ECLI:NL:TGZCTG:2024:77 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1983

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2024:77
Datum uitspraak: 17-04-2024
Datum publicatie: 17-04-2024
Zaaknummer(s): C2023/1983
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen plastisch chirurg. De klacht gaat over de operaties aan de middelvinger van klaagster. Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij niet heeft gewaarschuwd voor mogelijke scheefstand van de vinger na de operatie en de operatie en de daarop volgende hersteloperaties onkundig heeft uitgevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep tegen die beslissing.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1983 van:
A., wonende te B.,
appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., plastisch chirurg, werkzaam te D.,
verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. D. Benamari, verbonden aan Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klaagster – heeft op 17 januari 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te
’s-Hertogenbosch tegen C. – hierna de plastisch chirurg – een klacht ingediend. Bij beslissing van 23 mei 2023, met nummer H2022/3804, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klaagster heeft op tijd beroep ingesteld tegen deze beslissing. De plastisch chirurg heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 26 februari 2024 behandeld. Op de zitting zijn verschenen, klaagster bijgestaan door mr. M.J.P.M. van de Westerlo en de plastisch chirurg bijgestaan door mr. Benamari. Partijen hebben hun standpunt toegelicht. Mr. Van de Westerlo en mr. Benamari hebben dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die zij aan het college en de wederpartij hebben overhandigd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft het volgende overwogen en geoordeeld:
“3. De feiten
Klaagster, bekend met rheumatoïde arthritis, is door de orthopeed verwezen naar de plastisch chirurg in verband met een status na artrodese IP dig 1 rechterhand gecompliceerd door een ontsteking. Klaagster vindt het resultaat lelijk. Daarnaast is klaagster verwezen omdat zij een artroplastiek van het PIP gewricht dig 3 van de linkerhand wil. In overleg wordt besloten om eerst de artroplastiek van dig 3 van de linkerhand te verrichten. Voor het litteken van de eerste straal zal zeker een jaar worden gewacht, waarna eventueel een correctie zal plaatsvinden.

Op 3 september 2020 vindt de eerste operatie plaats. Hierbij wordt een silicone prothese geplaatst in het PIP-gewricht van de middelvinger van de linkerhand. Op
10 september 2020 ziet verweerder klaagster op advies van de handtherapeut terug in verband met scheefstand (ulnaire deviatie) van dig 3 vanuit het PIP-gewricht. De hand van klaagster wordt onderzocht en de uitkomst is dat de prothese op zich goed ligt maar met een ulnaire deviatie waarschijnlijk als gevolg van het insufficiënt collaterale radiaire gewrichtsligament. Er wordt in overleg besloten tot een tweede operatie om het eventuele bandletsel te reconstrueren.
Tijdens de operatie van 17 september 2020 blijkt dat de radiale collaterale band intact is, maar minder stevig ten opzichte van de ulnaire band. Hierop wordt door verweerder de radiale band verstevigd met behulp van diverse hechtingen. Hierna wordt de handtherapie voortgezet.
Bij nacontroles blijkt dat het in principe goed gaat, op enige ulnaire deviatie na. Op 22 februari 2021 komt klaagster weer op controle en geeft ze aan dat ze geen pijn meer heeft maar dat ze zichzelf misvormd voelt met deze vinger. Besloten wordt een MRI te maken. Er is een ulnaire deviatie in het PIP-gewricht zichtbaar op de röntgenopname van 10 september 2020 van ongeveer 23 graden. Op de huidige opname bedraagt deze ongeveer 14 graden. Verweerder besluit hierop de casus met een handchirurg van een andere instelling te bespreken, omdat hij dit nog niet eerder heeft meegemaakt. Na deze bespreking volgt een advies en vindt op 22 april 2021 de derde ingreep plaats. De collaterale banden worden doorgenomen en er wordt een extra stukje bot van de proximale phalanx verwijderd. Op 17 mei 2021 ziet verweerder klaagster weer met toch een toename van ulnaire deviatie vanuit het PIP-gewricht. Verweerder heeft hierop nogmaals overleg met een collega en adviseert een stabiliserende ring. Op verzoek van klaagster vindt een second opinion plaats in een ander ziekenhuis.
Uiteindelijk vindt er nog een gesprek plaats tussen klaagster en de klachtenfunctionaris. De aansprakelijkstelling die volgt, wordt door de verzekeraar afgewezen. Daarop is deze tuchtklacht ingediend.
3 De klacht en de reactie van de plastisch chirurg
3.1 Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij:
a) bij pre-operatieve besprekingen het niet gehad heeft over mogelijke scheefstand van de vinger na de operatie;
b) enkel de gedachte had dat een laterale band de scheefstand zou veroorzaken.
3.2 De plastisch chirurg heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Hij voert aan dat uit het dossier blijkt dat hij voor de operatie wel degelijk heeft gewezen op mogelijke complicaties (onder andere het risico op asymmetrie en protheseproblemen). De scheefstand zoals die zich bij klaagster heeft ontwikkeld is zo zeldzaam dat hij deze niet als zodanig heeft benoemd. Anders dan klaagster stelt, meent de plastisch chirurg dat hij aandacht heeft gehad voor alle mogelijke oorzaken, niet alleen voor de laterale banden. Op foto’s en de gemaakte MRI is gekeken naar de stand van de prothese. Het gewricht is niet scheef geplaatst. Waarschijnlijk door een externe kracht, zoals de banden, wordt de vinger vanaf het PIP-gewricht naar ulnair getrokken. Dit kan komen door reumatoïde artritis. De plastisch chirurg stelt voorts dat hij zijn bevindingen heeft besproken met collega-artsen. Hij betreurt de klachten waarmee klaagster kampt, maar meent dat de prothese op correcte wijze is geplaatst.
4 De overwegingen van het college
4.1 De vraag is of de plastisch chirurg de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende plastisch chirurg.
4.2 Het college oordeelt dat de plastisch chirurg niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Uit het medisch dossier blijkt dat de plastisch chirurg klaagster op 10 februari 2020 heeft voorgelicht over de risico’s op onder andere asymmetrie en problemen met de prothese. Dat hij de specifieke complicatie (extreme scheefstand) die zich bij klaagster helaas heeft voorgedaan niet expliciet heeft benoemd, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het gaat hier om een uitzonderlijke mate van een complicatie die redelijkerwijs niet voorzienbaar was.
Dat deze zeldzame complicatie zich heeft voorgedaan is te betreuren en voor klaagster zeer vervelend, maar vormt op zichzelf geen bewijs dat de plastisch chirurg de ingrepen niet goed heeft uitgevoerd of niet alle mogelijke oorzaken in ogenschouw heeft genomen. Uit het medisch dossier blijkt dat de ingrepen naar de eisen van het vak zijn uitgevoerd, waarbij goed naar de vinger en de mogelijke oorzaken is gekeken. Ook de keuze voor hersteloperaties is verdedigbaar geweest, omdat aan het in eerste instantie vastzetten van het PIP-gewricht grote nadelen kleven ten aanzien van de functie van de vinger. Bovendien heeft de plastisch chirurg – gelet op de uitzonderlijkheid van de complicatie – een collega geraadpleegd. Het college ziet dan ook geen aanwijzing voor enig tuchtrechtelijk verwijt.

