ECLI:NL:TGZCTG:2024:82 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1956

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2024:82
Datum uitspraak: 22-04-2024
Datum publicatie: 22-04-2024
Zaaknummer(s): C2023/1956
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. Klager is in het buitenland veroordeeld tot een vrijheidsbenemende sanctie. Deze sanctie is door het Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden in 2019 omgezet in een maatregel van ter beschikkingsstelling (tbs) met verpleging van overheidswege. De psychiater heeft in het kader van een eventuele verlenging van de tbs samen met een klinisch psycholoog (beklaagde in zaak C2023/1927) in opdracht van de rechtbank klager onderzocht/geobserveerd en een rapport over klager uitgebracht. In dat rapport hebben zij geadviseerd de verpleging van klager voort te zetten voor een periode van twee jaar. Klager is het niet eens met dit rapport en verwijt de psychiater onder meer dat er verkeerd gedeclareerd is, dat er onvoldoende informatie is gegeven en dat klager en zijn cultuur worden beledigd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1956 van 
            A., verblijvende in B., appellant, klager in eerste aanleg,
            hierna: klager,
tegen
            K., psychiater, werkzaam in D., verweerder in beide instanties,
            hierna: de psychiater,     gemachtigde: mr. A.W. Hielkema,                     verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.
1.    Procesverloop 
Klager heeft op 9 juni 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege in Amsterdam een klacht ingediend tegen de psychiater. Dat college heeft de klacht in zijn beslissing van 18 april 2023, onder nummer A2022/4331, kennelijk ongegrond verklaard. Klager heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Het Centraal Tuchtcollege heeft van klager nog aanvullende stukken ontvangen. De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2023/1927 behandeld op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 
27 maart 2024. Klager en de psychiater zijn daar beiden verschenen. De psychiater werd bijstaan door zijn gemachtigde, mr. A.W. Hielkema, voornoemd. Partijen hebben hun standpunten verder toegelicht, waarbij klager gebruik heeft gemaakt van een ter zitting aanwezige beëdigde tolk. 
2.    Beslissing in eerste aanleg
    Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag     gelegd. 
        “2.    Waar gaat de zaak over?
2.1    Klager is in Nederland door de strafrechter (Hof F.-G.18 januari 2019) een maatregel opgelegd, namelijk terbeschikkingstelling (tbs) met verpleging van overheidswege. In juli 2019 is hij opgenomen in de H.-kliniek in I.. Klager is in het kader van een onderzoek verlenging terbeschikkingstelling onderzocht/geobserveerd in het Pieter Baan Centrum (PBC) van 3 november 2021 tot en met 17 december 2021 door onder andere de psychiater. In opdracht van de rechtbank J. (hierna: de rechtbank) heeft de psychiater, samen met een klinisch psycholoog (verweerder in de zaak A2022/4331), op 14 maart 2022 een Pro Justitia rapport over klager uitgebracht. De psychiater heeft een psychiatrisch onderzoek verricht en samen met de klinisch psycholoog een gedragsdeskundige bespreking gedaan. Voorts heeft de psychiater samen met de klinisch psycholoog de vragen van de rechtbank beantwoord.
    2.2    De rechtbank heeft de maatregel terbeschikkingstelling met twee jaar     verlengd. 
3.    Wat houdt de klacht in? 
Uit het klaagschrift volgen de volgende klachtonderdelen:
1.    er is verkeerd gedeclareerd;
2.    er is onvoldoende informatie gegeven met betrekking tot de risico’s en             eventuele andere mogelijkheden;
3.    hij is ten onrechte niet doorverwezen;
4.    klager en zijn cultuur zijn in het rapport door de psychiater beledigd.
Klager meent dat de rechtbank ten onrechte de terbeschikkingstelling (tbs) met twee jaar heeft verlengd op basis van het uitgebrachte rapport, terwijl hij andere zorg nodig heeft en het tbs-systeem hem kapot maakt. Hij wordt in de H.-kliniek slecht behandeld. Hij kan niet terug naar L. omdat het daar onveilig is.
