ECLI:NL:TGZRZWO:2023:161 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5136

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:161
Datum uitspraak: 18-09-2023
Datum publicatie: 21-09-2023
Zaaknummer(s): Z2022/5136
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht over een door verweerder uitgevoerd Pro Justitia onderzoek naar klager. Klager is het niet eens met de wijze van totstandkoming en de conclusies van het onderzoek. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 18 september 2023 op de klacht van:

A,

verblijvende te B,

klager,

tegen

G, gz-psycholoog,

destijds werkzaam in D,

verweerster, hierna ook: de gz-psycholoog,

gemachtigde: mr. M.J. de Groot, advocaat te Utrecht.

1. De zaak in het kort

1. De gz-psycholoog heeft een Pro Justitia onderzoek verricht. Klager is het niet eens met de wijze van totstandkoming en de conclusies van het onderzoek.
 

2. Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is, maar kennelijk ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
 

2. De procedure

2. Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 21 november 2022;
  • aanvullende klaagschriften met bijlagen, ontvangen op 12 december 2022, 27 december 2022 en 6 januari 2023;
  • het verweerschrift met de bijlage.

2. De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

3. Klager heeft gelijktijdig met deze klacht nog negen klachten ingediend tegen andere BIG-geregistreerde zorgverleners. In de klacht, bekend onder zaaknummer Z2022/5135 wordt ook vandaag uitspraak gedaan. In de overige zaken, bekend onder de zaaknummers: Z2022/5137, Z2022/5138, Z2022/5139, Z2022/5142, Z2022/5143, Z2022/5144, Z2022/5145 en Z2022/5146, zal op een later moment uitspraak worden gedaan.
 

4. Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 
 

3. De feiten

3.1       Op 11 december 2019 heeft klager brand veroorzaakt in zijn woning. Klager is hiervoor strafrechtelijk vervolgd. De gz-psycholoog heeft in opdracht van de officier van justitie een psychologisch onderzoek gedaan naar klager.

3.2       Ten behoeve van dit onderzoek heeft de gz-psycholoog op 17 maart 2020 en 1 april 2020 gesproken met klager. De gz-psycholoog beschikte verder over onder meer het politiedossier, informatie van E, (telefonische) informatie vanuit de PI D en informatie van F. Daarnaast heeft de gz-psycholoog telefonisch contact gehad met de zus van klager. Ook werd informatie uitgewisseld met de mede-rapporterend psychiater.

3.3       Een testpsychologisch onderzoek is niet uitgevoerd. In de rapportage van 5 mei 2020 staat hierover:

“In onderhavig onderzoek is ervoor gekozen om geen test diagnostiek bij betrokkene uit te voeren. De reden hiervan is het huidige toestandsbeeld. Het denken van betrokkene is versneld, chaotisch en associatief. Daarnaast worden er psychotische symptomen bij betrokkene waargenomen, zoals mogelijke waanideeën. Mogelijke uitkomsten van testpsychologisch onderzoek zouden hierdoor als niet valide en onbetrouwbaar worden geclassificeerd.”

In de rapportage is een uitgebreide beschrijvende diagnose opgenomen. Samenvattend is als diagnose vermeld:

“Samenvattend en classificerend kan worden gesteld dat bij betrokkene sprake is van een schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type en van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline, antisociale, histrionische en narcistische trekken. […]”

3.4       Ten behoeve van het inschatten van de kans op toekomstig gewelddadig gedrag zijn de HCR-20 V3 en de SAPROF afgenomen. Daaruit zijn risico- en protectieve factoren naar voren gekomen. Verweerster heeft geconcludeerd dat deze in combinatie met een klinisch oordeel leiden tot de inschatting dat het recidiverisico hoog is.

