ECLI:NL:TGZRSHE:2024:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2032/5343

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2024:67
Datum uitspraak: 17-07-2024
Datum publicatie: 17-07-2024
Zaaknummer(s): H2032/5343
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de bedrijfsarts dat hij 1) niet in overeenstemming met de privacywetgeving handelde en 2) niet op een juiste wijze een verslag opstelde van gemaakte afspraken en klaagster daarover ook onjuist informeerde. Oordeel college: klaagster is niet-ontvankelijk in klachtonderdeel 1), omdat zij niet rechtstreeks is geraakt in een concreet eigen belang dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg. Klachtonderdeel 2) is gegrond. De bedrijfsarts had opnieuw naar de situatie moeten kijken of klaagster inmiddels weer volledig belastbaar was. Hij won onvoldoende informatie in om redelijkerwijs tot die conclusie te kunnen komen. De bedrijfsarts communiceerde onduidelijk met klaagster over het al dan niet aanpassen van de urenbeperking. Hij diende terug te komen op wat hij eerder met haar had besproken en bij haar na te gaan of zij de informatie toen voldoende had begrepen en ook begreep wat dit voor haar zou kunnen gaan betekenen. Waarschuwing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 17 juli 2024 op de klacht van:


[A],
wonende in [B],
klaagster,
gemachtigde: mr. R.G.J.M. Onderdonck, werkzaam in Eindhoven,


tegen


[C],
bedrijfsarts,
werkzaam in [D],
verweerder, hierna: de bedrijfsarts,
gemachtigde: mr. R. Kroes, werkzaam in Amsterdam.


1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster meldde zich medio juni 2021 ziek bij haar werkgever. Zij werd daarna door de bedrijfsarts begeleid. Klaagster verwijt de bedrijfsarts dat hij niet in overeenstemming met de privacywetgeving heeft gehandeld, niet op een juiste wijze een verslag heeft opgesteld van de afspraken die tijdens een consult zijn gemaakt en klaagster daarover ook onjuist heeft geïnformeerd.


1.2 Het college komt tot het oordeel dat klaagster ten aanzien van klachtonderdeel 1) niet-ontvankelijk is en dat klachtonderdeel 2) gegrond is. Hierna licht het college dat toe.


2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 9 februari 2023;
- de brief van 16 maart 2023 van de secretaris aan klaagster;
- de brief van 10 mei 2023 met bijlagen, ontvangen van de gemachtigde van klaagster op 11 mei 2023;
- de brief van 18 juni 2023 met bijlagen, ontvangen van de gemachtigde van klaagster op 20 juni 2023;
- het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 25 juli 2023;
- de brief van 7 september 2023 van de secretaris aan de gemachtigde van klaagster;
- de stukken, ontvangen van de gemachtigde van klaagster op 21 september 2023;
- de usb-stick, ontvangen van de gemachtigde van klaagster op 21 september 2023;
- de brief van 18 oktober 2023, ontvangen van de gemachtigde van de bedrijfsarts op 20 oktober 2023;
- het proces-verbaal van het op 30 januari 2024 gehouden mondelinge vooronderzoek.


2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 28 mei 2024. De partijen zijn verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden. De partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klaagster meldde zich medio juni 2021 ziek bij haar werkgever. In het kader van de verzuimbegeleiding had zij op 7 juli 2021 voor het eerst een consult bij de bedrijfsarts. Dit betrof een telefonisch consult.


3.2 Op 11 mei 2022 had klaagster wederom een telefonisch consult bij de bedrijfsarts. Klaagster vertelde dat zij sinds enkele weken niet werkte. Zij was onder behandeling van een psychotherapeut en kreeg een consult bij een psychiater. Klaagster gebruikte Wellbutrin (een antidepressivum) 300 milligram per dag en soms een kwart tablet Valium om tot rust te komen. De bedrijfsarts maakte op 11 mei 2022 een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Hij constateerde beperkingen en concludeerde tevens dat er duurzaam benutbare mogelijkheden waren. Wat betreft werktijden nam de bedrijfsarts in de FML onder VI op (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):
“enigszins beperkt, kan gemiddeld ongeveer 40 uur per week werken”.


