Zoekresultaten 481-500 van de 1526 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2025:34 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/6929

    Specialist ouderengeneeskunde. Klacht: 1) onvoldoende pijnbestrijding, 2) inconsistent beleid, 3) onduidelijk behandelplan, 4) onvoldoende voorlichting beleid palliatieve sedatie, 5) terughoudend beleid pijnbestrijding en palliatieve sedatie, 6) gebrekkige rapportage.College: Patiënte in terminale fase. Intensiteit pijn niet systematisch (met pijnmeetinstrument) gemeten en bewaakt. Onvoldoende objectief totaalbeeld voor bepalen pijnbeleid. Regelmatig pijnbestrijding onvoldoende en pijn niet onder controle. Te lang reactief gehandeld. Medicatie moeten vastzetten voor effectieve spiegel (WHO-pijnladder). Klachtonderdelen 1, 2, 3 en 5 gegrond. Klachtonderdelen 4 en 6 ongegrond.Maatregel: waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:71 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-472/AL/GLD

    De raad verklaart een klacht van een gemeente over (onder meer) de wijze van communiceren van de advocaat van de wederpartij ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:72 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-493/AL/NN

    Verzet. De raad raad verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:73 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-861/AL/MN/D

    Dekenbezwaar. Beslissing na een eerdere schorsing ex. artikel 60ab Aw. De raad heeft vastgesteld dat verweerder inhoudelijk ondermaats gepresteerd en de onderzoeks- en toezichthoudende taken van de deken heeft gefrustreerd. Zelfs na de door de raad opgelegde schorsing ex artikel 60ab Advocatenwet heeft verweerder geweigerd om met de deken mee te werken en zijn dossiers die hij nog onder zich had, aan de deken over te dragen. Met dit handelen en nalaten heeft verweerder op ernstige wijze gehandeld in strijd met de in artikel 10a Advocatenwet vastgelegde kernwaarden deskundigheid en integriteit en met de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. De aard en de ernst van deze feiten rechtvaardigen zonder meer een zeer zware maatregel. Bij het bepalen van de maatregel is van belang dat (tijdens het onderzoek van de deken en op de zitting van de raad) volstrekt niet is gebleken dat verweerder beseft dat hij onbetamelijk heeft gehandeld. Het gedrag van verweerder na zijn schorsing door de raad en het feit dat de gemachtigde van verweerder op de zitting van de raad heeft aangevoerd dat verweerder de dossiers wel aan de deken wil geven maar alleen op zijn eigen voorwaarden, zijn tekenend voor het gebrek aan inzicht in het verwijtbare van zijn handelen. De raad is, rekening houdend met alle feiten en omstandigheden, van oordeel dat het niet verantwoord is dat verweerder de praktijk als advocaat nog langer uitoefent. Hoewel verweerder zich inmiddels zelf heeft laten uitschrijven van het tableau en dus niet meer werkzaam is als advocaat, is de raad van oordeel dat de maatregel van schrapping van het tableau de enige passende maatregel voor verweerder is.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:74 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-023/AL/NN

    Klacht tegen de curator in het faillissement van een Stichting waarvan klager, volgens de curator, feitelijk bestuurder was. Klager stelt dat verweerder in zijn rol van curator de belangen van klager heeft geschaad. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:61 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7205

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klaagster is uitgevallen met CVS/ME-klachten. Zij is het kader van de WIA beoordeeld. De verzekeringsarts is betrokken geraakt in de bezwaar- en beroepsprocedure. In de rapporten heeft de verzekeringsarts zich uitgesproken over de arbeidsbeperkingen van klaagster in het kader van de CVS/ME. Klaagster is het niet eens met de conclusie van de verzekeringsarts waarin hij aangeeft dat er geen sprake is van duurzaamheid van de situatie van klaagster, maar dat er wel sprake is van deconditionering. Klaagster vindt verder dat de verzekeringsarts hiermee het advies van de Gezondheidsraad over CVS/ME ondermijnt.Het college oordeelt als volgt. Bij de totstandkoming van het rapport van de Gezondheidsraad hebben de beroepsgroepen GAV en NVVG afstand genomen van de aanbevelingen van het advies van de Gezondheidsraad ten aanzien van hun werkveld. De multidisciplinaire richtlijn (waaraan de beroepsgroep heeft meegewerkt) ‘Diagnose, behandeling, begeleiding en beoordeling van patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS)’ uit 2013 is daarmee nog steeds de richtlijn die in dit geval van toepassing is. Het college is van oordeel dat de verzekeringsarts zijn rapport daardoor hoort uit te brengen met in achtneming van die richtlijn, wat hij ook heeft gedaan. Het is de verzekeringsarts niet te verwijten dat hij daarbij geen doorslaggevende betekenis heeft toegekend aan het advies van de Gezondheidsraad. Door het advies omstreden te noemen heeft de verzekeringsarts verduidelijkt dat hij wel acht heeft geslagen op dit advies, maar uiteindelijk heeft geoordeeld in lijn met de visie van de beroepsgroep. De verzekeringsarts heeft het advies van de Gezondheidsraad, wat daarvan ook zij, daarmee niet ondermijnd, is daarmee niet buiten zijn deskundigheid getreden en heeft niet klachtwaardig gehandeld. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:75 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-043/AL/NN

