ECLI:NL:TGZRSHE:2024:26 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6074

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2024:26
Datum uitspraak: 17-04-2024
Datum publicatie: 17-04-2024
Zaaknummer(s): H2023/6074
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de internist dat hij: a) haar gedurende anderhalf uur de toegang tot haar moeder heeft ontzegd; b) haar niet de kans heeft gegeven met de jurist van het ziekenhuis te spreken; c) heeft geprobeerd af te dwingen dat zij het met hem eens was, anders mocht zij haar moeder niet zien;      d) haar alle zeggenschap over haar moeder heeft ontnomen.                                                                              Het college oordeelt dat de omstandigheden, te weten de onrustige gemoedstoestand van moeder op de dag dat klaagster haar wilde ophalen, de internist hem ertoe hebben gebracht om te handelen zoals hij heeft gedaan. De communicatie had beter gekund maar geen tuchtrechtelijk verwijt. Geen recht van klaagster om met jurist van ziekenhuis te spreken. Klacht ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 17 april 2024 op de klacht van:


[A],
wonende in [B],
klaagster,


tegen


[C],
internist-ouderengeneeskunde,
werkzaam in [D],
verweerder, hierna ook: de internist,
gemachtigde: mr. D. Schut-Wolfs, werkzaam in Amsterdam.


1. De zaak in het kort
1.1 De moeder (hierna: de of haar moeder) van klaagster lijdt aan dementie. Zij woonde in een verpleegtehuis. Op 5 september 2023 is de moeder vanwege een mogelijke urineweginfectie in een ziekenhuis (hierna: het ziekenhuis) opgenomen. Daar was de internist haar hoofdbehandelaar. Het was de bedoeling dat de moeder op 8 september 2023 zou terugkeren naar het verpleegtehuis. Klaagster was echter niet tevreden over de zorg die haar moeder daar kreeg en wilde haar meenemen naar haar (klaagsters) huis om daar voor haar te zorgen. Een collega van de internist heeft daarmee ingestemd. In de ochtend van 8 september 2023 was klaagster in het ziekenhuis om haar moeder op te halen. Vanwege de toestand waarin deze op dat moment verkeerde, was de internist het er niet mee eens dat klaagster haar moeder mee naar huis zou nemen. De moeder is die dag teruggegaan naar het verpleegtehuis.
1.2 Klaagster verwijt de internist dat hij haar gedurende anderhalf uur de toegang tot haar moeder heeft ontzegd, haar niet de kans heeft gegeven om met de jurist van het ziekenhuis te spreken, heeft geprobeerd af te dwingen dat zij (klaagster) het met hem eens was, anders mocht zij haar moeder niet zien en dat de internist haar alle zeggenschap over haar moeder wilde ontnemen.

1.3 Het college komt tot het oordeel dat de internist niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hierna licht het college dat toe.


2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 25 oktober 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen, waarbij het medisch dossier op verzoek van de internist (artikel 67 lid 3 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, Wet BIG) niet aan klaagster is toegestuurd;
- de brief van klaagster van 24 januari 2024, binnengekomen op 30 januari 2024, met de bijlagen.


2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 21 februari 2024. De partijen zijn verschenen. De internist werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De partijen en de gemachtigde hebben hun standpunten mondeling toegelicht.


3. De feiten
3.1 De moeder van klaagster lijdt aan dementie. Zij woonde in een verpleegtehuis. De moeder werd op 5 september 2023 vanwege verdenking van een gecompliceerde urineweginfectie vanuit het verpleegtehuis in het ziekenhuis opgenomen. De internist was haar hoofdbehandelaar.


3.2 Klaagster was niet tevreden over de zorg die haar moeder in het verpleegtehuis ontving. Klaagster heeft op 7 september 2023 aan het ziekenhuis laten weten dat zij haar moeder de dag erna zou ophalen. Klaagster was van plan om zelf in haar eigen woning voor haar moeder te gaan zorgen. Een collega-geriater van de internist heeft daar toen mee ingestemd. Klaagster heeft haar moeder op 7 september 2023 ook verteld dat zij haar de volgende dag zou komen ophalen en dat de moeder mee zou gaan naar klaagsters woning.


3.3 In het medisch dossier van de moeder is genoteerd dat zij in de nacht van 7 op 8 september 2023 een delier heeft ontwikkeld, erg onrustig is geweest en in de artsenkamer heeft gezeten. Zij weigerde zorg, was erg argwanend en gaf aan niet met klaagster mee te willen gaan.


3.4 In het medisch dossier van de moeder heeft de internist verslag gedaan van de gebeurtenissen in de ochtend van 8 september 2023. Daaruit blijkt dat de internist aan klaagster heeft medegedeeld dat hij en de rest van het team het er niet mee eens waren dat klaagster haar moeder op dat moment mee naar huis zou nemen. Omdat klaagster haar
moeder toch wilde meenemen, heeft de internist vervolgens de jurist van het ziekenhuis geraadpleegd. Op grond van dit overleg is de internist bij zijn besluit gebleven dat klaagster haar moeder niet mee naar huis kon nemen. Het overleg met de jurist van het ziekenhuis heeft er ook toe geleid dat voor de moeder een wettelijke vertegenwoordiger zou worden aangevraagd.


3.5 Uiteindelijk heeft klaagster haar moeder op 8 september 2023 niet mee naar haar (klaagsters) woning genomen. De moeder is die dag teruggekeerd naar het verpleegtehuis.


3.6 Blijkens een gespreksnotitie van 14 september 2023 was een procedure om mentorschap dan wel bewindvoering voor de moeder aan te vragen, toen stopgezet.