4.    Wat is het verweer?
De psychiater heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.
5.    Wat zijn de overwegingen van het college?
5.1    Het college komt tot de conclusie dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.2    Alleen het persoonlijk handelen van de psychiater staat centraal in de beoordeling en niet het handelen van anderen waarvoor hij geen (tuchtrechtelijke) verantwoordelijkheid draagt. De psychiater is ook niet verantwoordelijk voor de beslissing van de rechtbank of “het tbs-systeem”. De toets is of de psychiater bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, waarbij meetelt hetgeen binnen de beroepsgroep als norm is aanvaard ten tijde van het handelen. 

5.3    Volgens vaste rechtspraak moet een deskundigenrapport van een BIG-geregistreerde zorgverlener aan de volgende eisen voldoen:
1.    het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het         berust;
2.    het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de             voorgelegde vraagstelling te kunnen beantwoorden;
3.    in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke         gronden de conclusies van het rapport steunen;
4.    het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, inclusief de literatuur en         geconsulteerde personen;
5.    de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
Daarbij wordt volledig getoetst of het onderzoek door de deskundige voldoende vakkundig en zorgvuldig is uitgevoerd. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen. Dit laatste betreft dus een marginale beoordeling.
Klachtonderdeel 1: er is verkeerd gedeclareerd 
5.4    Nog los van het feit dat deze klacht in het geheel niet is toegelicht, gaat het verwijt ook niet op. Kosten voor het onderzoek in het PBC worden niet door de zorgverzekeraar (van klager) gedragen, maar door de overheid. Hierop heeft de psychiater ook geen invloed of zeggenschap over. Dit klachtonderdeel slaagt niet.
Klachtonderdeel 2: onvoldoende informatie gegeven m.b.t. risico’s 
5.5    Klager heeft geen behandelingsovereenkomst gehad met de psychiater. De psychiater moest hem observeren in het kader van een opdracht van de rechtbank met vragen over de verlenging van de tbs. Klager werd onderzocht door een multidisciplinair team, bestaande uit de psychiater, een klinisch psycholoog, een forensisch milieuonderzoeker en een groepsleider. Daarnaast waren er nog een procesbegeleidend gedragsdeskundige en een jurist aan het team verbonden, maar zij voerden verder geen onderzoek uit. De psychiater en de klinisch psycholoog hebben gesprekken gevoerd met klager. Zij verkregen ook informatie over klager uit de beschikbare stukken, het forensisch milieuonderzoek en de observaties van de groepsleiding. Omdat klager de Nederlandse taal niet (voldoende) machtig is werd hij bijgestaan door een tolk.

5.6    Dat klager onvoldoende informatie heeft gekregen over het doel van het onderzoek in het PBC is naar het oordeel van het college niet juist. Dat lijkt ook weinig aannemelijk nu klager werd bijgestaan door een advocaat, die hem hierover voorlichting kon geven. Uit de rapportage blijkt (pag. 29) dat er een voorlichtingsgesprek is geweest in de H.-kliniek en dat klager ook uitleg heeft gekregen van de groepsleider. Bij aanvang van het psychiatrisch onderzoek constateert de psychiater (pag. 55) dat klager het niet eens is met de opgelegde maatregel tbs en dat hij verwacht dat die wordt opgeheven. Klager ziet geen nut in het meewerken aan een onderzoek dat gericht is op het verder vormgeven van de behandeling en/of resocialisatie. De psychiater heeft klager er telkens op gewezen dat hij onderzoekshandelingen moet verrichten binnen het kader van het gedragsdeskundig onderzoek Pro Justitia. Dit begreep klager, maar dat leidde niet tot een andere houding van klager. Klager weigerde ook diverse onderwerpen te bespreken met de psychiater, omdat hij die onderwerpen niet relevant of “privé” achtte. Klager doet wel mee aan een gedragsneurologisch onderzoek en hij verstrekt toestemming om aan derden informatie op te vragen, hoewel hij begrijpt dat het onderzoek met een ander doel wordt verricht, aldus de psychiater in het rapport (pag. 70). Binnen het team is uitgebreid gesproken over de aard van de weigering en de niet-medewerking van klager aan het onderzoek, terwijl duidelijk is dat klager het doel van het onderzoek begrijpt. De psychiater is telkens transparant geweest over het doel van het (overkoepelende) onderzoek (pag. 71). 