4.3 Uit deze overwegingen volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten weergegeven in overweging. “3. De feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4. De klacht
Het Centraal Tuchtcollege begrijpt uit het klaagschrift van klaagster, dat door het Regionaal Tuchtcollege is ontvangen op 17 januari 2022, en het aanvullend klaagschrift met bijlagen, dat door het Regionaal Tuchtcollege is ontvangen op 15 juni 2022, dat klaagster de plastisch chirurg verwijt dat hij:
a) bij pre-operatieve besprekingen het niet gehad heeft over mogelijke scheefstand van de vinger na de operatie;
b) de operaties op 3 september 2020, 17 september 2020 en 22 april 2021 onkundig heeft uitgevoerd.
5. Beoordeling van het beroep
Omvang van de zaak in beroep
5.1 Klaagster is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Het beroep van klaagster strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege de klacht alsnog gegrond verklaart. Zij verzoekt daarnaast om de plastisch chirurg te veroordelen in de door haar gemaakte proceskosten.
5.2 De plastisch chirurg heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij is van mening dat het beroep van klaagster moet worden verworpen en de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege moet worden bevestigd.
5.3 Uit het oogpunt van een goede en eerlijke procesorde kunnen in beroep alleen die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege worden voorgelegd die deel uitmaken van de oorspronkelijke klacht die aan het Regionaal Tuchtcollege is voorgelegd. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover in beroep sprake is van uitbreiding van de klacht, kan klaagster daarin dus niet worden ontvangen.
Inhoudelijke beoordeling
Klachtonderdeel a)
5.4 Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij het bij preoperatieve besprekingen niet heeft gehad over mogelijke scheefstand van de vinger na de operatie. Tijdens de zitting in beroep is vast komen te staan dat er voor de eerste operatie van 3 september 2020 geen sprake was van scheefstand van de vinger. Klaagster heeft tijdens de zitting verklaard dat voorafgaand aan de operatie wel is gesproken over de mogelijkheid van geringe scheefstand van de vinger, maar dat niet is gesproken over het risico op de mate van scheefstand die zich uiteindelijk heeft voorgedaan. De plastisch chirurg heeft erkend dat hij klaagster niet specifiek heeft geïnformeerd over dat risico.
5.5 De informatieplicht van de plastisch chirurg wat betreft de risico’s van een medische verrichting en de mogelijk daaraan verbonden complicaties ziet op de normale, voorzienbare risico’s en strekt niet zo ver dat ook alle mogelijke, zeldzame gevolgen dienen te worden besproken. De plastisch chirurg hoefde bij de informatieverstrekking aan klaagster de mate van scheefstand die zich uiteindelijk bij klaagster heeft voorgedaan niet te benoemen. Aangezien er voor de operatie geen evidente scheefstand bestond, betreft dit een complicatie die zeldzaam en daarom niet voorzienbaar was.
Klachtonderdeel b)
5.6 Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij de operaties onkundig heeft uitgevoerd. Dit is het Centraal Tuchtcollege niet gebleken. Het Centraal Tuchtcollege deelt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat uit het medisch dossier blijkt dat de ingrepen naar de eisen van het vak zijn uitgevoerd en de keuze voor hersteloperaties verdedigbaar is geweest. Het is heel vervelend voor klaagster dat zich een complicatie heeft voorgedaan, maar dat wil nog niet zeggen dat de ingrepen onjuist of onzorgvuldig zijn uitgevoerd.
5.7 Dit betekent dat de klacht ongegrond is. Het beroep van klaagster wordt verworpen.
Proceskostenveroordeling
5.8 Aangezien het beroep van klaagster wordt verworpen, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door R.C.A.M. Philippart, voorzitter,
T.W.H.E. Schmitz en M.W. Zandbergen, leden-juristen, R.L. Huisinga en W.F.A. Kolkman, leden-beroepsgenoten, en K.M. ten Pas, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 april 2024.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.