3.7 De moeder van klaagster woont inmiddels in een verpleegtehuis in de buurt van klaagster.


3.8 Klaagster heeft een klacht ingediend bij een onafhankelijke klachtenonderzoekscommissie betreffende de zorg die haar moeder ontving op de locatie van het verpleegtehuis waar zij eerst woonde. De onderzoekscommissie heeft op 8 december 2023 de klacht grotendeels gegrond verklaard.


4. De klacht en de reactie van de internist
4.1 Klaagster verwijt de internist dat hij:
a) klaagster gedurende anderhalf uur de toegang tot haar moeder heeft ontzegd;
b) klaagster niet de kans heeft gegeven met de jurist van het ziekenhuis te spreken;
c) heeft geprobeerd af te dwingen dat klaagster het met hem eens was, anders mocht zij haar moeder niet zien;
d) klaagster alle zeggenschap over haar moeder heeft ontnomen.


4.2 De internist heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.


4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.


5 De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de internist de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende internist. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.

Klachtonderdelen a), c) en d) Het contact met klaagster op 8 september 2023
5.2 Op de zitting is het voldoende duidelijk geworden dat zowel klaagster als de internist het beste met de moeder voor hebben gehad. Voor klaagster was het belangrijk dat haar moeder niet naar het verpleegtehuis zou terugkeren. Klaagster had, naar is gebleken, terechte bedenkingen bij de zorg die haar moeder daar kreeg. De internist op zijn beurt achtte het niet verantwoord dat klaagster haar moeder mee naar huis zou nemen, omdat klaagster de zorg voor haar moeder in haar eentje in de gegeven omstandigheden niet aan zou kunnen.


5.3 Het was de bedoeling dat klaagster op 8 september 2023 haar moeder in het ziekenhuis zou ophalen om bij klaagster thuis voor haar te gaan zorgen. Een collega van de internist had daarvoor toestemming gegeven. In de nacht van 7 op 8 september 2023 kreeg de moeder echter een delier, werd zij erg onrustig en gaf zij aan niet met klaagster mee te willen gaan. Klaagster wilde haar moeder op 8 september 2023 toch meenemen. Onder die gewijzigde omstandigheden acht het college het begrijpelijk dat de internist aan klaagster, toen zij haar moeder wilde meenemen, aanvankelijk de toegang tot haar moeder heeft ontzegd. De internist heeft daarop de jurist van het ziekenhuis geraadpleegd om de rechten en plichten over en weer goed in kaart te kunnen brengen. Dit duurde enige tijd en na ongeveer anderhalf uur heeft de internist het gesprek met klaagster weer hervat.


5.4 Vervolgens gaf klaagster aan dat zij haar moeder alsnog wilde zien. De internist vond dit geen goed idee, maar toen klaagster aangaf dat toch te willen, is de internist, samen met klaagster en een verpleegkundige naar de moeder gegaan. Dit alles heeft klaagster niet gemotiveerd bestreden. Uit deze gang van zaken blijkt niet dat de internist klaagster heeft gedwongen het met hem eens te zijn, omdat zij anders haar moeder niet mocht zien.


5.5 Gelet op de onrustige gemoedstoestand van de moeder op dat moment was het duidelijk dat de internist haar op 8 september 2023 niet met klaagster mee kon laten gaan. Er dreigde een impasse. Het college acht het begrijpelijk dat de internist op basis van het gesprek met de ziekenhuisjurist toen het aanvragen van mentorschap of bewindvoering heeft benoemd. Uiteindelijk is het zover niet gekomen.


5.6 Het college is van oordeel dat de omstandigheden in de ochtend van 8 september 2023 de internist ertoe hebben gebracht om te handelen zoals hij heeft gedaan. Toch is het college van oordeel dat de communicatie met klaagster beter had gekund, zoals de internist zelf ook heeft aangegeven. Het college is van oordeel dat de internist klaagster mogelijk eerder naar haar moeder had kunnen laten gaan. Klaagster heeft op de zitting aangegeven dat zij, toen zij haar moeder in de ochtend van 8 september 2023 uiteindelijk zag, wel snapte dat zij haar niet kon meenemen. Ook is het college van oordeel dat de internist, zoals hij ook zelf heeft aangegeven, aan klaagster beter had kunnen uitleggen dat het besluit om haar moeder niet met haar mee te laten gaan, multidisciplinair was genomen. Hoewel de
internist dus naar het oordeel van het college beter anders had kunnen optreden, is het college van oordeel dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten geen sprake is.


De klachtonderdelen a), c) en d) zijn ongegrond.
Klachtonderdeel b) De jurist van het ziekenhuis
5.7 Het college is van oordeel dat het de internist niet tuchtrechtelijk kan worden verweten dat klaagster op 8 september 2023 niet met de jurist van het ziekenhuis heeft kunnen spreken. De internist heeft zelf de jurist geraadpleegd. Het was niet de taak van de jurist, die in dienst was van het ziekenhuis, om ook mensen van buiten het ziekenhuis te adviseren. Daarbij komt dat deze jurist op dat moment ook niet fysiek in het ziekenhuis aanwezig was. Voor zover klaagster in de veronderstelling verkeerde dat zij wel met de jurist zou kunnen spreken, is het voldoende aannemelijk geworden dat dit op een misverstand berustte en dat (ook op dit punt) de communicatie tussen klaagster en de internist beter had gekund.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Slotsom
5.8 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn.


6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door A.M. Bossink, voorzitter, M.J.H.A. Venner-Lijten, lid-jurist, P.M. Netten, G.A. Velders en R.W. van Etten, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door T.G. Nijenkamp, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op
17 april 2024.