Zoekresultaten 741-760 van de 14192 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:85 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6521

    Klacht tegen huisarts. Klager maakt de huisarts verschillende verwijten. Onder meer verwijt hij haar dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag, dat klager ten onrechte is beschuldigd van stalking en agressief gedrag en dat sprake is van een gebrekkige dossiervoering. Het college verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:87 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6674

    Gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft tot tweemaal toe een advies gegeven over de belastbaarheid van klager zonder daarbij te beschikken over informatie die hij zelf van belang vond. Hij heeft dit gedaan zonder de overwegingen daarvoor vast te leggen of duidelijk uit te leggen. De klachtonderdelen die hier over gaan zijn gegrond. Klachtonderdeel over niet serieus nemen van klachten over discriminatie is ongegrond. Gezien een eerder opgelegde maatregel, de ernst van de normschendingen en het feit dat de bedrijfsarts er geen enkele blijk van heeft gegeven in te zien wat er verkeerd is aan zijn handelen legt het college de maatregel van schorsing voor de duur van één maand op.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2032/5343

    Klaagster verwijt de bedrijfsarts dat hij 1) niet in overeenstemming met de privacywetgeving handelde en 2) niet op een juiste wijze een verslag opstelde van gemaakte afspraken en klaagster daarover ook onjuist informeerde. Oordeel college: klaagster is niet-ontvankelijk in klachtonderdeel 1), omdat zij niet rechtstreeks is geraakt in een concreet eigen belang dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg. Klachtonderdeel 2) is gegrond. De bedrijfsarts had opnieuw naar de situatie moeten kijken of klaagster inmiddels weer volledig belastbaar was. Hij won onvoldoende informatie in om redelijkerwijs tot die conclusie te kunnen komen. De bedrijfsarts communiceerde onduidelijk met klaagster over het al dan niet aanpassen van de urenbeperking. Hij diende terug te komen op wat hij eerder met haar had besproken en bij haar na te gaan of zij de informatie toen voldoende had begrepen en ook begreep wat dit voor haar zou kunnen gaan betekenen. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:68 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5574

    Klager verwijt de bedrijfsarts onder meer dat hij een discriminerende opmerking maakte in het dossier van klager, niet open en eerlijk communiceerde en het beloofde mediationgesprek niet meer organiseerde. Oordeel college: de opmerking in het dossier kan niet als discriminerend worden aangemerkt. Enig onderzoek naar de aanwezigheid van een cultureel verschil getuigde van zorgvuldigheid. Het college ziet niet in waarom de bedrijfsarts klager nog had moeten bevragen over een mogelijk cultureel probleem, aangezien de werkgever deze mogelijkheid had verworpen. De bedrijfsarts had omtrent de mediation regie moeten voeren en niet de wijze van uitvoering en de communicatie richting werkgever en werknemer volledig aan partijen moeten overlaten, wetende dat zij er samen nog niet uit konden komen. Klacht deels gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:66 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6512

    Cardioloog wordt verweten dat hij een te hoge dosering medicatie aan klager heeft voorgeschreven. Op goede gronden is de gebruikelijke dosering voorgeschreven. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:154 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6192

    Ongegronde klacht tegen een arts verstandelijk gehandicapten (arts VG). Klaagster is de moeder van haar in september 2021 overleden dochter, die zelfmoord heeft gepleegd. Klaagster verwijt de arts VG dat zij geen goede en adequate zorg heeft geleverd, onzorgvuldig heeft gehandeld inzake de medicatie en de ernst van de klachten en bijwerkingen niet voldoende serieus heeft genomen. De arts VG heeft uitgelegd dat er bij de dochter van klaagster geen sprake was van chronische depressiviteit maar van stemmingsproblematiek. Naar het oordeel van het college heeft de arts VG de klachten zorgvuldig onderzocht en behandeld en is er voldoende aandacht geweest voor de psychiatrische problematiek van de dochter van klaagster. Niet gebleken is dat de arts VG een second opinion uitdrukkelijk heeft geweigerd of tegengehouden. De arts VG heeft er op gewezen dat er in afstemming met haar door de orthopedagoog-generalist een suïcide risico taxatie is opgesteld. In het team is de dochter van klaagster vervolgens goed geobserveerd en is de begeleiding geïntensiveerd.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:155 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6194

    Ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster is de moeder van haar in september 2021 overleden dochter, die zelfmoord heeft gepleegd. Klaagster verwijt de psychiater dat hij geen adequate zorg en begeleiding heeft geleverd door onder andere de diagnose autisme aan te nemen en niet te onderzoeken, na te laten om de bipolaire stoornis te monitoren en het voorschrijven en monitoren van anti-depressiva en anti-psychotica over te laten aan de arts verstandelijk gehandicapten. Ook verwijt zij de psychiater dat hij een deel niet betrokken is geweest en dat hij niet op de hoogte was van het stoppen van medicatie en problematiek. Naar het oordeel van het college volgen er uit het dossier geen redenen om de diagnostiek in twijfel te trekken daaruit blijkt niet dat de psychiater geen onderzoek naar de diagnostiek heeft gedaan. Van het niet monitoren van de bipolaire stoornis is geen sprake geweest. Van onvoldoende zorgdragen voor het medicatiebeleid blijkt ook niets, er vond wekelijks ruggespraak plaats tussen de psychiater en de arts verstandelijk gehandicapten. Hoewel in het dossier summier beschreven heeft de psychiater de problematiek van de dochter in kaart gebracht en tijdens de zitting alsnog inzichtelijk gemaakt. Overige klachtonderdelen ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:156 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6193

    Ongegronde klacht tegen een orthopedagoog-generalist. Klaagster is de moeder van haar in september 2021 overleden dochter, die zelfmoord heeft gepleegd. Klaagster verwijt de orthopedagoog-generalist dat zij geen goede en adequate zorg heeft geleverd en in haar communicatie onvolledig was. Uit de verslagen en het (medisch) dossier volgt dat regelmatig met de dochter van klaagster gesproken is, ook en vooral over hoe zij zich voelde en het college merkt daarbij nog op dat de dochter van klaagster voor zorgverleners moeilijk te lezen was. De orthopedagoog-generalist heeft in afstemming met de arts verstandelijk gehandicapten een suïcide risico taxatie opgesteld. In het team is de dochter van klaagster vervolgens goed geobserveerd en is de begeleiding geïntensiveerd. Het geven van informatie vooraf over de eigen bijdrage die vanuit de WLZ verlangd wordt is niet de taak van een orthopedagoog-generalist, maar van de clustermanager. De orthopedagoog-generalist heeft uiteengezet dat de dochter van klaagster bezwaar had gemaakt tegen het informeren van haar familie over haar suïcidepoging. Ook is gebleken dat in de periode waarin de tweede WLZ-aanvraag speelde klaagster tijdelijk niet was aangesloten bij de behandeling, ondanks pogingen daartoe van het behandelteam. Het college ziet ook hier geen aanleiding voor het maken van een tuchtrechtelijk verwijt aan de orthopedagoog-generalist, omdat hierbij rekening moest worden gehouden met zowel het respecteren van de wensen van Marnit als het zorgen voor een voor haar steunende omgeving.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:157 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6195

    Ongegronde klacht tegen een GZ-psycholoog. Klaagster is de moeder van haar in september 2021 overleden dochter, die zelfmoord heeft gepleegd. Volgens klaagster heeft de GZ-psycholoog geen adequate zorg en begeleiding gegeven, omdat zij niet vooraf heeft onderzocht of haar dochter het MDO op 15 september 2021 aankon, tijdens het MDO niet aan haar dochter heeft gevraagd wat zij zelf wilde en heeft nagelaten om op 16 september 2021, toen haar dochter werd vermist, direct alarm te slaan en de politie in te schakelen. De GZ-psycholoog heeft uitgelegd dat vanuit de betrokken cliëntbegeleider geen signalen waren dat de dochter van klaagster het MDO niet aan zou kunnen. Ook tijdens het MDO waren die signalen er niet. Dat dit alles niet klopt of anders is gelopen, is het college niet gebleken. Uit de verslagen van het MDO is gebleken dat er verschillende opties zijn benoemd tijdens het MDO. Deze opties zijn, zo bleek ook ter zitting, besproken met de dochter van klaagster. Op 16 september 2021 heeft de begeleiding met de vader en tante van de dochter van klaagster afgesproken de situatie nog even aan te kijken. Daarom is op dat moment nog geen contact opgenomen met de politie. Op 17 september 2021 is de dochter van klaagster als vermist opgegeven en heeft de GZ-psycholoog op verzoek van de politie onderbouwd waarom er zorgen waren en heeft schriftelijk suïcide signalen beschreven. Het college is van oordeel dat gelet op deze geschetste gang van zaken, de GZ-psycholoog niet kan worden verweten nog even te hebben afgewacht en de politie nog niet te alarmeren. Alle klachtonderdelen ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:175 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1601 en C2022/1602

    Wrakingsverzoek gericht tegen de voorzitter, de twee leden-juristen en de twee leden‑beroepsgenoten (1e wrakingsverzoek). Nadien volgt een wrakingsverzoek gericht tegen de drie leden van de wrakingskamer (2e wrakingsverzoek). Opeenstapeling van wrakingsverzoeken. De wrakingskamer ziet het tweede wrakingsverzoek als misbruik van het middel van wraking en laat dit tweede verzoek buiten behandeling. De wrakingskamer is van oordeel dat het eerste wrakingsverzoek te laat is ingediend (20 dagen na zitting) en verklaart dit eerste verzoek niet-ontvankelijk. De wrakingskamer bepaalt verder dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling zal worden genomen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:153 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6366

