ECLI:NL:TGZCTG:2025:37 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2528
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:37 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-03-2025 |
Datum publicatie: | 17-03-2025 |
Zaaknummer(s): | C2024/2528 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager heeft al geruime tijd pijnklachten in zijn linkervoet. Hij verwijt de huisarts dat zij niet de benodigde zorg heeft verleend, niet of te laat heeft doorverwezen, in een verwijsbrief onnodige informatie heeft verstrekt, en hem onverwacht en zonder overleg heeft gevraagd een andere huisarts te zoeken. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de huisarts voortvarend en adequaat heeft gehand in reactie op de hulpvraag van klager, en dat de inhoud van de gewraakte verwijsbrief geen tuchtrechtelijk verwijt oplevert. Tot slot had de huisarts klager mogen verzoeken om een andere huisarts te zoeken. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2528 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., huisarts, werkzaam te B., verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. R.M. Cats, advocaat te Amsterdam.
1. Procesverloop, leeswijzer en oordeel
A. – hierna klager – heeft op 17 november 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege te
Amsterdam tegen C. – hierna de huisarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van
19 juli 2024, onder nummer A2023/6646, heeft dat college de klacht ongegrond verklaard.
Klager is op tijd in beroep gekomen tegen deze beslissing. De huisarts heeft een verweerschrift
in beroep ingediend. De zaak is op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege
van 19 februari 2025 behandeld. Op de zitting zijn verschenen klager, en de huisarts,
bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen hebben vragen van het Centraal Tuchtcollege
beantwoord en hun standpunten nader toegelicht. Klager heeft dat gedaan aan de hand
van spreekaantekeningen die hij aan het Centraal Tuchtcollege en de wederpartij heeft
overhandigd. Het Centraal Tuchtcollege zal het beroep van klager verwerpen omdat het
college het eens is met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal
Tuchtcollege herhaalt hierna onder 2. eerst de inhoud van deze beslissing. Vanaf punt
3 legt het Centraal Tuchtcollege uit waarom het tot het oordeel komt dat het de klacht
ongegrond is. Omdat het Centraal Tuchtcollege zich geheel kan vinden in de overwegingen
van het Regionaal Tuchtcollege beperkt deze toelichting zich tot een enkele aanvullende
opmerking.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft het volgende overwogen en geoordeeld:
“3. De feiten
3.1 Klager meldt de huisarts op 21 oktober 2021 dat hij al jaren pijn heeft in
zijn linkervoet. De huisarts maakt dezelfde dag een verwijzing naar een podotherapeut.
3.2 Op 19 november 2021 ontvangt de huisarts het podotherapeutisch rapport. Overeenkomstig
het advies van de podotherapeut maakt zij op 19 november 2021 een verwijzing voor
het maken van een röntgenfoto. De foto wordt op 1 december 2021 gemaakt, de radioloog
meldt daarover: ‘Geen afwijkingen’.
3.3 Op het verzoek van klager op 15 december 2021 om een verwijzing naar een
ander voetencentrum mailt de huisarts op 16 december 2021 dat zij daartoe desgewenst
bereid is. De huisarts ontvangt daarop geen reactie van klager.
3.4 Op 17 februari 2022 brengt klager zijn voetklachten weer ter sprake bij de
praktijkondersteuner, en verzoekt om doorverwezen te worden naar een voetencentrum
in D.. Na overleg met de praktijkondersteuner maakt de huisarts op
28 februari 2022 deze verwijzing.
3.5 Op 1 april 2022 ontvangt de huisarts het advies van het voetencentrum, inhoudende:
‘manuale therapie in combinatie met correctiezolen’ en meldt dat over zeven weken
controle zal plaatsvinden. De huisarts ontvangt hierover en hierna geen berichten
van klager.
3.6 Op 21 september 2022 ontvangt de huisarts het advies van het voetencentrum
om een Echo/MRI te laten maken. De huisarts meldt klager dat zij dat advies zal volgen
en hem daartoe zal verwijzen naar een orthopeed. Zij stelt op 28 september 2022 deze
verwijzing op.
3.7 Op 10 november 2022 ontvangt de huisarts de diagnose van de orthopedisch
chirurg van het E.-ziekenhuis. Hoewel de specialist daar niet toe adviseert, maakt
de huisarts (desondanks, op uitdrukkelijk verzoek van klager) een verwijzing voor
een echo.
