Zoekresultaten 961-980 van de 14204 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:81 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1927

    Klacht tegen klinisch psycholoog. Klager is in het buitenland veroordeeld tot een vrijheidsbenemende sanctie. Deze sanctie is door het Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden in 2019 omgezet in een maatregel van ter beschikkingsstelling (tbs) met verpleging van overheidswege. De klinisch psycholoog heeft in het kader van een eventuele verlenging van de tbs samen met een psychiater (beklaagde in zaak C2023/1956) in opdracht van de rechtbank klager onderzocht/geobserveerd en een rapport over klager uitgebracht. In dat rapport hebben zij geadviseerd de verpleging van klager voort te zetten voor een periode van twee jaar. Klager is het niet eens met dit rapport en verwijt de klinisch psycholoog onder meer dat er verkeerd gedeclareerd is, dat er onvoldoende informatie is gegeven en dat klager en zijn cultuur worden beledigd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:82 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1956

    Klacht tegen psychiater. Klager is in het buitenland veroordeeld tot een vrijheidsbenemende sanctie. Deze sanctie is door het Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden in 2019 omgezet in een maatregel van ter beschikkingsstelling (tbs) met verpleging van overheidswege. De psychiater heeft in het kader van een eventuele verlenging van de tbs samen met een klinisch psycholoog (beklaagde in zaak C2023/1927) in opdracht van de rechtbank klager onderzocht/geobserveerd en een rapport over klager uitgebracht. In dat rapport hebben zij geadviseerd de verpleging van klager voort te zetten voor een periode van twee jaar. Klager is het niet eens met dit rapport en verwijt de psychiater onder meer dat er verkeerd gedeclareerd is, dat er onvoldoende informatie is gegeven en dat klager en zijn cultuur worden beledigd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:113 Hof van Discipline 's Gravenhage 230184

    Klacht tegen advocaat wederpartij. Klager verwijt verweerder dat hij zich onnodig grievend heeft uitgelaten en dat hij hem ten onrechte niet van bepaalde stukken heeft voorzien. Beroep ongegrond. Bekrachtiging raadsbeslissing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6343

    Klacht tegen een physician assistant dat zij onbevoegd het medisch dossier van klaagster heeft ingezien. De physician assistant erkent dat zij dit heeft gedaan. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is en verweerster wordt een berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:42 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6591

    Klacht tegen verpleegkundige ingediend door de ex-werkgever. De verpleegkundige is in mei 2023 in dienst getreden bij klager. De verpleegkundige was onder andere verantwoordelijk voor aan cliënten verstrekte medicatie. In oktober 2023 heeft de werkgever van de verpleegkundige (klager) een onderzoek ingesteld, omdat er onregelmatigheden in de medicatievoorraad waren opgemerkt. De verpleegkundige is hiermee geconfronteerd en heeft toegegeven dat zij tijdens haar werk opiaten (sterke pijnstillers, rustgevende medicatie en slaapmedicatie) voor eigen gebruik heeft gestolen. Zij gebruikte deze middelen in privétijd en tijdens haar werk als verpleegkundige in de directe patiëntenzorg. De verpleegkundige heeft ook erkend dat zij verslaafd is (geweest) aan opiaten. Daarover klaagt de werkgever, omdat dit handelen in strijd is met de voor de verpleegkundige geldende normen, protocollen en gedragsregels. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is en legt de maatregel van doorhaling van inschrijving in het BIG-register en directe schorsing op.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:43 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5236

    Klacht tegen vertrouwensarts van Veilig Thuis. De dochter van klagers is fysiek en mentaal beperkt. Door de stichting waar zij naar school gaat, is een melding gedaan bij Veilig Thuis waarbij zorgen werden geuit over haar ontwikkeling op verschillende gebieden. Volgens de melding liet klagers dochter bij de stichting ander gedrag en een andere ontwikkeling zien dan thuis. Verweerster is als vertrouwensarts werkzaam bij Veilig Thuis en is zo bij de behandeling van de melding betrokken geraakt. Klagers maken verweerster diverse verwijten over de wijze waarop zij hieraan uitvoering heeft gegeven. Het college verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:28 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5392