4. De klacht en de reactie van de gz-psycholoog

4. Klager verwijt de gz-psycholoog dat zij:

  1. onvoldoende eigen onderzoek heeft gedaan, twee gesprekken en een eindgesprek zijn onvoldoende. De gz-psycholoog heeft zich blind gestaard op de diagnostiek van een ander en heeft klakkeloos aannames en onjuiste informatie overgenomen;
  2. ten onrechte de diagnose schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type heeft gesteld en het recidiverisico ten onrechte als hoog heeft ingeschat.

Klager licht toe dat geen sprake is van een schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type. Hij herkent zich in het geheel niet in deze diagnose. De gz-psycholoog heeft ten onrechte niet onderkend dat klager daadwerkelijk werd lastiggevallen en een stem hoorde. Klager is hoogsensitief. Ook zijn bij de beoordeling van het recidiverisico positieve factoren onvoldoende meegewogen.

2. De gz-psycholoog heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.  

3. Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
 

De criteria voor de beoordeling

    1. De vraag is of de gz-psycholoog de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende gz-psycholoog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de gz-psycholoog geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

Zorgvuldigheid onderzoek

    1. De gz-psycholoog heeft klager ten behoeve van haar onderzoek twee maal gesproken. De eerste keer op 25 maart 2020 en de tweede keer op 1 april 2020. Het tweede gesprek duurde slechts een half uur omdat klager - zo staat in de rapportage - zijn medewerking beëindigde nadat de onderzoeker vragen stelde waar klager boos over werd. In de rapportage staat verder van welke instanties en personen informatie is betrokken bij het onderzoek en wat de inhoud van deze informatie was. Het college is van oordeel dat de door de gz-psycholoog verkregen informatie uit de gesprekken met klager en de overige verkregen informatie voldoende was om tot een beschrijvende diagnose te komen. De gz-psycholoog heeft gemotiveerd afgezien van het inzetten van testpsychologisch onderzoek. Bij een toestandsbeeld als door de gz-psycholoog omschreven was de te verwachten validiteit en betrouwbaarheid van dergelijk onderzoek inderdaad laag. Gelet op de overige beschikbare informatie was het onder deze omstandigheden niet onzorgvuldig van dit onderzoek af te zien. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

De gestelde diagnose en gemaakte inschatting van het recidiverisico

    1. De gz-psycholoog heeft in haar rapportage gemotiveerd weergegeven wat de inhoud is van de verkregen informatie (van instanties, naasten en klager zelf) en hoe zij deze informatie heeft gewogen. Zij heeft de door haar beschreven diagnose deugdelijk onderbouwd. Dat geldt ook voor de door haar gegeven samenvattende en classificerende diagnose “schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type en van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline, antisociale, histrionische en narcistische trekken.” Uit het voorgaande volgt dat de gz-psycholoog ook op goede gronden heeft geconcludeerd dat sprake is van wanen en hallucinaties die zich met name lijken voor te doen wanneer klager ontregeld raakt. Dat klager het met deze diagnose niet eens is en meent dat van wanen geen sprake is en dat hij alleen maar hoogsensitief is, leidt niet tot een ander oordeel.  
    1. Voor de inschatting van het recidiverisico heeft de gz-psycholoog met behulp van een risicotaxatie-instrument (HCR-20 V3) de risicofactoren in kaart gebracht. Een ander instrument (SAPROF) is gebruikt om de beschermende factoren van klager in kaart te brengen. Vanuit een klinisch oordeel en in combinatie met de risico- en protectieve factoren heeft de gz-psycholoog voldoende onderbouwd dat de kans dat klager bij oplopende spanning of stress het overzicht verliest en - al dan niet bewust - risicovol gedrag zal laten zien als hoog kan worden ingeschat.

Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.  


Slotsom

    1. Uit de overwegingen hiervoor volgt dat beide klachtonderdelen kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
 

Deze beslissing is gegeven op 18 september 2023 door P.A.H. Lemaire voorzitter,
L.P.T. Raijmakers en S.M. Pol, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door

M. Keukenmeester, secretaris.

secretaris                                                                                           voorzitter


 


Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.