3.8 Uit het dossier blijkt dat tussen klager en de specialisten van het E.-ziekenhuis
een ernstig verstoorde relatie is ontstaan. Klager wenst een andere specialist te
raadplegen. De huisarts maakt op 25 januari 2023 (op verzoek van klager) een verwijzing
(voor een second opinion) naar een kliniek in F.. Omdat klager bezwaren heeft tegen
de in deze verwijzing opgenomen informatie, maakt de huisarts op
31 januari 2023 een tweede (herziene) verwijzing.
3.9 De huisarts ontvangt op 28 februari 2023 een verzoek voor een (nogmaals)
herziene verwijzing. De huisarts mailt klager op 19 maart 2023 dat zij daartoe niet
bereid is, en geeft hem in overweging om de verwijzing voor een second opinion te
vragen aan de specialist: ‘Het is gebruikelijk dat de specialist de second opinion
aanvraagt bij ingewikkelde medische problemen. Feitelijk hoeft een huisarts dit niet
te doen. Daarnaast zou ik je nogmaals willen verzoeken een andere huisarts te zoeken.
Mijns inziens is de vertrouwensrelatie geschaad. En dat vind ik geen veilige en werkbare
situatie. Er zijn huisartsen in B. ‘open’, waarna ze de namen van twee huisartsen
in B. geeft.
3.10 Klager dient op 25 april 2023 een klacht in bij de geschilleninstantie G.
(hierna: de geschilleninstantie). Hij is van opvatting dat in de verwijsbrief van
31 januari 2023 ten onrechte (en in strijd met zijn uitdrukkelijke verzoek) de navolgende
passages zijn opgenomen: i) ‘Spanningen rondom aanschaf nieuwe auto’, ii) ‘Risicovol
leefgedrag nvt’, iii) ‘Familieanamnese alleenstaand’ en iv) ‘Psychosociale anamnese
taxi’.
3.11 In reactie op de klacht van klager schrijft de huisarts op 25 april 2023
dat zij overleg heeft gevoerd met de KNMG, en dat zij geen goede zorg meer kan leveren
als klager er op staat dat zij haar dossier aanpast. Zij geeft klager de keuze om
ofwel bij haar te blijven als patiënt (maar dan volgen er geen wijzigingen in het
dossier); ofwel een andere huisarts te zoeken (waarbij ze het dossier dan niet overdraagt
zodat klager bij de nieuwe huisarts kan: ‘beginnen met een leeg dossier’). Dus: ‘als
je bij mij wilt blijven dat kan dat maar dus niet met verwijderen van gegevens. Als
je dat toch wilt dan wil ik je vriendelijk verzoeken een andere huisarts te zoeken’.
3.12 De geschilleninstantie komt op 31 juli 2023 tot de conclusie dat klager
terecht heeft geklaagd over het opnemen in de verwijsbrief van de passage ‘Spanningen
rondom aanschaf nieuwe auto’, en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. De
geschilleninstantie doet de huisarts de aanbeveling om een nieuwe, aangepaste verwijsbrief
te maken.
3.13 Bij brief van 9 oktober 2023 verzoekt de advocaat van klager aan de huisarts
om een aangepaste verwijsbrief te maken. Zij meldt in deze brief tevens dat klager
op zoek is naar vervanging, en dat hij overleg wenst met de huisarts over de medische
ondersteuning totdat een andere huisarts is gevonden.
3.14 Na het desbetreffend verzoek van de advocaat van klager stelt de huisarts
op 20 oktober 2023 de derde (herziene) verwijsbrief op.
3.15 Op 17 november 2023 bericht de huisarts aan klager dat een andere praktijk
het dossier heeft opgevraagd, en dat klager (dus) bij de huisarts geen herhaalrecepten
meer kan vragen. Klager bericht dezelfde dag: ‘zodra er een nieuwe praktijk is krijgt
u dat van mij zelf te horen’. De volgende dag mailt klager aan de huisarts: ‘Allereerst
wil ik u mededelen dat ik inderdaad een nieuwe huisarts heb gevonden’. Tijdens het
mondeling vooronderzoek op 16 februari 2024 blijkt dat de huisarts twijfelt of, dan
wel er nog niet van op de hoogte is dat klager (al) een nieuwe huisarts heeft gevonden.