    Het verwijt aan verweerster (specialist ouderengeneeskunde) is onder meer: 1) onvoldoende gedaan om agitatie/agressie bij de patiënte en urineweginfecties te voorkomen, 2) zonder overleg en informatie medicatie voorgeschreven/opgehoogd en 3) medicatie niet gestopt na signalen over ernstige bijwerkingen en afwezigheid van het beoogde effect. De patiënte had Alzheimer en vertoonde gedragsproblemen. Oordeel college: verweerster handelde conform het beleid binnen het verpleeghuis met betrekking tot het informeren van vertegenwoordigers van patiënten over gemaakte afspraken en de met klager gemaakte afspraken. Zij nam preventieve maatregelen. Medicatie was nodig voor het geven van zorg, bieden van comfort en opheffen van ongemak aan/bij de patiënte. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:72 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1978 en C2023/2001

    Klacht tegen huisarts. Klager is van juli 2020 tot eind juni 2022 patiënt bij de huisarts geweest. Klager had last van slaapproblemen. Op een gegeven moment heeft de huisarts aan klager quetiapine (25 mg) voorgeschreven voor zijn slaapproblemen. Klager verwijt de huisarts dat zij hem een antipsychoticum heeft voorgeschreven en daarbij geen, of onvoldoende, informatie heeft gegeven over de risico’s van deze medicatie en over eventuele alternatieven. De huisarts bevestigt dat zij off-label quetiapine heeft voorgeschreven. De huisarts stelt dat zij dit weloverwogen en in overleg met klager heeft gedaan en dat haar hierin tuchtrechtelijk geen verwijt kan worden gemaakt. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van zowel klager als het beroep van de inspectie. Het Centraal Tuchtcollege legt artikel 68 van de Geneesmiddelenwet uit en overweegt dat het ontbreken van een richtlijn of protocol niet zonder meer in de weg staat aan off-label voorschrijven. Ook ander bewijs (‘evidence based’) en de stand van de wetenschap en de praktijk kan het voorschrijven van medicatie zonder dat dit in een richtlijn is beschreven, rechtvaardigen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:90 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5819

    Klacht tegen een psychiater. De zoon van klaagster is onder behandeling geweest bij de psychiater en is vier maanden na het afronden van de behandeling overleden. Klaagster verwijt de psychiater dat hij nalatig is geweest in de behandeling. Daarnaast verwijt zij de psychiater dat niet naar haar werd geluisterd en haar waarschuwingen werden genegeerd. Het college oordeelt dat klaagster kennelijk niet-ontvankelijk is in de klacht die zij namens haar zoon heeft ingediend. Ten aanzien van het gedeelte van de klacht waarvoor zij een eigen klachtrecht heeft is zij wel ontvankelijk, maar dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. Uit het medisch dossier blijkt dat het de uitdrukkelijke wens van patiënt was om klaagster niet bij de behandeling te betrekken. Ondanks dat heeft de psychiater tijdens de behandelperiode toch aan klaagster de mogelijkheid geboden om haar zorgen te uiten en heeft hij daaraan aandacht besteed. Hiermee heeft de psychiater zorgvuldig gehandeld. Dat de door klaagster geuite zorgen niet hebben geleid tot een aanpassing van de behandeling of het medicatiebeleid kan de psychiater niet tuchtrechtelijk worden verweten. Voor het bepalen van het behandelplan is immers de wil van patiënt zelf beslissend. Klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:77 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1983

    Klacht tegen plastisch chirurg. De klacht gaat over de operaties aan de middelvinger van klaagster. Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij niet heeft gewaarschuwd voor mogelijke scheefstand van de vinger na de operatie en de operatie en de daarop volgende hersteloperaties onkundig heeft uitgevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:78 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2173

    Klacht tegen internist. De klacht is ingediend door de dochter van een patiënte. Klaagster is niet tevreden over de behandeling die haar moeder heeft gekregen en de communicatie tijdens de ziekenhuisopname. Klaagster verwijt de internist dat zij haar niet goed geïnformeerd heeft over de behandeling, het medisch dossier onjuistheden bevat en er onvoldoende naar patiënt en naar klaagster is geluisterd. De internist was afgezien van één dagdienst, waarop een familiegesprek heeft plaatsgevonden, niet betrokken bij de behandeling van patiënte. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de internist niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:79 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2201