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de eigen advocaat over de analyse van de zaak en de daarop volgende onttrekking kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:62 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7504

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klaagster is begin 2022 uitgevallen van haar werk wegens belemmerende gezondheidsklachten. Op 29 februari 2024 kwam zij op het spreekuur bij verweerster vanwege WIA-beoordeling Einde Wachttijd. De verzekeringsarts heeft bij klaagster een medische indicatie vastgesteld voor een urenbeperking op energetische gronden en heeft haar belastbaar geacht voor 4 uur per dag/20 uur per week. Klaagster is het niet eens met deze conclusie en zegt hier stress van te ervaren, wat haar herstel belemmert.Het college oordeelt als volgt. Op basis van de tijdens het onderzoek beschikbare informatie en de gezondheidstoestand van klaagster op dat moment heeft de verzekeringsarts naar het oordeel van het college in redelijkheid kunnen concluderen dat er geen aanleiding bestond om meer beperkingen aan te nemen. Klaagster heeft nog aangevoerd dat ten onrechte is aangenomen dat zij zou kunnen werken in een omgeving van drukte en lawaai van mensen en machines, en dat het argument dat zij ook naar een koor gaat daarvoor ondeugdelijk is. De verzekeringsarts heeft alleen de medische beperkingen van klaagster vastgesteld. Het zoeken van passende functies is gebeurd door de arbeidsdeskundige, en voor dit onderzoek is de verzekeringsarts niet verantwoordelijk. Overigens heeft de verzekeringsarts gezegd dat er uitdrukkelijk ook andere argumenten zijn meegewogen naast het koorbezoek. Het college heeft geen reden om daaraan te twijfelen. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:46 Raad van Discipline Amsterdam 24-754/A/A

    Raadbeslissing; klacht over advocaat wederpartij in familierechtzaak gegrond. Verweerder heeft in zijn verweerschrift met grote stelligheid incidenten beschreven over klager in zijn rol als partner en vader, waarbij beschuldigingen van ernstige zaken zoals psychische en fysieke mishandeling, manipulatie en veelvuldig gokken als feit zijn gepresenteerd zonder dat verweerder duidelijk kenbaar heeft gemaakt dat het om de opvattingen van zijn cliënte gaat en zonder nader onderzoek te hebben gedaan naar de beschuldigingen van de ex-partner. Het past bij de terughoudendheid die van een advocaat in familierechtelijke kwesties mag worden verwacht dat, indien er in de processtukken of op de zitting beschuldigingen worden geuit van ernstige (strafbare) feiten en deze als feit worden gepresenteerd, er voldoende onderzoek moet zijn gedaan naar de juistheid van die beschuldigingen (vgl. Het Hof van Discipline, 19 augustus 2024, ECLI:NL:TAHVD:2024:226). Door dit niet te hebben gedaan, heeft verweerder in strijd met gedragsregels 7 en 8 en daarmee onbetamelijk gehandeld. Daarnaast heeft verweerder zich onwelwillend getoond door niet te reageren op het verzoek om informatie over de ziekte van zijn cliënte, terwijl deze informatie zeer relevant was omdat het de reden was voor het niet naleven van de door de rechter vastgestelde zorgregeling. Verweerder heeft ter zitting geen zelfinzicht getoond en onvoldoende laten zien zich bewust te zijn van zijn polariseerde rol in deze familierechtzaak. Omdat in die houding de kans op herhaling verscholen ligt en dit zoveel mogelijk voorkomen moet worden, kan niet worden volstaan met minder dan oplegging van een berisping met kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:47 Raad van Discipline Amsterdam 24-755/A/A 24-903/A/A