4. De klacht en de reactie van de huisarts
4.1 Volgens klager heeft de huisarts onzorgvuldig gehandeld, omdat zij:
a) niet adequaat heeft gereageerd op de door klager ervaren klachten;
b) in een verwijsbrief niet-relevante informatie heeft opgenomen;
c) zonder noodzaak en overleg klager heeft verzocht om een andere huisarts te
zoeken.
4.2 De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden.
Klachtonderdeel a) niet adequaat heeft gereageerd op de door klager ervaren klachten
5.2 Klager verwijt de huisarts (zo begrijpt het college) dat zij zijn klachten
niet serieus heeft genomen, en hem verkeerd en/of te laat heeft doorverwezen. De huisarts
is van opvatting dat zij tijdig en adequaat heeft gereageerd op de aan haar gemelde
klachten.
5.3 Na de (eerste) melding van klager van pijnklachten in de linkervoet (in zijn
email van 21 oktober 2021) heeft de huisarts nog dezelfde dag een verwijzing gemaakt
naar de podotherapeut. Uit de stukken van het dossier (kort samengevat onder de feiten)
en de toelichting ter zitting blijkt dat de huisarts voortvarend en adequaat heeft
gereageerd op de daaropvolgende rapportages (van de voetencentra waarnaar klager is
verwezen, en van de specialisten) en verzoeken van klager. Bij de verwijzing naar
de podotherapeut en vervolgens orthopeed heeft zij gehandeld zoals van haar verwacht
mocht worden (lege artis).
5.4 Wat betreft het verwijt dat de huisarts te laat een (op verzoek van klager)
aangepaste verwijsbrief heeft opgesteld, overweegt het college als volgt. Allereerst
stelt het college vast dat de huisarts niet gehouden is om, op verzoek van een patiënt,
een verwijsbrief op te maken indien zij dit niet medisch geïndiceerd acht. Wat daar
verder van zij, het college stelt vast dat de huisarts bedoelde verwijsbrief (alsnog)
heeft opgesteld. Indien en voor zover daarbij (onnodige) vertraging is opgetreden,
is dat mede veroorzaakt door de verwarring (of in ieder geval het gebrek aan communicatie)
die mede is veroorzaakt door klager en de door hem ten onrechte gemaakte verwijten.
Het college verwijst daarbij naar de bespreking van het tweede klachtonderdeel. Kortom,
hiervan kan de huisarts geen verwijt worden gemaakt.
5.5 Het college kan klager dan ook niet volgen in dit klachtonderdeel. In tegendeel,
de huisarts heeft voortvarend en adequaat gehandeld. Van onnodige vertraging, dan
wel gebrek aan urgentie, dan wel van onjuiste of onvolledige diagnosestelling, is
geen sprake. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel b) in een verwijsbrief niet relevante informatie heeft opgenomen.
5.6 Klager is van opvatting dat de huisarts in haar verwijsbrief van 31 januari
2023 aan de kliniek in F. - tegen de uitdrukkelijke wens van klager in – hem onwelgevallige,
niet relevante informatie heeft opgenomen. Het betreft de passages: i) ‘Spanningen
rondom aanschaf nieuwe auto’, ii) ‘Risicovol leefgedrag nvt’, iii) ‘Familieanamnese
alleenstaand’ en iv) ‘Psychosociale anamnese taxi’. Klager meent dat deze passages
niet relevant zijn, en wenst verwijdering. De geschilleninstantie heeft hem in zijn
klacht deels gelijk gegeven, maar klager wenst dat ook het college zich uitspreekt
over dit onderdeel van zijn klacht.
5.7 Het college heeft kennisgenomen van de beslissing van de geschilleninstantie,
waarin de huisarts wordt geadviseerd om een aangepaste verwijsbrief te maken waaruit
(alleen) de passage ‘Spanningen rondom aanschaf nieuwe auto’ is verwijderd.