    Deels gegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. De orthopedisch chirurg heeft een totale knieprothese aangebracht en bij een latere ingreep de knie doorgebogen. Volgens klaagster is bij die laatste ingreep een deel van de prothese beschadigd, wat bij haar heeft geleid tot pijn en immobiliteit. Voor het college is het niet vast te stellen dat het losraken van de insert verband houdt met het doorbuigen van de knie door de orthopedisch chirurg. Het betekent niet zonder meer dat de pijn van klaagster werd veroorzaakt door een losgeraakte insert. Van de orthopedisch chirurg had wel mogen worden verwacht dat hij de dag na de ingreep bij klaagster was langs gegaan. Daarbij komt dat de orthopedisch chirurg klaagster gerust had gesteld door haar te beloven dat hij extra goed voor haar zou zorgen. Met die uitspraak heeft hij verwachtingen gewekt. Het had daarom in de rede gelegen dat hij zich proactiever had opgesteld en zich niet alleen had verlaten op de overdrachtsmomenten. Voor zover klaagster klaagt over het gegeven dat zij pijn leed en dat de pijnstilling niet voldoende werkte, constateert het college dat de orthopedisch chirurg tuchtrechtelijk daarvoor niet verantwoordelijk is, omdat de pijnstilling niet op zijn terrein ligt. Overige klachtonderdelen ongegrond. Deels gegronde klacht, gelet op reflecteren eigen handelen en tonen inzicht geen maatregel.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2024:10 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2024/03

    Hond. De zaak gaat over een klacht van een Stichting tegen een dierenarts die diergeneeskundige handelingen heeft verricht met kortsnuitige honden, waarbij de zogenoemde Cambridge-methode is toegepast. De vraag is of de dierenarts daarmee heeft gehandeld in overeenstemming met de open norm van artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren. Het Veterinair beroepscollege beantwoordt die vraag in de uitspraak ontkennend. Het Veterinair beroepscollege is van oordeel dat de dierenarts ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de methode zoals beschreven in het rapport van de Universiteit Utrecht, faculteit diergeneeskunde, van 21 januari 2019 waarin een van de Cambridge-methode deels afwijkende methode voor de keuring van kortsnuitige honden wordt beschreven. De stichting meent dat de dierenarts bij zijn handelingen die laatste, Utrechtse methode had moeten volgen, ook gelet op de aan het onderzoek van de dierenarts verbonden potentiële nadelige gevolgen voor het fokken met kortsnuitige honden die met toepassing van de Cambridge-methode zijn goedgekeurd maar bij toepassing van de met het rapport van de Universiteit Utrecht beschreven methode niet zouden zijn goedgekeurd. Het Veterinair Beroepscollege heeft aan de dierenarts de maatregel van een waarschuwing opgelegd.[Beroep gegrond.]

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:152 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7043

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen een huisarts kennelijk niet-ontvankelijk. Klaagster is de advocaat van een patiënt van de huisarts. Zij staat de patiënt bij in een letselschadezaak. Klaagster verwijt de huisarts dat hij heeft geweigerd een geneeskundige verklaring af te geven aan de patiënt en dat hij daarover een WhatsAppbericht en een e-mail aan klaagster heeft geschreven. Naar het oordeel van de voorzitter kan klaagster niet in haar klacht worden ontvangen. Klaagster stelt dat zij het mede in het belang van de veiligheid en/of de gezondheid van de patiënten noodzakelijk vindt om deze klacht in te dienen. Het valt echter niet in te zien dat de berichten van de huisarts aan klaagster effect of invloed hebben op de individuele gezondheidszorg. Verder heeft het contact tussen de huisarts en klaagster plaatsgevonden in het kader van de werkzaamheden van klaagster als letselschadeadvocaat. De opmerking dat de huisarts bij de patiënt de indruk heeft gewekt dat klaagster onkundig is, waardoor de kans bestaat dat de patiënt voor negatieve mond-tot-mond reclame zorgt, dan wel zijn relatie met klaagster wegens gebrek aan vertrouwen verbreekt, betreft een eigen beroepsmatig belang van klaagster als advocaat. Dit belang raakt niet de individuele gezondheidszorg en houdt als zodanig geen verband met de aard en strekking van het tuchtrecht. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:132 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2142

    Klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft eerder tuchtklachten ingediend tegen deze verzekeringsarts. Deze klachten gingen, over een de door de verzekeringsarts in 2019 opgestelde verzekeringsgeneeskundige rapportage en hebben geleid tot beslissingen van het tuchtcollege van 8 augustus 2019 en 29 juli 2022. Die beslissingen zijn onherroepelijk geworden door het intrekken van het daartegen gerichte beroep in mei 2020 en het niet-ontvankelijk verklaren van het daartegen gerichte beroep bij beslissing van 25 mei 2023. Dit betekent dat er al een onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing is genomen over het handelen waarover klager nu klaagt. Klager kan dan ook niet opnieuw klagen over de wijze van handelen van de verzekeringsarts in 2019. Dat klager zijn klachten nu enigszins anders heeft geformuleerd doet daaraan niet af. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat niet is gebleken dat eerder inhoudelijk is beslist op de klacht over het rapport uit 2017, en dat reeds daarom de bestreden voorzittersbeslissing niet in stand kan blijven. Het Centraal Tuchtcollege wijst de zaak terug naar het Regionaal Tuchtcollege.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:126 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2242

    Klacht tegen een GZ-psycholoog. Klager heeft op basis van een tbs-maatregel met dwangverpleging in een forensisch psychiatrisch centrum verbleven. Gedurende een periode daarvan was de GZ-psycholoog zijn hoofdbehandelaar. Klager verwijt de GZ-psycholoog dat door haar toedoen aan hem ten onrechte (vrijheids)beperkende maatregelen zijn opgelegd en zij niet juist heeft gehandeld in zijn behandeltraject. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet ontvankelijk verklaard in het eerste klachtonderdeel heeft daarbij onder andere overwogen dat de handelwijze van de GZ-psycholoog met betrekking tot het beëindigen van het verlof was ingegeven door het veiligheidsbelang, gegeven de gezondheidstoestand van klager. Deze handelwijze ziet dus niét op het bevorderen, bewaken, dan wel beoordelen van die gezondheidstoestand en valt daarom niet onder het tuchtrecht. De klacht is voor het overige ongegrond verklaard. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat verweerster gedurende het behandeltraject is gebleven binnen de daarvoor en tijde van het handelen geldende kaders en zij zorgvuldig heeft gehandeld jegens klager. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:79 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/6804

    Klacht tegen GZ-psycholoog kennelijk ongegrond. Klager heeft in het verleden een verkeersongeval gehad. In het kader van de afwikkeling van de letselschade heeft de GZ-psycholoog een onderzoek gedaan naar eventuele cognitieve stoornissen bij klager. Hiervan heeft zij een rapport opgesteld. De klacht heeft betrekking op het onderzoek en het rapport van de GZ-psycholoog.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:80 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6694

    Klacht tegen een huisarts kennelijk ongegrond. Patiënt (broer van klager) was bekend met recidiverende herseninfarcten en is daarvoor meerdere keren in het ziekenhuis opgenomen geweest. Hij kreeg medicatie, waarvan hij veel bijwerkingen ondervond. De medicatie is in 2022 van Simvastatine gewijzigd naar Rosuvastatine en in 2023 van Clopidogrel Zentiva naar Clopidogrel Xiromed. Op 18 februari 2023 heeft patiënt een hersenbloeding gekregen en is hij op 27 februari 2023 overleden. Klager is niet tevreden met de zorg die verweerder aan zijn broer heeft verleend en daarnaast vindt klager dat verweerder zijn beroepsgeheim heeft geschonden. Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:131 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2143

    Klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft eerder tuchtklachten ingediend tegen de verzekeringsarts. Deze klachten gingen over een de door de verzekeringsarts in 2016 opgesteld medisch onderzoeksverslag en hebben geleid tot twee onherroepelijke eindbeslissingen van het Centraal Tuchtcollege. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft klager daarom wegens strijd met het ne bis in idem beginsel niet-ontvankelijk in zijn klacht verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:133 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2141

    Klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft eerder tuchtklachten ingediend tegen de verzekeringsarts. Deze klachten gingen over een de door de verzekeringsarts in 2018 opgestelde verzekeringsgeneeskundige rapportage en hebben geleid tot twee beslissingen van het Regionaal Tuchtcollege die met het intrekken van het daartegen gerichte beroep onherroepelijk zijn geworden. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft klager daarom wegens strijd met het ne bis in idem beginsel niet-ontvankelijk in zijn klacht verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:127 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2241

    Klacht tegen een verzekeringsarts. In het kader van een verzekeringsgeneeskundige beoordeling op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) heeft de verzekeringsarts klager telefonisch gesproken en een fysiek spreekuurcontact gehad. Van deze beoordeling heeft de verzekeringsarts een rapport opgesteld. Klager verwijt de verzekeringsarts dat hij ten onrechte de re-integratieverplichtingen (RIV) van de werkgever niet heeft getoetst en beoordeeld bij de WIA-aanvraag en tevens niet heeft gehandeld conform de Werkwijzer Poortwachter van 1 augustus 2022. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.