ECLI:NL:TGZRZWO:2024:80 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6694

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:80
Datum uitspraak: 05-07-2024
Datum publicatie: 11-07-2024
Zaaknummer(s): Z2023/6694
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een huisarts kennelijk ongegrond. Patiënt (broer van klager) was bekend met recidiverende herseninfarcten en is daarvoor meerdere keren in het ziekenhuis opgenomen geweest. Hij kreeg medicatie, waarvan hij veel bijwerkingen ondervond. De medicatie is in 2022 van Simvastatine gewijzigd naar Rosuvastatine en in 2023 van Clopidogrel Zentiva naar Clopidogrel Xiromed. Op 18 februari 2023 heeft patiënt een hersenbloeding gekregen en is hij op 27 februari 2023 overleden. Klager is niet tevreden met de zorg die verweerder aan zijn broer heeft verleend en daarnaast vindt klager dat verweerder zijn beroepsgeheim heeft geschonden. Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 5 juli 2024 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

tegen

C,

huisarts,

werkzaam in B,

verweerder, hierna ook: de huisarts,

gemachtigde: mr. T.A.M. van Oosterhout, werkzaam in Utrecht.

1. De zaak in het kort

1.1     Patiënt (broer van klager) was bekend met recidiverende herseninfarcten en is daarvoor meerdere keren in het ziekenhuis opgenomen geweest. Hij kreeg medicatie, waarvan hij veel bijwerkingen ondervond. De medicatie is in 2022 van Simvastatine gewijzigd naar Rosuvastatine en in 2023 van Clopidogrel Zentiva naar Clopidogrel Xiromed. De familie van de patiënt heeft op 14 januari 2023 om een medicatiecontrole gevraagd. Op 18 februari 2023 heeft patiënt een hersenbloeding gekregen en hij is op 27 februari 2023 overleden. Klager is niet tevreden met de zorg die verweerder aan zijn broer heeft verleend en daarnaast vindt klager dat verweerder zijn beroepsgeheim heeft geschonden.
 

1.2     Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
 

2. De procedure

2.1     Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 7 december 2023;
  • het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 13 februari 2024;
  • repliek met de bijlagen, ontvangen op 26 februari 2024;
  • aanvulling op repliek met de bijlagen, ontvangen op 12 maart 2024;
  • dupliek, ontvangen op 28 maart 2024;
  • de brief van klager van 2 april 2024, binnengekomen op 3 april 2024;
  • het e-mailbericht van 11 april 2024 met de bijlagen;
  • het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 17 april 2024.

2.2     Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 
 

3. De feiten

3.1     De broer van klager heeft een uitgebreide medische voorgeschiedenis. Hij heeft in 2018, 2021 en 2022 herseninfarcten gehad. Van de voorgeschreven medicatie, Simvastatine, ondervond patiënt veel bijwerkingen. In september 2021 heeft hij Naproxen voorgeschreven gekregen in verband met spier- en gewrichtspijnen.

3.2     In juli 2022 is patiënt naar de huisartsenpraktijk van verweerder overgestapt.

Op 25 juli 2022 is patiënt samen met klager op consult geweest. Klager heeft die dag een schriftelijk verzoek gedaan tot medicijncontrole.

3.3     Eind 2022 heeft een collega-huisarts van verweerder de medicatie gewijzigd van Simvastatine naar Rosuvastatine op verzoek van patiënt en de familie, vanwege de bijwerkingen die patiënt ervaarde (spierpijn, lopen, rugpijn en verwardheid). Begin 2023 heeft de apotheek een medicijnwijziging uitgevoerd van Clopidogrel Zentiva naar Clopidogrel Xiromed.

3.4     Op 14 januari 2023 is er door familie van de patiënt nog een schriftelijk verzoek gedaan tot medicijncontrole. Zij vroegen verweerder de medicijnwissel van Clopidogrel Zentiva naar Clopidogrel Xiromed, uitgevoerd door de apotheek, te beoordelen. Naar aanleiding daarvan heeft er, blijkens het patiëntendossier, op 18 januari 2023 een telefonisch consult plaatsgevonden. Na het consult heeft de familie diezelfde dag nog een brief naar de huisartsenpraktijk gestuurd, waarin zij hun ongenoegen uitten over de medicijnwissel en het consult.  

3.5     Op 18 februari 2023 heeft patiënt een hersenbloeding gekregen. Hij werd

opgenomen in het ziekenhuis waarna hij op 27 februari 2023 is overleden.

4. De klacht en de reactie van de huisarts

4.1     Volgens klager heeft de huisarts verwijtbaar gehandeld, omdat hij -samengevat-:

  1. de voorgeschreven medicatie heeft gewijzigd van Clopidogrel Xiromed naar Clopidogrel Zentiva, terwijl dit in combinatie met Rosuvastatine niet geschikt is voor patiënten die een hersenbloeding hebben gehad. Als gevolg hiervan heeft patiënt een fatale hersenbloeding gekregen;
  2. medicatiecontrole heeft geweigerd, ondanks dringend verzoek en geuite zorgen;
  3. het beroepsgeheim heeft geschonden door zonder (identificatie)controle op 5 juni 2023 een specialistenbrief te laten afhalen en (oude) medische informatie over patiënt bij de tuchtrechtprocedure in te dienen.
     