    Klacht tegen een internist. Klaagster heeft zich eind april 2014 in de avond gemeld bij de SEH van het ziekenhuis waar de internist op dat moment supervisie had. Klaagster voelde zich gedrogeerd en was bang dat haar ex-partner iets radioactiefs bij haar had ingespoten. De dienstdoende arts-assistent heeft klaagster lichamelijk onderzocht en het bloed en de urine van klaagster laten onderzoeken. De bevindingen heeft de arts-assistent telefonisch met de internist besproken. Klaagster verwijt de internist valsheid in geschrifte. De internist heeft volgens klaagster ook in strijd met de artseneed gehandeld.Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:26 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6074

    Klaagster verwijt de internist dat hij: a) haar gedurende anderhalf uur de toegang tot haar moeder heeft ontzegd; b) haar niet de kans heeft gegeven met de jurist van het ziekenhuis te spreken; c) heeft geprobeerd af te dwingen dat zij het met hem eens was, anders mocht zij haar moeder niet zien; d) haar alle zeggenschap over haar moeder heeft ontnomen. Het college oordeelt dat de omstandigheden, te weten de onrustige gemoedstoestand van moeder op de dag dat klaagster haar wilde ophalen, de internist hem ertoe hebben gebracht om te handelen zoals hij heeft gedaan. De communicatie had beter gekund maar geen tuchtrechtelijk verwijt. Geen recht van klaagster om met jurist van ziekenhuis te spreken. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:73 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1814

    Klacht tegen een radioloog. Klaagster verwijt de radioloog dat hij de MRI-scan die is gemaakt in 2018 onjuist heeft geïnterpreteerd. De groei van de tumor en de toegenomen verdringing van het ruggenmerg is niet opgemerkt. Hierdoor is de neuroloog van onjuiste informatie voorzien. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat de radioloog bij zijn beoordeling onzorgvuldig en niet als een redelijk bekwaam en redelijk handelend radioloog te werk is gegaan. De groei van tumoren met een complexe groei zoals een schwannoom is moeilijk te beoordelen. Dat de groei van de tumor destijds niet is opgemerkt, maakt niet dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat bij vergelijking van de MRI-scan van 2018 met de eerdere MRI-scans vanaf 2014 zowel de groei van de tumor als de toegenomen verdringing van de ruggenmerg zichtbaar is en deze mate van groei door de radioloog had moeten worden opgemerkt. Anders dan het Regionaal Tuchtcollege, is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat er geen sprake is van een beeld dat op verdedigbare gronden anders geïnterpreteerd kon worden of zodanig onduidelijk is dat het missen van de groei de radioloog niet kan worden aangerekend. Daarnaast geldt dat de verslaglegging van de radioloog niet voldoet aan de daarvoor geldende richtlijnen. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt de radioloog een waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:27 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5311

    Klaagster verwijt de internist dat hij a) geen goede medische zorg aan de vader van klaagster heeft geleverd, na de acute fase van longontsteking; b) niet heeft gehandeld volgens de WGBO door een wilsbekwaamheidsbeoordeling uit te voeren zonder een duidelijke medische aanleiding of motivatie vast te leggen. De beoordeling is niet conform de richtlijn en niet conform de wens/het belang van vader; c) onzorgvuldig is geweest in zijn communicatie met de vader van klaagster en met klaagster als eerste contactpersoon; d) besloten heeft om zonder legitieme reden de wens/machtiging van vader voor klaagster als eerste contactpersoon te negeren en moeder de status van eerste contactpersoon te geven; e) onterecht een beroep heeft gedaan op het medisch beroepsgeheim; f) niet de verantwoordelijkheid heeft genomen als beheerder van het medisch dossier van vader. Het college verklaart klaagster niet-ontvankelijk in vijf van de zes klachtonderdelen omdat het college van oordeel is dat klaagster niet de wil van (wijlen) haar vader vertegenwoordigt. Er was sprake van tweespalt binnen de familie over de behandeling van vader. De echtgenote van de vader van klaagster en hun zoon hadden een andere visie dan klaagster en haar zus. Moeder was evenwel op grond van artikel 7:465 lid 3 BW wettelijk vertegenwoordiger en gebleken is dat zij tevreden was over de behandeling. Het klachtonderdeel over de communicatie met klaagster verklaart het college als ongegrond. Het college beoordeelt die communicatie als zorgvuldig.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:74 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1901