3.3 Op 29 juni 2022 had klaagster een fysiek consult bij de bedrijfsarts. Zij had haar buurvrouw ter ondersteuning meegenomen. Klaagster vertelde de bedrijfsarts dat zij in overleg met een psychiater de Wellbutrin aan het afbouwen was en zou gaan starten met Venlafaxine.


3.4 Op 20 juli 2022 had klaagster een telefonisch consult bij de bedrijfsarts. Dit betrof geen regulier vervolgconsult, maar een extra contactmoment op verzoek van klaagster. Klaagster maakte van dit consult een geluidsopname. De bedrijfsarts vertelde klaagster tijdens het consult onder meer:
“(…) Oh hier de geldigheid, deze IZP maximaal zes maanden. Ja, als we nou eens maximaal even voor die zes maanden vier, maximaal vier uur per dag van maak? (…) Moet wel ergens herstel op gaan treden komende maanden.’’
Ook vertelde hij haar:
“Er staat wel nog een opmerking bij in kader van herstel momenteel belastbaar voor maximaal twintig uur in de week, is goed.’’
Naar aanleiding van het consult paste de bedrijfsarts de FML van 11 mei 2022 op onderdelen aan. De bedrijfsarts nam in de FML een urenbeperking op van 4 uur per dag/20 uur per week. In het medisch dossier staat over dit consult genoteerd:

“A/ heeft aanvraag gedaan bedrijfsarts te willen spreken betreffend de FML die is opgesteld 11 mei en waarop zij enige punten heeft die ze wil benoemen en niet terugziet in de FML. (…) voorts de urenbelasting heeft opmerking die volgens haar te hoog is en zij niet minstens 8 uur per dag kan werken zoals in de FML staat weergegeven die 11 mei is opgesteld. aan werkneemster enige achtergrond informatie uitgelegd mbt FML en de beperkingen daarop zijn tgv. ziekte/gebrek. ik als bedrijfsarts haar niet duurzaam in urenbelasting beperkt vind, echter wel kan invoelen en bergrijpen een tijdelijke urenbeperking tot halve dagen en 20 uur per week. werkneemster is hiermee akkoord en is tevreden dat bedrijfsarts uitleg heeft gegeven en de FML iets heeft aangepast en begrijpt slechts een tijdelijke urenbeperking betreft en niet duurzaam en heeft ook gezien geldigheidsduur van de FML van 11-mei (die vandaag is aangepast) 6 maanden is.
vertelt nog geen verandering in haar situatie en klachten ten opzichte vorige spreekuur dd. 11-5. inmiddels de Welbutrin afgebouwd en sinds 2 weken geheel gestopt. gaat volgende week 28-7 starten met de Venlafaxine in opbouw. te beginnen met 37.5 mg/dag, 1 week latrer 75 mg/dag en weer 1 week later 150 mg/dag.
(…)
Adv/ naar aanleiding van het telefonisch consult met werkneemster is de FML op enkele punten iets gewijzigd.’’


3.5 Op 14 september 2022 en 26 oktober 2022 had klaagster telefonische consulten bij de bedrijfsarts. Tijdens deze consulten werd afgesproken om de belastbaarheid niet aan te passen en dezelfde urenbeperking aan te houden zoals tijdens het consult van 20 juli 2022 was afgesproken en door de bedrijfsarts in een nieuwe FML was aangepast.


3.6 Het laatste consult van klaagster bij de bedrijfsarts was op 11 januari 2023. Dit consult was via beeldbellen. Ook van dit consult maakte klaagster een geluidsopname. De bedrijfsarts vertelde klaagster tijdens het consult onder meer:
“(…) Kijk het UWV gaat natuurlijk kijken wat is er medisch aan de hand en hoe ernstig ben jij nog beperkt. Nou die FML heb ik toen ingevuld die ga ik niet verder nog aanpassen, want daar heb ik geen aanleiding toe. Ja misschien de uren want daar heb ik toen tijdelijk tegen jou gezegd dat ik die moet aanpassen op een gegeven moment maar. Kijk, dan gaat het UWV kijken naar wat zijn jouw beperkingen (…).’’
In het medisch dossier schreef de bedrijfsarts:
“W/ wordt begeleid in 2e spoor. doet vrijwilligerswerk 1x per week een hele middag (4uren) bij een hondenpension, honden uitlaten. tevens bezig met reintegratiebegeleider te zoeken naar arbeid dat beter bij haar past, wil niet meer in sales of zorg werkzaam zijn.
A/ eigenlijk geen verandering en naar omstandigheden gaat het momenteel redelijk. heeft een puppy hondje aangeschaft waardoor ze meer buiten komt en ook aanspraak heeft met mensen. beseft dat alleen maar binnen in huis zijn niet bevorderlijk is voor haar welzijn en