    Raadsbeslissing; ongegronde klachten over de advocaat van de wederpartij van klager in een familierechtzaak. De uitlatingen van verweerster in haar correspondentie aan de advocaat van klager over een geweldsincident tussen klager en zijn ex-vrouw dienden een redelijk doel. Verweerster heeft in het belang van haar cliënte gehandeld en daarbij de belangen van klager niet onevenredig geschaad. Ook stond het verweerster als partijdig belangenbehartiger vrij om de advocaat van klager aan te schrijven en klager (via zijn advocaat) te verzoeken aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. Het feit dat later bleek dat klager (pas) vier maanden en niet al elf maanden niet meer aan zijn betalingsverplichting voldeed, acht de raad anders dan klager niet relevant. Ook overigens is niet gebleken dat verweerster onjuiste stellingen heeft ingenomen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:37 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2528

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager heeft al geruime tijd pijnklachten in zijn linkervoet. Hij verwijt de huisarts dat zij niet de benodigde zorg heeft verleend, niet of te laat heeft doorverwezen, in een verwijsbrief onnodige informatie heeft verstrekt, en hem onverwacht en zonder overleg heeft gevraagd een andere huisarts te zoeken. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de huisarts voortvarend en adequaat heeft gehand in reactie op de hulpvraag van klager, en dat de inhoud van de gewraakte verwijsbrief geen tuchtrechtelijk verwijt oplevert. Tot slot had de huisarts klager mogen verzoeken om een andere huisarts te zoeken. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGDKG:2025:21 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/760445 / DW RK 24/415 MK/WdJ

    Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder heeft gelet op zijn ministerieplicht niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het ten laste van klager uitgevaardigde dwangbevel te betekenen en ten uitvoer te leggen. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:44 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2552

    Klacht tegen een gz-psycholoog die in het kader van de afwikkeling van letselschade een onderzoek heeft gedaan naar eventuele cognitieve stoornissen bij klager en daarover een rapport heeft opgesteld. Klager verwijt de gz-psycholoog onder meer dat zij ten onrechte geen informatie heeft opgevraagd bij een revalidatiecentrum en wezenlijke punten uit zijn verzoek om correctie en aanvulling van het rapport niet heeft willen opnemen in haar rapport. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGDKG:2025:22 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/744664 / DW RK 24/17 MK/WdJ

    Klaagster beklaagt zich er over dat zij de brief van de gerechtsdeurwaarder niet aangekondigd heeft gezien in haar PostNL app en zij niet kon weten dat de gerechtsdeurwaarder aan de deur is geweest. Verder stelt klaagster dat de gerechtsdeurwaarder tijdens kantooruren telefonisch niet bereikbaar is en niet tijdig op e-mailberichten reageert. Ook beklaagt klaagster zich erover dat zij de gestelde vordering heeft betaald onder dwang en de gerechtsdeurwaarder het bedrag ten onrechte aan de opdrachtgever heeft doorgestort. Klacht voor wat betreft het niet tijdig reageren op e-mailberichten gegrond, klacht voor het overige ongegrond. Maatregel van waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2025:3 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2024/23

    De notaris heeft, in zijn hoedanigheid van executeur, een vrij overzichtelijke nalatenschap bijna tien jaar op zijn beloop gelaten. Hij heeft de twee goede doelen, die erflater tot zijn enige erfgenamen had benoemd, nooit geïnformeerd over het openvallen van de nalatenschap en in al die jaren nauwelijks iets gedaan om uitvoering te geven aan de laatste wil van erflater. Zo heeft de notaris diens inboedel, auto en woning laten verloederen en zelfs geen actie ondernomen toen hij er jaren geleden mee bekend werd dat de woning was gekraakt. De kamer heeft de notaris voorgehouden dat de indruk bestaat dat hij in deze zaak telkens als een struisvogel de kop in het zand heeft gestoken om zijn nalaten niet onder ogen te hoeven zien. Door zijn jarenlange nalaten en door ook niet (tijdig) te reageren op brieven van het ministerie, van de gemeente, van het BFT en van de kamer heeft de notaris er telkens blijk van gegeven voor zijn verantwoordelijkheid weg te lopen. Een eerder aan de notaris opgelegde tuchtmaatregel heeft niet geleid tot de daarmee beoogde gedragsverandering. Bij de kamer ontbreekt ieder vertrouwen dat de notaris in de toekomst niet op vergelijkbare wijze zal “weglopen” voor zijn verantwoordelijkheid. De kamer komt tot de slotsom dat het ter bescherming van het maatschappelijke vertrouwen in de zorgvuldige vervulling van het notarisambt noodzakelijk is om aan de notaris de tuchtmaatregel van ontzetting uit het ambt op te leggen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:45 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2082