    Klacht tegen vertrouwensarts, werkzaam bij Veilig Thuis. Klaagster is de moeder van vier kinderen. Eind 2018 werd een melding gedaan bij Veilig Thuis, waarna Veilig Thuis een onderzoek is gestart en een rapport heeft uitgebracht. Klaagster verwijt de vertrouwensarts dat zij 1) complete huisartsendossiers heeft opgevraagd zonder toestemming, 2) zich heeft gemengd in behandelovereenkomsten zonder bevoegdheid en toestemming, 3) niet over afdoende adequate kennis beschikt en 4) opmerkingen heeft laten opnemen in het huisartsendossier zonder toestemming. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:75 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1903

    Klacht tegen cardioloog. De cardioloog is door de rechtbank tot deskundige benoemd in een beroepsprocedure tussen klager en de uitvoeringsinstantie over de weigering om klager een uitkering toe te kennen. De cardioloog heeft klager in januari 2022 gezien en een aantal dagen later aan de rechtbank gerapporteerd. Klager verwijt de cardioloog dat hij toezeggingen aan klager niet is nagekomen, dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan en dat de rapportage onjuist is en blijk geeft van vooringenomenheid. Ook zou sprake zijn van belangenverstrengeling. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:76 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1935

    Klacht tegen internist-nefroloog. Klaagster is vanaf 1992 onder behandeling van verweerder geweest in verband met dunne membraan nefropathie. Vanaf medio 2016 ervoer klaagster buikklachten. Verweerder heeft buikonderzoek gedaan. Verweerder kon geen verklaring vinden voor de klachten. Daarna zijn er vier consulten van klaagster bij de endocrinoloog geweest en is klaagster nog een keer door verweerder gezien. Verweerder heeft toen nader onderzoek voorgesteld. Klaagster stemde hier niet mee in. De consulten bij de endocrinoloog zijn beëindigd waarbij door de endocrinoloog in het dossier is aangegeven dat er geen gastro-intestinale klachten waren. Daarna vonden er twee consulten van klaagster bij verweerder plaats waarbij de klachten opnieuw zijn besproken en door verweerder nader onderzoek is geadviseerd. Dit onderzoek is door klaagster geweigerd. Klaagster is door verweerder verwezen naar een endocrinoloog en later naar een MDL-arts en diëtist. Klaagster verwijt verweerder dat hij in strijd heeft gehandeld met c.q. is tekortgeschoten in hetgeen van een behoorlijk handelend arts mag worden verwacht. In het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij: 1. zich tot driemaal toe grensoverschrijdend heeft gedragen; 2. een verwijtbare vertraging in de behandeling heeft veroorzaakt; 3. zijn beroepsgeheim heeft geschonden door een persoonlijke brief over klaagster te sturen naar beoogd opvolgend nefroloog. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het beroep van klaagster beperkt zich tot het tweede klachtonderdeel dat gaat over de vertraging in de behandeling. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:80 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2257

    Klacht tegen internist-infectioloog. Vanaf 2009 was klager onder behandeling bij de internist voor zijn HIV-infectie. Klager verwijt de internist onder andere dat zij hem niet heeft geïnformeerd over alternatieve medicatie (met minder bijwerkingen) en deze medicatie niet heeft voorgeschreven toen hij daarom vroeg. Hierdoor heeft klager jarenlang onnodige gezondheidsklachten ervaren zoals diarree en gewichtsverlies.Klager is in 2018 overgestapt naar een ander ziekenhuis, waar de medicatie van klager direct is aangepast. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TDIVTC:2023:52 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2022/48

    Beklaagde wordt verweten dat hij het afgeven van stambomen van kortsnuitige honden faciliteert. Klacht ongegrond.