ook niet helpend is om aan ander werk te komen. heeft nog altijd consulten bij psycholoog en psychiater van [naam van een praktijk].
Beh/ nog in behandeling bij [naam van een praktijk en plaatsnaam]: 1x per week psycholoog, 1x per 6 weken psychiater
Med/ ongewijzigd: Venlafaxine 225 mg/dag, Quetiapine 37,5 mg ante nocte.
(…)
Bep/ volgens vandaag aangepaste FML waarbij geen beperking meer voor urenbelasting.’’
De bedrijfsarts stelde in de FML geen urenbeperking vast. In de terugkoppeling aan de werkgever van klaagster van diezelfde dag schreef hij dat er geen wijziging in de algehele medische situatie van klaagster was.


3.7 Op 12 januari 2023 raakte klaagster ervan op de hoogte dat de bedrijfsarts geen urenbeperking had vastgesteld. Zij had die dag telefonisch contact met de casemanager en ontving de terugkoppeling van de bedrijfsarts van het consult van 11 januari 2023 en de FML die de bedrijfsarts naar aanleiding van dit consult had opgesteld. Diezelfde dag stuurde klaagster een e-mail naar de bedrijfsarts. Daarin schreef zij:
“Geachte heer [naam van de bedrijfsarts],
Ben ik gebeld door (…) die mij mededeelde dat er geen beperkingen zijn voor uren belasting.
Het staat mij bij dat daarvan geen sprake was en dat u zulks ook tenminste twee maal toe heeft gegeven tijdens de bespreking via beeldbellen. Tevens heeft u nadrukkelijk aangegeven dat de FML niet zou veranderen en der halve niet zou worden aangepast.
Zoals hiervoor gerelateerd heeft [naam van de casemanager] aangegeven dat dit wel het geval is ten einde duidelijkheid te verkrijgen heb ik haar verzocht de door u aan haar verzonden verslag toe te zenden.
Inmiddels heb ik de “terugkoppeling’’ van haar ontvangen en tot mijn zeer grote verbazing en ontsteltenis heb ik moeten constateren dat uw verslag niet overeenstemt met hetgeen is besproken en door u aan mij meegedeelde conclusies bevat. Sterker nog deze zijn geheel anders.
Hierbij verzoek ik in het verslag in overeenstemming te brengen met het geen wij hebben besproken en u aan mij heeft medegedeeld. Als mede aan mij kopie van het aangepaste verslag aan mij toe te zenden.
Ik ga ervan uit dat het hier om een omissie uwerzijds gaat. Graag zie ik de gecorrigeerde versie voor het weekend tegemoet.
Met dank voor uw medewerking.
Mvg [naam van klaagster]’’.


3.8 Op 13 januari 2023 ontving klaagster een e-mail van de casemanager. Daarin stond:
“Geachte mevrouw [naam van klaagster],
Ik heb reactie van de bedrijfsarts ontvangen.
De bedrijfsarts geeft aan dat hij gemeld zou hebben dat er geen urenbeperking meer van toepassing zou zijn, en dat hij dit ook zou wijzigen op de FML
De bedrijfsarts geeft aan dat er eigenlijk nooit sprake is geweest van een echter urenbeperking om medische redenen, eerder zou hebben gemeld dat hij dit heeft gedaan om u tegemoet te komen waardoor het tijdelijk zou zijn.
Graag verneem ik van u of ik de terugkoppeling naar de werkgever kan sturen,
Met vriendelijke groet,
[naam van een arbodienst]
[naam van de casemanager]
Arbodienstverlening l Casemanager’’.


