ECLI:NL:TGDKG:2025:21 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/760445 / DW RK 24/415 MK/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2025:21
Datum uitspraak: 12-03-2025
Datum publicatie: 17-03-2025
Zaaknummer(s): C/13/760445 / DW RK 24/415 MK/WdJ
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder heeft gelet op zijn ministerieplicht niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het ten laste van klager uitgevaardigde dwangbevel te betekenen en ten uitvoer te leggen. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 maart 2025 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 19 november 2024 met zaaknummer C/13/755696 / DW RK 24/303 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/760445 / DW RK 24/415 MK/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

gemachtigde: [ ],

tegen:

[ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigden: [ ] en [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 16 augustus 2024, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft zijn klacht aangevuld met bijlagen, ingekomen op 26 augustus 2024. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 25 september 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 19 november 2024 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 21 november 2024 aan klager toegezonden. Bij brief met bijlage, ingekomen op 26 november 2024, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van

29 januari 2025 alwaar klager met zijn gemachtigde en de gemachtigden van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 12 maart 2025.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- De gerechtsdeurwaarder was belast met een ten laste van klager uitgevaardigd dwangbevel van het Centraal Justitieel Incassobureau van 6 mei 2024.

- Bij brief van 7 mei 2024 is klager verzocht de openstaande vordering te voldoen.

- Bij exploot van 15 juni 2024 is het dwangbevel van 6 mei 2024 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

- De gerechtsdeurwaarder heeft op 11 juli 2024 executoriaal derdenbeslag gelegd onder [ ] ten laste van klager.

- Bij exploot van 16 juli 2024 is het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er - voor zover de voorzitter begrijpt - samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder zich achter de opdrachtgever verschuilt, maar de baten zelf wil opeisen. Tevens stelt de gerechtsdeurwaarder dat de algemene voorwaarden alleen de basis dekt, wat automatisch betekent dat hij de door klager verstuurde factuur van

13 augustus 2024 zelf moet betalen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 De voorzitter overweegt dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door het ten laste van klager uitgevaardigde dwangbevel aan klager te betekenen en ten uitvoer te leggen. De door klager aangevoerde standpunten geven geen aanleiding om enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager - kort samengevat en voor zover de kamer begrijpt - aangevoerd dat een plaatsvervangend-voorzitter c.q. lid van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders niet bevoegd is om uitspraken te mogen doen. Tevens is sprake van belangenverstrengeling, omdat leden van de kamer ook gerechtsdeurwaarder zijn. Klager heeft verder aangevoerd dat hij geen contract heeft met het gerechtsdeurwaarderskantoor en ten onrechte wordt lastiggevallen door de gerechtsdeurwaarder.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Het door klager ter zitting aangevoerde maken dit niet anders.

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, voorzitter, mr. B. Brokkaar en mr. H.A. Roos, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.