4.2    De huisarts vindt niet dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
 

4.3     Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
 

5.1 Het college stelt voorop dat het heel verdrietig is dat klager zijn broer heeft verloren. Duidelijk is dat hij meerdere aspecten rondom de zorg van zijn overleden broer graag anders had willen zien en dat hem dit nog steeds erg bezighoudt. Zonder hier afbreuk aan te willen doen, zal het college op een zakelijke manier moeten beoordelen of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden.
 
Welke criteria gelden bij de beoordeling?

5.2 De vraag is of verweerder de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
 

Wat is het oordeel van het college?

5.3     Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klachtonderdeel a) wijzigen medicatie


5.4     Uit de stukken volgt dat er in 2022 en 2023 twee medicatiewijzigingen zijn geweest. Het is klager niet te doen om de wijziging van Simvastatine naar Rosuvastatine (waarbij verweerder niet betrokken was), maar om de wisselwerking met de ‘nieuwe’ Clopidogrel Xiromed. Het college constateert dat de apotheek heeft gekozen voor een wijziging van Clopidogrel Zentiva naar Clopidogrel Xiromed. Het betreft een wijziging in de merknaam. Op basis van het voorkeursbeleid kan een zorgverzekering besluiten alleen de laagste prijs van medicijnen met dezelfde werkzame stof te vergoeden. Dan kiest de apotheek het medicijn of merk, zoals ook bij de merkwissel van Clopidogrel Zentiva naar Clopidogrel Xiromed is gebeurd. De huisarts heeft daar geen aandeel in. Wat verweerder daarover heeft aangevoerd is juist. Het betoog van klager, dat de huisarts de medicatie heeft gewijzigd en zich dus niet aan de voorgeschreven medicatie heeft gehouden, mist feitelijke grondslag en kan reeds daarom niet slagen. Klachtonderdeel a is ongegrond.

Klachtonderdeel b) weigeren medicatiecontrole
5.5     Klager verwijt verweerder dat hij medicatiecontrole heeft geweigerd, ondanks dat de familie daarom had gevraagd en hun zorgen kenbaar hadden gemaakt. Verweerder heeft betwist dat hij de medicatie niet heeft gecontroleerd en niet is ingegaan op de verzoeken tot medicatiecontrole. Het college constateert dat zaken met betrekking tot de medicatie van de patiënt telkens in het dossier zijn genoteerd. Uit het dossier blijkt dat er op 18 januari 2023 een telefonisch consult is geweest, waarbij met klager is gesproken over de medicatie Rosuvastatine en Clopidogrel naar aanleiding van de brief van de familie van de patiënt van 14 januari 2023. Het college ziet geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van het medisch dossier of om aan te nemen dat er aanwijzingen waren dat de medicatie niet onder de aandacht van verweerder was. Ook klachtonderdeel b is ongegrond.


5.6     Voor zover klager verweerder verwijt dat zijn broer ten gevolge van het handelen van verweerder is overleden wijst het college erop dat het medisch handelen van verweerder hiervoor beoordeeld is en de vermeende gevolgen daarbij buiten beschouwing worden gelaten en niet binnen de tuchtrechtelijke toets vallen.

Klachtonderdeel c) schenden beroepsgeheim
5.7     Dit klachtonderdeel gaat over de wijze waarop de specialistenbrief door de huisartsenpraktijk van verweerder is verstrekt. Uit de stukken blijkt niet dat de brief automatisch (zonder controle) is doorgegeven. Op verzoek van klager is de brief verstrekt en kennelijk door klager, dan wel een door klager bevoegd geachte persoon, afgehaald. De persoon die de brief heeft opgehaald wist kennelijk dat de brief klaar lag en beschikte blijkbaar over de juiste gegevens om deze mee te krijgen. De brief is vervolgens ook bij klager terechtgekomen. Het college is van oordeel dat verweerder hier in deze situatie geen tuchtrechtelijk verwijt van kan worden gemaakt.


5.8     Ten aanzien van het verwijt dat verweerder zijn beroepsgeheim heeft geschonden
door onnodige medische informatie over patiënt in te dienen in deze tuchtprocedure overweegt het college als volgt. Als verweerder in een tuchtrechtprocedure moet deze zich kunnen verdedigen tegen de verwijten die hem worden gemaakt. In dat kader staat het verweerder vrij om zich te beroepen op (medische) informatie die hij noodzakelijk acht om verweer te kunnen voeren, dan wel om zijn afwegingen helder te kunnen maken. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Slotsom
5.9     Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
 

Deze beslissing is gegeven op 5 juli 2024 door M.J.C. Dijkstra, voorzitter, N.M. Dreteler-Rademaker en A.D.J. van Empel, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.C. Sijtsema, secretaris.

secretaris                                                                                           voorzitter


 


Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.