3.9 Op 18 januari 2023 ontving klaagster per abuis een e-mail van de casemanager die niet voor haar bestemd was. In de bijlage bij de e-mail zat de eerstejaarsevaluatie van een andere cliënt. Daarover heeft klaagster met de casemanager gemaild. Op 14 maart 2023 ontving klaagster een e-mail van de functionaris gegevensbescherming. Daarin stond onder meer:
“Met betrekking tot het veroorzaakte datalek refereer ik graag aan mijn reactie van 31 januari 2023. Wij hebben het datalek gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens volgens protocol. Wij hebben uw verzoek tot verstrekking van het referentienummer niet ingewilligd, aangezien het voor ons als organisatie belangrijk is om vertrouwelijk om te gaan met meldingen over gelekte persoonsgegevens of over de beveiliging van gegevensverwerking. U kwalificeert, anders dan u zelf stelt, niet als betrokkene in het kader van de AVG. U stelt dat u als persoon waarvan de gegevens zijn gelekt op de hoogte dient te worden gesteld, echter is het duidelijk dat uw gegevens in dezen niet zijn gelekt. U hebt destijds verkeerde gegevens ontvangen en kwalificeert zodoende als een ‘onbevoegd ontvanger’. Wij hebben waar nodig verder de betrokkenen in het kader van de AVG geïnformeerd.’’


4. De klacht en de reactie van de bedrijfsarts
4.1 Klaagster verwijt de bedrijfsarts dat hij in de periode van 7 juli 2021 tot en met 11 januari 2023:
1) niet in overeenstemming met de privacywetgeving heeft gehandeld door:
a) het niet op de juiste wijze verzenden van gegevens;
b) het verstrekken van onjuiste informatie over de mate van beveiliging van
gegevens die per e-mail werden verzonden door de casemanager;
c) het niet tijdig melden van een datalek bij de Autoriteit Persoonsgegevens door de functionaris gegevensbescherming;
d) het onvoldoende beveiligen van e-mailverkeer.
2) niet op de juiste wijze verslag heeft opgesteld van gemaakte afspraken tijdens het consult van 11 januari 2023 en klaagster daarover ook onjuist heeft geïnformeerd.


4.2 De bedrijfsarts heeft het college verzocht klaagster in de klachtonderdelen 1) onder b) en c) niet-ontvankelijk te verklaren en deze klachtonderdelen dus niet inhoudelijk te behandelen. Hij heeft het college verzocht de klacht voor het overige ongegrond te verklaren.


4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.


5. De overwegingen van het college
Is klaagster ontvankelijk in klachtonderdeel 1?
5.1 Klaagster heeft aangevoerd dat de bedrijfsarts medische gegevens per gewone e-mail en dus niet beveiligd verstuurde. Daardoor konden e-mails met medische gegevens door anderen dan de betrokkene worden geopend, omdat deze op eenvoudige wijze konden worden onderschept dan wel omdat deze naar de verkeerde personen werden gestuurd. Op de vraag van klaagster waarom medische gegevens niet per beveiligde e-mail werden verzonden, werd geantwoord dat dit wel gebeurde. Later is toegegeven dat dit niet gebeurde. Men was nog bezig met de implementatie van een systeem zoals Zivver. Klaagster heeft verzocht het datalek te melden aan de Autoriteit Persoonsgegevens en haar daarvan op de hoogte te stellen. Zij heeft geen terugkoppeling ontvangen. Klaagster heeft ook verzocht om haar alle correspondentie waarin haar naam voorkomt, toe te sturen. Ook daaraan is geen gevolg gegeven.


5.2 In artikel 65 lid 1 onder a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) is bepaald dat een klacht aanhangig kan worden gemaakt door een rechtstreeks belanghebbende. Om als rechtstreeks belanghebbende te kunnen worden aangemerkt, dient sprake te zijn van een concreet eigen belang dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg. Dit vloeit voort uit de aard en de strekking van de Wet BIG, die beoogt de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg te bewaken. Volgens artikel 1 Wet BIG wordt in deze wet onder individuele gezondheidszorg verstaan de zorg die rechtstreeks betrekking heeft op een persoon en ertoe strekt diens gezondheid te bevorderen of te bewaken, het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen, waaronder geneeskunst.