Al deze bevindingen in het rapport zijn niet weerlegd door klager. Het college gaat er dan ook van uit dat wat erin staat juist is. Al met al kan geconcludeerd worden dat klager wist waarvoor hij werd opgenomen ter observatie in het PBC en dat hij daarover voldoende was voorgelicht. Voor zover klager erover wil klagen dat hij met zijn weigering om mee te werken aan het Pro Justitia onderzoek de strafrechtelijke consequenties niet kon overzien, ligt die voorlichting op de weg van zijn advocaat. Klachtonderdeel 2 slaagt niet.
Klachtonderdeel 3: ten onrechte niet doorverwezen
5.7    Uit het voorgaande blijkt al dat klager niet (volledig) wilde meewerken aan het onderzoek in het PBC, omdat hij meende dat hij daar niet op zijn plaats was. Klager was echter op bevel van de rechter ter observatie in het PBC opgenomen, waarmee niet strookt dat klager dan kan worden “doorverwezen” als hij meent dat hij ten onrechte in het PBC is opgenomen. Klager kan (enkel) zijn medewerking weigeren, waarna het onderzoek voortijdig zal kunnen worden afgebroken. Het ligt in ieder geval niet in de macht van de psychiater om klager naar een andere instantie of andere hulpverlener door te verwijzen. Klachtonderdeel 3 slaagt ook niet.
Klachtonderdeel 4: klager en zijn cultuur zijn in het rapport beledigd
5.8    Voor zover klager er ook over wil(de) klagen dat het rapport niet voldoet aan de tuchtrechtelijke criteria gaat die klacht niet op, niet in de laatste plaats omdat hij daarvoor niets aanvoert. Het college is ook niet gebleken dat het rapport (althans de onderdelen waarvoor de psychiater verantwoordelijk is) niet voldoet aan de tuchtrechtelijke normen als weergegeven onder 5.3.
5.9    De klacht dat de psychiater klager en zijn cultuur heeft beledigd, kan het college zonder nadere toelichting of onderbouwing niet volgen. Het college heeft dat niet kunnen lezen in de rapportage van de psychiater. Klachtonderdeel 4 slaagt dan ook niet.
Conclusie
5.10     De conclusie is dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.”
3.    Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende bestreden.
4.     Beoordeling van het beroep
4.1     Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij betoogt – onder meer – dat het rapport van de psychiater niet deugdelijk is en dat de psychiater zich naar hem toe hypocriet heeft opgesteld. Klager wil met zijn beroep bereiken dat het Centraal Tuchtcollege de zaak in volle omvang opnieuw beoordeelt en de klacht alsnog gegrond verklaart. 
4.2   Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over de klacht en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. Het door de psychiater samen met een klinisch psycholoog uitgebrachte rapport voldoet aan de eisen zoals in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege onder 5.3. weergegeven. Verder is niet gebleken dat de psychiater naar klager toe tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. 
4.3    Uit het voorgaande volgt dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep wordt verworpen.
5.    De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
            verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; J. Legemaate en 
T.W.H.E. Schmitz, leden-juristen en I.A. de Boer en J.J. de Jong, leden beroepsgenoten en E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 22 april 2024.
    Voorzitter   w.g.                    Secretaris  w.g.