ECLI:NL:TGZRZWO:2024:42 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6591
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2024:42 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-04-2024 |
Datum publicatie: | 18-04-2024 |
Zaaknummer(s): | Z2023/6591 |
Onderwerp: | Opiumwetmiddelen misbruik |
Beslissingen: | Gegrond, doorhaling inschrijving register |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen verpleegkundige ingediend door de ex-werkgever. De verpleegkundige is in mei 2023 in dienst getreden bij klager. De verpleegkundige was onder andere verantwoordelijk voor aan cliënten verstrekte medicatie. In oktober 2023 heeft de werkgever van de verpleegkundige (klager) een onderzoek ingesteld, omdat er onregelmatigheden in de medicatievoorraad waren opgemerkt. De verpleegkundige is hiermee geconfronteerd en heeft toegegeven dat zij tijdens haar werk opiaten (sterke pijnstillers, rustgevende medicatie en slaapmedicatie) voor eigen gebruik heeft gestolen. Zij gebruikte deze middelen in privétijd en tijdens haar werk als verpleegkundige in de directe patiëntenzorg. De verpleegkundige heeft ook erkend dat zij verslaafd is (geweest) aan opiaten. Daarover klaagt de werkgever, omdat dit handelen in strijd is met de voor de verpleegkundige geldende normen, protocollen en gedragsregels. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is en legt de maatregel van doorhaling van inschrijving in het BIG-register en directe schorsing op. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE
Beslissing van 16 april 2024 op de klacht van:
A,
gevestigd in B,
klager,
gemachtigden: C,
tegen
D, verpleegkundige,
destijds werkzaam in B,
verweerster, hierna ook: de verpleegkundige.
1. De zaak in het kort
1.1 De verpleegkundige is in mei 2023 in dienst getreden bij klager. De verpleegkundige
was onder andere verantwoordelijk voor aan cliënten verstrekte medicatie. In oktober
2023 heeft de werkgever van de verpleegkundige (klager) een onderzoek ingesteld, omdat
er onregelmatigheden in de medicatievoorraad waren opgemerkt. De verpleegkundige is
hiermee geconfronteerd en heeft toegegeven dat zij tijdens haar werk opiaten (sterke
pijnstillers, rustgevende medicatie en slaapmedicatie) voor eigen gebruik heeft gestolen.
Zij gebruikte deze middelen in privétijd en tijdens haar werk als verpleegkundige
in de directe patiëntenzorg. De verpleegkundige heeft ook erkend dat zij verslaafd
is (geweest) aan opiaten. Daarover klaagt de werkgever, omdat dit handelen in strijd
is met de voor de verpleegkundige geldende normen, protocollen en gedragsregels.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is en legt de maatregel
van doorhaling van inschrijving in het BIG-register en directe schorsing op. Hierna
licht het college dat toe.
2. De procedure
2. Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 10 november 2023;
- het verweerschrift, ontvangen op 12 januari 2024.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij geen gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 15 maart 2024. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
3. De feiten
3.1 Vanaf 8 mei 2023 was de verpleegkundige werkzaam bij klager. Zij was verantwoordelijk voor de administratieve verwerking van door de arts aan cliënten voorgeschreven medicatie, de controle van de medicijnkast en verstrekte medicatie aan de afdeling en cliënten. De verpleegkundige werkte voornamelijk in de nachtdienst. Eind augustus, begin september 2023 viel het collega’s op dat er erg veel medicijnen op naam van bewoners werden besteld. Uit het eerste onderzoek bleek dat de verpleegkundige de bestellingen had gedaan en de medicijnen weg waren nadat zij had gewerkt.
3.2 Vervolgens heeft klager de bedrijfsrecherche ingeschakeld en onderzoek laten doen. Uit de camerabeelden kwam naar voren dat de verpleegkundige diverse medicatie meenam. Op 13 oktober 2023 is de verpleegkundige met de bevindingen geconfronteerd in een gesprek. Zij heeft in dit gesprek bevestigd medicatie (oxycodon, morfine, lorazepam en temazepam) te hebben besteld en dit heeft meegenomen. Daarnaast heeft zij losse medicatie van overleden bewoners meegenomen. Tevens heeft de verpleegkundige erkend dat zij tijdens haar diensten pijnmedicatie gebruikt.