5.3 Het college is van oordeel dat klaagster door de verwijten die zij de bedrijfsarts onder klachtonderdeel 1 maakt niet rechtstreeks is geraakt in een concreet eigen belang dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg. Klachtonderdeel 1 is ingegeven door het datalek dat heeft plaatsgevonden. Via het datalek is er per abuis informatie van een andere cliënt bij klaagster terecht gekomen. Anders dan klaagster stelt, betrof deze informatie geen medische informatie en overigens ook geen informatie in algemene zin die over klaagster ging. Klaagster kan in geval van een datalek – met uitsluiting van anderen – klagen wanneer haar informatie daarbij betrokken is. Zij is dan immers in een concreet eigen belang geschaad. Dat is in deze casus niet aan de orde. Aangezien klaagster niet heeft aangevoerd dat haar gegevens bij een datalek zijn betrokken en ook niet duidelijk is in welk opzicht zij door de (wijze van) verzending van informatie in een concreet eigen belang is geschaad, kan zij daar niet over klagen. Het is het college ook niet duidelijk geworden in welk opzicht klaagster door de verstrekking van, volgens haar onjuiste, informatie in een concreet eigen belang is geraakt dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg.


5.4 Het voorgaande betekent dat klaagster ten aanzien van klachtonderdeel 1 geen rechtstreeks belanghebbende is als bedoeld in artikel 65 lid 1 onder a Wet BIG. Het college zal klachtonderdeel 1 daarom niet inhoudelijk beoordelen.
Welke criteria gelden bij de beoordeling van klachtonderdeel 2?


5.5 De vraag is of de bedrijfsarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.


5.6 Het college stelt vast dat klachtonderdeel 2 eerst ziet op de gewijzigde urenbelasting die de bedrijfsarts na het consult van 11 januari 2023 heeft opgevoerd. Volgens klaagster zou dit ten onrechte zijn gedaan. Daarnaast ziet het klachtonderdeel op de wijze van communicatie rond de urenbelasting. Het college zal de onderdelen hieronder afzonderlijk behandelen.


5.7 Met betrekking tot de gewijzigde urenbelasting stelt klaagster zich op het standpunt dat de bedrijfsarts op dat moment helemaal geen juist oordeel heeft kunnen vormen over de aard en oorzaak van de arbeidsongeschiktheid van klaagster. Bovendien heeft de bedrijfsarts tijdens het consult van 11 januari 2023 meerdere keren aangegeven dat de FML en de urenbelastbaarheid niet zouden worden aangepast en deze urenbelasting stond toen op 4 uur per dag/20 uur per week. Dit is echter in de daaropvolgende rapportage wel gebeurd. De urenbeperking is aangepast van de één na hoogste categorie naar nihil. Dat volgens de bedrijfsarts nimmer sprake is geweest van enige urenbeperking, maar dat hij dit alleen heeft gedaan om klaagster tegemoet te komen, is volgens klaagster een miskenning van haar ziektebeeld. Ook wordt daarmee aangegeven dat klaagster een aansteller is en volledig ten onrechte niet aan het werk is. Er is volgens klaagster sprake van een valselijk opgemaakte verklaring. De rapportage is ter goedkeuring aan klaagster voorgelegd. Nadat bleek dat de inhoud van de rapportage afweek van hetgeen was besproken, heeft klaagster de bedrijfsarts verzocht om de rapportage daarmee in overeenstemming te brengen. Klaagster vermoedt dat haar werkgever op de hoogte is van de inhoud van de rapportage, ondanks dat klaagster geen toestemming heeft gegeven voor toezending van de rapportage aan de werkgever.


