.

2. Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is, maar kennelijk ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
 

2. De procedure

2. Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift, ontvangen op 7 maart 2023;
  • het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 25 april 2023;
  • de op 8 mei 2023 ontvangen CD-rom met beeldvormend materiaal;
  • de brief van klager (aanvullend op het klaagschrift) met bijlage, ontvangen 20 juni 2023;
  • het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 27 juni 2023;
  • de brief van (de gemachtigde van) de uroloog van 26 juni 2023, binnengekomen op 27 juni 2023.
     

2. Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 
 

3. De feiten

3.        Klager was sinds 2020 onder behandeling bij de uroloog vanwege een bij toeval

gevonden niertumor. De uroloog had de niertumor bij klager in juni 2020 operatief verwijderd. Daarna werd klager op 17 februari 2021 voor controle gezien, waarbij klager aangaf geen klachten te ondervinden. Op 8 juli 2021 werd in het kader van reguliere follow-up een CT-scan van de thorax en het abdomen van klager gemaakt. De radioloog concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor een lokaal recidief, lymfadenopathie of metastasen op thoracoabdominaal niveau. Wel beschreef de radioloog een vergrote prostaat die uitpuilde in de blaas. De uroloog besprak de uitslag op 15 juli 2021 telefonisch met klager. Klager gaf daarbij opnieuw aan geen klachten te hebben. De uroloog besprak de bevinding over de vergrote prostaat niet met klager.

2.        In mei 2022 werd klager gezien door de uroloog, omdat klager kort daarvoor

plasklachten had ontwikkeld. De uroloog stelde een afwijkend aanvoelende prostaat vast, waarna er verschillende onderzoeken volgden die het afwijkende beeld bevestigden. Op

18 juli 2022 kreeg klager te horen dat er een lymfogeen uitgezaaid prostaatcarcinoom was gevonden. Klager werd doorverwezen naar het E voor behandeling door middel van radiotherapie, chemokuren en hormoontherapie. Klager heeft daarna zijn medisch dossier (online) ingezien. Hij zag toen de opmerking over zijn vergrote prostaat in het verslag van de radioloog van elf maanden eerder.
 

3.        Klager heeft het ziekenhuis aansprakelijk gesteld. De aansprakelijkstelling is door

de verzekeraar afgewezen. Daarna is deze tuchtklacht ingediend.

4. De klacht en de reactie van de uroloog

4. Klager verwijt de uroloog dat hij tijdens het consult van 15 juli 2021 niet aan hem heeft medegedeeld dat zijn prostaat vergroot was en uitpuilde in de blaas. Als de uroloog dat wel had gedaan, maar geen behandeling wilde starten, dan had klager in elk geval zelf de keuze gehad om te bepalen wat hij met die informatie wilde doen.
 

5. De uroloog vindt niet dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht moet volgens hem ongegrond worden verklaard.
 

7. Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
 

Welke criteria gelden bij de beoordeling?

5.1 De vraag is of de uroloog de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende uroloog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de uroloog geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen gaat het er niet om of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsoefening. Daarbij moet rekening worden gehouden met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Dat betekent dat achteraf verkregen kennis en wetenschap, evenals het verdere beloop, buiten beschouwing moet worden gelaten, omdat de uroloog die wetenschap op het moment van zijn handelen ook niet had.
 

5.2 Het college kan zich voorstellen dat het voor klager heel moeilijk moet zijn dat hij plotseling is geconfronteerd met een agressieve vorm van prostaatkanker met uitzaaiingen. Hoezeer het college daar ook oog voor heeft, het zal op een zakelijke manier moeten beoordelen of de uroloog een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt.
 

Wat is het oordeel van het college?

5.3 Het college oordeelt dat de uroloog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
 

5.4 Klager verwijt de uroloog dat hij de bevinding uit het verslag van de radioloog niet aan hem heeft verteld. Volgens klager had het verloop van zijn ziekte heel anders kunnen zijn als de prostaatkanker eerder ontdekt was, waarmee hij een betere kwaliteit van leven zou hebben. De uroloog betwist de klacht. Volgens hem gaf de bevinding van de radioloog over een vergrote prostaat geen aanleiding om nader onderzoek te doen, omdat klager op dat moment geen (plas)klachten had en de nierfunctie stabiel was. De uroloog zag ook geen aanleiding om hiervan melding te maken bij klager en/of zijn huisarts omdat dit in zijn visie slechts onnodig onrust zou veroorzaken. Daarnaast zou opsporing van het carcinoom in juli 2021 volgens de uroloog niet tot een betere prognose hebben geleid.

5.5       Het college volgt de uroloog in zijn standpunt. De CT-scan is een regulier onderzoek in de follow-up waarbij de vraag is of er ziekteactiviteit is te zien. Dat was niet het geval. Daarbij komt dat een CT-scan niet in staat is om een occulte (verborgen) tumor in de prostaat nauwkeurig af te beelden.

Een vergrote prostaat komt veelvuldig voor bij mannen van de leeftijd van klager. De bevinding dat sprake is van een vergrote prostaat geeft op zichzelf geen aanleiding om nader onderzoek te doen, zolang de patiënt geen (plas)klachten heeft en zich ook geen andere risicofactoren voordoen. Het college merkt daarbij op dat er geen directe relatie is tussen een vergroting van de prostaat en maligniteit van de prostaat. Uit studies blijkt tot nu toe ook geen duidelijk verband tussen nierkanker en prostaatkanker. Er zijn ook geen richtlijnen die in het geval van een niercelcarcinoom een prostaatscreening voorschrijven. Dat bij klager een vergrote prostaat werd aangetroffen, leverde ook tegen deze achtergrond geen indicatie voor verder onderzoek op. Het college kan verder volgen dat de uroloog in deze situatie geen aanleiding heeft gezien de toevalsbevinding over de vergrote prostaat met klager te bespreken. Het college is dan ook van oordeel dat de uroloog op dit punt niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is daarom ongegrond.
 

Slotsom

5.6       Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.
 

Deze beslissing is gegeven op 1 september 2023 door H.L. Wattel, voorzitter,
W.F.R.M. Koch en I.J. de Jong, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.C. Sijtsema, secretaris.

secretaris                                                                                           voorzitter

 


Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

6. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

2. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

3. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.