3.3 Met ingang van 13 oktober 2023 heeft klager de verpleegkundige op staande voet ontslagen. Ook heeft klager aangifte van diefstal gedaan bij de politie. Bij haar vorige werkgever is de verpleegkundige ook op staande voet ontslagen wegens het wegnemen van medicatie.
3.4 Na het ontslag heeft de verpleegkundige hulp gezocht bij haar huisarts en
heeft zij een afkicktraject doorlopen. De verpleegkundige is inmiddels ook met een
psychologische behandeling gestart. Zij heeft te kennen gegeven niet meer in de zorg
te willen werken vanwege de blootstelling aan de verleiding en het risico op een terugval
in het misbruik van middelen.
4. De klacht en de reactie van de verpleegkundige
4.1 Klager verwijt de verpleegkundige dat zij diverse medicijnen heeft weggenomen en ook tijdens het werk pijnmedicatie heeft gebruikt, waardoor zij de patiëntenzorg en - veiligheid in gevaar heeft gebracht.
4.2 De verpleegkundige heeft de door klager gestelde feiten niet betwist en zich
niet tegen de klacht verweerd. In haar reactie op het klaagschrift heeft zij geschreven
dat zij vanwege hevige pijn in haar botten (recente diagnose fibromyalgie) vanaf haar
21/22-jarige leeftijd op voorschrift van haar huisarts oxycodon en benzodipines is
gaan gebruiken en daaraan verslaafd is geraakt. Verder heeft de verpleegkundige aangegeven
dat zij niet van plan is om nog in de zorgsector werkzaam te zijn. Zij heeft pas na
haar ontslag ingezien dat zij verslaafd was aan oxycodon en benzodiazipines.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de verpleegkundige de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verpleegkundige. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
Wat is het oordeel van het college?
5.2 Het college stelt voorop dat een verpleegkundige het beroep dient uit te oefenen met
het oog op het welzijn en de gezondheid van de cliënt/patiënt, kennis draagt van protocollen
en gedragsregels en daarnaar handelt en bijdraagt aan een veilige zorgverlening.
5.3 Het is duidelijk dat het veelvuldig wegnemen van aanzienlijke hoeveelheden opiaten en andere medicatie in de zorginstelling waar de verpleegkundige werkte, niet past bij de normen en waarden die voor de behoorlijke beroepsuitoefening van een verpleegkundige van wezenlijk belang zijn. In zoverre is sprake van handelen in strijd met de tweede tuchtnorm. De verpleegkundige heeft door haar handelwijze het vertrouwen in de beroepsgroep ernstig geschaad en heeft niet gehandeld zoals een behoorlijk verpleegkundige betaamt. Ook heeft zij onnodig cliënten blootgesteld aan risicovolle situaties tijdens de zorgverlening. De verpleegkundige heeft erkend dat zij zichzelf tijdens diensten in de zorginstelling morfine heeft toegediend. Door deze medicatie op deze manier te gebruiken heeft de verpleegkundige gehandeld in strijd met de zorg die zij jegens haar cliënten heeft te betrachten. De verpleegkundige heeft ontkend dat haar medicatiegebruik van invloed is geweest op de door verleende zorg c.q. haar handelen, maar het college is van oordeel dat dit niet uitgesloten is. In zijn algemeenheid heeft het gebruik van dergelijke medicatie invloed op de alertheid en op adequate oordeelsvorming en daarmee op het maken van fouten in de zorg en in die zin levert het een ernstig risico op voor de patiëntveiligheid.
Slotsom
5.4 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht gegrond is.