5.8 De bedrijfsarts heeft aangevoerd dat hij tijdens het consult van 20 juli 2022 heeft toegelicht dat naar zijn opinie niet een duurzame urenbeperking kon worden gegeven, maar dat hij klaagster vanwege de verandering in medicatie wel tijdelijk in uren beperkt belastbaar vond voor 4 uur per dag/20 uur per week. De bedrijfsarts heeft daarbij de uitleg gegeven dat dit slechts een tijdelijke beperking betrof en dat deze na een periode van zes maanden, gelet op de geldigheidsduur van de FML, weer herzien zou worden. Volgens de bedrijfsarts gaf klaagster aan deze toelichting en afspraak te begrijpen. Het medicatiegebruik was op 11 januari 2023 ten opzichte van het laatste contact daarvoor op 26 oktober 2022 ongewijzigd en klaagster leek volgens de bedrijfsarts hiermee goed en stabiel te zijn ingesteld sinds 26 oktober 2022. Er waren volgens de bedrijfsarts ook geen andere wijzigingen in de medische situatie van klaagster. De bedrijfsarts heeft toen – conform zijn uitleg op 20 juli 2022 en hetgeen was besproken – in de FML de urenbeperking eraf gehaald. Ter zitting heeft de bedrijfsarts aangegeven dat achteraf bezien dingen anders en beter hadden gekund. Hij heeft uit het gebeurde lering getrokken. Zo heeft de bedrijfsarts meegenomen dat hij nog beter bij een cliënt moet doorvragen of hij of zij begrijpt wat een en ander voor hem of haar betekent. Ook zal hij vaker de FML met een cliënt samen invullen.


5.9 Het college oordeelt als volgt. Een bedrijfsarts moet aan de hand van de klachten van een werknemer vaststellen of sprake is van ziekte of gebrek en zo ja, of die ziekte of dat gebrek rechtstreeks en medisch objectiveerbaar leidt tot beperkingen. Dat vraagt van de bedrijfsarts dat hij de klachten van de werknemer goed uitvraagt en dat hij zo nodig eigen lichamelijk en/of observerend psychisch onderzoek uitvoert. Ook als de bedrijfsarts uitdrukkelijk met klaagster had afgesproken dat de beperking in belastbaarheid slechts voor beperkte tijd gold, had de bedrijfsarts op dat moment opnieuw naar de situatie moeten kijken of klaagster inmiddels weer volledig belastbaar was. Daarvoor had de bedrijfsarts opnieuw naar alle informatie moeten kijken en ook moeten beoordelen of hij over voldoende informatie beschikte. Naar het oordeel van het college heeft de bedrijfsarts onvoldoende informatie ingewonnen om redelijkerwijs tot de conclusie te kunnen komen dat klaagster op 11 januari 2023 acht uren per dag belastbaar was. De bedrijfsarts heeft het dagverhaal niet goed uitgevraagd, hetgeen hij ook ter zitting heeft erkend. In het dossier leest het college ook niet dat de bedrijfsarts klaagster heeft gevraagd naar haar gezondheidsklachten op dat moment, hoeveel energie zij op dat moment had en hoeveel uur per dag zij zelf dacht te kunnen werken. Het nader uitvragen was geïndiceerd nu klachten, ziekten en/of gebreken en de daardoor veroorzaakte (mate van) beperkingen in de tijd immers kunnen veranderen of langer kunnen duren. Het feit dat de bedrijfsarts klaagster ook niet fysiek heeft gezien maar slechts via beeldbellen, had bij de bedrijfsarts nog meer tot alertheid en doorvragen moeten leiden. Immers het thuis zitten achter een computerscherm kan een onjuist beeld geven van de toestand van een cliënt, zoals klaagster. Het college kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de bedrijfsarts zich bij zijn beslissing om geen urenbeperking vast te stellen
vooral heeft laten leiden door zijn eerdere afspraak om klaagster zes maanden na het opstellen van de FML van 20 juli 2022 weer volledig belastbaar te achten. Op basis van de op 11 januari 2023 beschikbare informatie is het college in ieder geval niet duidelijk geworden op basis waarvan de bedrijfsarts heeft kunnen concluderen dat klaagster acht uren per dag belastbaar was.