    De klacht tegen een gz-psycholoog is verjaard. Klager heeft bij het Regionaal Tuchtcollege een door hem als ‘pro‑forma klaagschrift’ geduid stuk ingediend. Hieruit blijkt niet de inhoud van de klacht en evenmin de feiten en omstandigheden waarop deze klacht is gebaseerd. Vier maanden later heeft hij een aanvulling op dit stuk ingediend. In dit stuk is beschreven welke verwijten klager de gz‑psycholoog maakt en op welke feiten en omstandigheden hij deze verwijten baseert. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de klacht is ingediend na de verjaringstermijn en verklaart klager niet‑ontvankelijk in de klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. De Wet BIG biedt niet de mogelijkheid om door middel van een als ‘pro forma klaagschrift’ aangeduid stuk als hier aan de orde de verjaringstermijn op te rekken.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:39 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2311 en C2024/2325

    Klacht tegen een ambulanceverpleegkundige. De ambulanceverpleegkundige heeft de moeder van klager (patiënte) na een 112-melding onderzocht. Na het onderzoek heeft de ambulanceverpleegkundige besloten patiënte niet mee te nemen naar het ziekenhuis en haar doorverwezen naar de huisartsenpost. Klager verwijt de ambulanceverpleegkundige – samengevat – dat hij patiënte onvoldoende heeft onderzocht, niet serieus heeft genomen en ten onrechte niet heeft meegenomen naar het ziekenhuis. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht deels gegrond en legt aan de ambulanceverpleegkundige de maatregel van berisping op. Klager en de ambulanceverpleegkundige zijn allebei in beroep gekomen tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verklaart alle klachtonderdelen ongegrond, waarmee de maatregel van berisping komt te vervallen en gelast publicatie.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:35 Hof van Discipline 's Gravenhage 240094

    Bekrachtiging beslissing raad. Belangen wederpartij niet onevenredig geschaad door het overleggen van een stuk waarin (ook) privacygevoelige informatie staat.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:46 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2081

    De klacht tegen een vertrouwensarts is verjaard. Klager heeft bij het Regionaal Tuchtcollege een door hem als ‘pro‑forma klaagschrift’ geduid stuk ingediend. Hieruit blijkt niet de inhoud van de klacht en evenmin de feiten en omstandigheden waarop deze klacht is gebaseerd. Twee maanden later heeft hij een aanvulling op dit stuk ingediend. In dit stuk is beschreven welke verwijten klager de vertrouwensarts maakt en op welke feiten en omstandigheden hij deze verwijten baseert. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de klacht is ingediend na de verjaringstermijn en verklaart klager niet‑ontvankelijk in de klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. De Wet BIG biedt niet de mogelijkheid om door middel van een als ‘pro forma klaagschrift’ aangeduid stuk als hier aan de orde de verjaringstermijn op te rekken.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:40 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2083

    De klacht tegen een gz-psycholoog is verjaard. Klager heeft bij het Regionaal Tuchtcollege een door hem als ‘pro‑forma klaagschrift’ geduid stuk ingediend. Hieruit blijkt niet de inhoud van de klacht en evenmin de feiten en omstandigheden waarop deze klacht is gebaseerd. Drie maanden later heeft hij een aanvulling op dit stuk ingediend. In dit stuk is beschreven welke verwijten klager de gz‑psycholoog maakt en op welke feiten en omstandigheden hij deze verwijten baseert. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de klacht is ingediend na de verjaringstermijn en verklaart klager niet-ontvankelijk in de klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. De Wet BIG biedt niet de mogelijkheid om door middel van een als ‘pro forma klaagschrift’ aangeduid stuk als hier aan de orde de verjaringstermijn op te rekken.