ECLI:NL:TGZREIN:2023:56 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4891

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2023:56
Datum uitspraak: 05-09-2023
Datum publicatie: 07-09-2023
Zaaknummer(s): H2022/4891
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen Gz-psycholoog kennelijk ongegrond. Tijdens klagers verblijf in detentie is door het Openbaar Ministerie aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) verzocht om een zogeheten trajectconsult uit te voeren omtrent de vraag of een pro Justitia onderzoek geestvermogens bij klager geïndiceerd was. Klager en zijn moeder verwijten de Gz-psycholoog dat zij heeft geweigerd inzage in het medisch dossier te verstrekken en dat zij daarna heeft geweigerd om het dossier te corrigeren. De voorzitter komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. Dat de Gz-psycholoog heeft geweigerd inzage te verstrekken in het dossier dan wel het dossier te corrigeren kan niet worden vastgesteld.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

‘S-HERTOGENBOSCH

Voorzittersbeslissing  van 5 september 2023 op de klacht van:

B,

wonende in C,

klaagster,

tegen

G,

Gz-psycholoog en Psychotherapeut,

destijds werkzaam in Utrecht,

verweerder,

gemachtigde: mr. A.W. Hielkema, werkzaam in Utrecht.

1. De zaak in het kort

1.1 Over klaagsters zoon is, in opdracht van het Openbaar Ministerie, een pro Justitia

rapport opgemaakt door een psycholoog van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). Klaagster was als referent in het onderliggende onderzoek betrokken. Omdat klaagster en haar zoon het niet eens waren met de inhoud van het rapport, hebben zij zich nadien meermaals tot verweerder gewend in zijn hoedanigheid van manager F van het NIFP. De klacht gaat er over dat klaagster haar correctierecht ten aanzien van het pro Justitiarapport niet heeft kunnen toepassen.

De voorzitter komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht de voorzitter toe hoe tot deze beslissing is gekomen.
 

2. De procedure

2. De voorzitter heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met bijlagen van klaagster en haar zoon, ontvangen op 20 september 2022;
  • de brief van de secretaris aan klaagster van 29 december 2022;
  • aanvullende informatie van klaagster en haar zoon, ontvangen op 24 januari 2023;
  • de brief van de secretaris aan klaagster en haar zoon van 23 februari 2023;
  • aanvullende informatie van klaagster, ontvangen op 9 maart 2023;
  • het verweerschrift, ontvangen op 15 mei 2023.

2.2       Het klaagschrift is aanvankelijk door klaagster mede namens haar zoon ingediend. Na nadere vragen van de secretaris is duidelijk geworden dat de verwijten afkomstig zijn van klaagster en alleen betrekking hebben op het handelen van verweerder ten opzichte van haar. Daarom wordt in deze uitspraak slechts klaagster als klagende partij aangemerkt.

2.3       De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris

van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
 

3. De klacht en de reactie daarop

3.1       Klaagster verwijt verweerder dat zij als referent ten onrechte geen gelegenheid heeft gekregen om gebruik te maken van haar correctierecht ten aanzien van het pro Justitia rapport over haar zoon.

3.2       Verweerder heeft primair verzocht om klaagster niet-ontvankelijk te

verklaren en subsidiair om de klacht ongegrond te verklaren.
 

4     De overwegingen van de voorzitter

4.1       De voorzitter oordeelt dat klaagster wel in de klacht kan worden ontvangen, nu de klacht is gebaseerd op de veronderstelling dat verweerder als manager F ook in individuele gevallen verantwoordelijk was voor de toepassing van het correctierecht. Dat deze veronderstelling bij beoordeling onjuist blijkt, doet aan de ontvankelijkheid als zodanig niet af.  

4.2       Het pro Justitia rapport dateert van 20 augustus 2020 en is opgesteld door een psycholoog, bemiddeld via het NIFP. Verweerder was op dat moment nog niet als manager F bij het NIFP werkzaam (pas vanaf 1 januari 2021). Het is bovendien aan de psycholoog als rapporteur om een referent in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van diens correctierecht. De NIFP-richtlijn “Forensisch psychologisch onderzoek en rapportage in het strafrecht” vermeldt hierover in paragraaf 3.5 (“Informatie van derden”) het volgende:

“De rapporteur dient de referenten te informeren over het feit dat de informatie die de referent geeft, zal worden meegenomen in de rapportage en dus kenbaar zal worden aan de betrokkene. De rapporteur werkt conform de AVG, wat onder meer betekent dat je zorgvuldig omgaat met de gegevens en de rechten respecteert die de referent op grond van de AVG heeft. Er is geen actieve informatieverplichting voor de rapporteur, maar je zult een beroep op het inzage- of correctierecht wel moeten honoreren.”

Dit betekent dat aan verweerder hierover geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

3.3 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

5     De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.
 

Deze beslissing is gegeven op 5 september 2023 door P.A.H. Lemaire, voorzitter, bijgestaan door M.D. Moeke, secretaris.

secretaris                                                                                           voorzitter


Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

3. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

2. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

3. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ‘s-Hertogenbosch. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.