Maatregel
5.5 Nu de klacht gegrond is moet beoordeeld worden of een maatregel opgelegd moet
worden, en zo ja, welke maatregel dat moet zijn. Bij het beantwoorden van de vraag
welke maatregel passend en geboden is, vindt het college het volgende van belang.
Het college is van oordeel dat het gedrag van de verpleegkundige haar ernstig te verwijten
valt. Voor de veiligheid en het welzijn van patiënten is het noodzakelijk dat een
zorgverlener de professionele grenzen van de beroepsgroep respecteert en in acht neemt.
Bij de keuze van de maatregel moet in dit verband de preventieve werking het uitgangspunt
zijn. Volgens vaste jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege zijn gedragingen
zoals die aan de verpleegkundige worden verweten zodanig in strijd met wat van een
zorgverlener verwacht mag worden, dat een beroepsbeperkende maatregel passend en geboden
is.
5.6 Wat betreft de op te leggen maatregel overweegt het college als volgt. Er
is sprake geweest van ernstige en herhaalde overtreding van de voor de verpleegkundige
geldende (tucht)normen. Dit rechtvaardigt de maatregel van doorhaling. Het college
zou van oplegging van deze zware maatregel kunnen afzien als er concreet perspectief
is op verbetering. Hoewel de verpleegkundige gemotiveerd overkomt in haar behandeling
van de medicatieverslaving, ziet zij ook in dat het werken in de zorg niet wenselijk
is om “de kat niet op het spek te binden”. Het college heeft er dan ook onvoldoende
vertrouwen in dat de verpleegkundige binnen afzienbare termijn in staat is tot een
aanmerkelijke verbetering van haar psychische conditie en haar verslavingsgedrag,
waardoor zij weer zonder gevaar voor patiënten in de zorg werkzaam zou kunnen zijn.
Hierbij weegt het college mee dat de verpleegkundige kampt met een langdurige verslaving
en zij tweemaal op staande voet is ontslagen vanwege het wegnemen van medicatie. Na
het eerste ontslag is de verpleegkundige teruggevallen in haar eerdere verslavingsgedrag
en heeft zij daarbij geen hulp gezocht. Bij het in dienst treden bij klager in mei
2023 is zij naar klager toe niet open geweest over haar verslaving en vorige ontslag.
Ook ter zitting bagatelliseerde zij de risico’s van haar medicatiegebruik voor haar
patiënten. Hoewel de verpleegkundige inmiddels in een behandeltraject zit, is het
herstel nog pril. Anderzijds siert het de verpleegkundige dat zij ter zitting is verschenen
om verantwoording af te leggen waarbij zij heeft erkend dat zij onjuist heeft gehandeld.
Voorziening
5.7 In de periode tot aan het onherroepelijk worden van deze uitspraak zijn er
geen wettelijke belemmeringen voor de verpleegkundige om werkzaam te zijn als verpleegkundige.
In het belang van de individuele gezondheidszorg zal het college daarom als voorlopige
voorziening haar bevoegdheid om tot de aan de inschrijving in het BIG-register verbonden
bevoegdheden uit te oefenen schorsen, totdat de beslissing tot doorhaling van de inschrijving
onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is vernietigd.
Publicatie
5.8 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen
belang is erin gelegen dat uit deze casus lering wordt getrokken, in die zin dat het
college zorgverleners met verslavingsproblematiek wil stimuleren om daarover al in
een vroeg stadium open te zijn en hulp te zoeken. De publicatie zal plaatsvinden zonder
vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt de verpleegkundige de maatregel op van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register;
- schorst bij wijze van voorlopige voorziening de bevoegdheid van de verpleegkundige om de aan de inschrijving verbonden bevoegdheden uit te oefenen totdat de beslissing tot doorhaling onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is vernietigd;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie, Medisch Contact en V&VN Magazine.
Deze beslissing is gegeven door A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, Th. A. Wiersma, lid-jurist, B. Nijhuis-Prigge, J. van der Sluis en J. Tiersma, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.C. Sijtsema, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024.
secretaris
voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.