5.10 Met betrekking tot de wijze van communicatie oordeelt het college als volgt. Het college stelt vast dat klaagster en de bedrijfsarts een andere beleving hebben over wat er tijdens het consult op 11 januari 2023 was afgesproken. Het college stelt ook vast dat de bedrijfsarts op 11 januari 2023 eerst heeft gezegd dat hij de FML niet verder nog gaat aanpassen en vervolgens, in een tussenzin, dat hij de urenbeperking misschien zou gaan aanpassen, gevolgd door het woord ‘maar’. Verder heeft de bedrijfsarts niets gezegd over de belastbaarheid in uren. Daarmee heeft de bedrijfsarts onduidelijk gecommuniceerd met klaagster over het al dan niet aanpassen van de urenbeperking. Ook indien het voor klaagster op 20 juli 2022 duidelijk was dat de urenbeperking tijdelijk van aard was, behoefde klaagster nog niet te begrijpen dat er op 11 januari 2023 helemaal geen urenbeperking meer zou worden vastgesteld. Naar het oordeel van het college diende de bedrijfsarts, gelet op de gezondheidstoestand van klaagster op 20 juli 2022, het feit dat zij elkaar enige tijd niet hadden gesproken en de consequenties voor klaagster, terug te komen op wat hij op 20 juli 2022 met klaagster had besproken en bij haar na te gaan of zij de informatie toen voldoende had begrepen en dus ook begreep wat dit na 11 januari 2023 voor haar zou kunnen gaan betekenen. Door dit na te laten, kon klaagster redelijkerwijs niet verwachten dat de bedrijfsarts zou concluderen dat zij weer acht uur per dag belastbaar was. Het college is van oordeel dat de bedrijfsarts klaagster onjuist heeft geïnformeerd. Gelet op al het overwogene is klachtonderdeel 2 gegrond.

Maatregel
5.11 Het college is van oordeel dat het handelen van de bedrijfsarts tot het opleggen van een maatregel moet leiden. Daartoe wordt het volgende overwogen. Het is de taak van de bedrijfsarts om bij de ziekteverzuimbegeleiding/sociaal-medische begeleiding werknemer en werkgever te adviseren. Daartoe beoordeelt de bedrijfsarts op basis van het gesprek met de cliënt/werknemer en zorgvuldig onderzoek de medische gronden voor arbeids(on)geschiktheid van de werknemer en geeft vervolgens met de conclusies van zijn bevindingen een aan werknemer en werkgever gelijkluidend advies over medische belastbaarheid (eventueel in de vorm van een FML) c.q. medische mogelijkheid tot werkhervatting. Daarnaast is de bedrijfsarts ook te allen tijde de begeleider van de cliënt/werknemer. Als medicus heeft de bedrijfsarts primair tot taak het bewaken, beschermen en bevorderen van de gezondheid van de werknemer. De wijze waarop de bedrijfsarts met klaagster heeft gecommuniceerd en de wijze waarop hij tot zijn conclusie is gekomen dat klaagster weer volledig belastbaar in uren was, zijn naar het oordeel van het college niet in lijn met hetgeen hiervoor over de taak van de bedrijfsarts is opgemerkt. Het handelen getuigd in ieder geval niet van een goede begeleiding en het bevorderen van de gezondheid van klaagster, zodat in beginsel een berisping gerechtvaardigd zou zijn. De bedrijfsarts is echter niet eerder met de tuchtrechter in aanraking geweest. Verder heeft de bedrijfsarts ter zitting ook zelf aangegeven lering te hebben getrokken uit hetgeen is gebeurd en zijn werkwijze te hebben aangepast. Ook neemt het college in overweging dat het gemak waarmee na de coronaperiode tot digitale en telefonische spreekuren werd overgegaan, hebben meegespeeld in de keuzes die de bedrijfsarts heeft gemaakt. Om die redenen volstaat het college met een waarschuwing.

Publicatie
5.12 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere bedrijfsartsen mogelijk iets van deze zaak kunnen leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.


6. De beslissing
Het college:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk voor wat betreft klachtonderdeel 1;
- verklaart klachtonderdeel 2 gegrond;
- legt de bedrijfsarts de maatregel op van waarschuwing;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde en Medisch Contact.


Deze beslissing is gegeven door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk, voorzitter, B. Vlogtman en J. Dogger, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door D. van Grootveld, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024.