5.8 Met de geschilleninstantie is het college van oordeel dat van de laatste
drie bovengenoemde passages niet kan worden gezegd dat de huisarts deze ten onrechte
heeft opgenomen. Het college neemt de overwegingen van de geschilleninstantie over,
en maakt deze tot de zijne. Ten aanzien van de eerste passage is het college (anders
dan de geschilleninstantie) van oordeel dat niet kan worden gezegd dat deze passage
ten onrechte is opgenomen. In tegendeel. De huisarts heeft op goede gronden kunnen
besluiten om deze passage op te nemen. Immers, de daarbij verstrekte informatie ziet
op de (sociale) achtergrond en de (tijdelijke) zakelijke problemen die klager ondervindt,
en kunnen van belang zijn voor de behandeling door een andere hulpverlener. De huisartsgeneeskunde
is gebaseerd op een bio-psycho-sociaal model van medische hulpverlening.
De huisarts had er zeker voor kunnen kiezen om deze (automatisch, door het systeem
toegevoegde) regel uit het huisartsenjournaal achterwege te laten (zoals ze in haar
latere verwijsbrief maar heeft gedaan). Echter, het niet (actief, vooraf) verwijderen
levert geen tuchtrechtelijk verwijt op.
Klachtonderdeel c) zonder noodzaak klager verzoeken om een andere huisarts te zoeken
5.9 Klager is van opvatting dat de huisarts hem onverwacht en zonder noodzaak
en overleg heeft verzocht om een andere huisarts te zoeken. Hij is al vele jaren patiënt
bij haar en heeft tot voor kort geen problemen ervaren in zijn relatie met de huisarts.
5.10 De huisarts is van mening dat zij voldoende reden had om klager te adviseren
een andere huisarts te zoeken. De relatie was al vele jaren verstoord, zodat de vertrouwensrelatie
ontbrak die noodzakelijk is voor een goede zorgverlening. Zij heeft getracht klager
behulpzaam te zijn bij het vinden van een vervangende huisarts.
5.11 Het college stelt vast dat klager en de huisarts een duidelijk andere opvatting
hebben over hun onderlinge professionele relatie en de mate waarin zij met elkaar
(kunnen) communiceren. Nu in ieder geval bij de huisarts al langere tijd – zo is ook
ter zitting duidelijk geworden – het vertrouwen in een goede zorgrelatie ontbrak en
er in de loop der jaren diverse incidenten tussen klager en de huisarts zijn geweest,
kon zij in redelijkheid ertoe besluiten om klager te adviseren om een andere huisarts
te zoeken. Zij heeft dit diverse malen gemeld en voorgesteld, en gepoogd om hem daarbij
te helpen. Zij heeft pas het dossier overgedragen aan een andere huisartspraktijk
nadat klager (althans, zo begreep de huisarts) een andere huisarts had gevonden. Dat
daarbij enige verwarring is ontstaan (of klager nu al daadwerkelijk een andere huisarts
had gevonden) die tot aan het mondeling vooronderzoek heeft voortgeduurd, is vervelend
maar het is niet aannemelijk geworden dat de huisarts daarover een specifiek verwijt
kan worden gemaakt. Veeleer bieden dit misverstand en gebrek aan communicatie steun
aan de conclusie dat de huisarts terecht de zorgrelatie wenste te verbreken.
Slotsom
5.12 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht op alle onderdelen ongegrond
is.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten
weergegeven in overweging 3. “De feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
Omvang van de zaak in beroep
4.1 Klager is in beroep gekomen tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
Uit zijn beroepschrift blijkt dat het beroep is beperkt tot de eerste twee klachtonderdelen.
Klager wil met zijn beroep bereiken dat het Centraal Tuchtcollege die klachtonderdelen
alsnog gegrond verklaart.
4.2 De huisarts heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het
Centraal Tuchtcollege om het beroep van klager te verwerpen.
Inhoudelijke beoordeling
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het
Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover schriftelijk
en mondeling bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege
opgebouwde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd en door het Centraal
Tuchtcollege bestudeerd. In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een
keer gevoerd. Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal
Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen.
Tijdens de mondelinge behandeling op
19 februari 2025 is dat debat voortgezet.
4.4 Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van het schriftelijk en mondeling
debat ter terechtzitting in beroep over het handelen van de huisarts tot dezelfde
constateringen als het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege neemt datgene
wat het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De overwegingen van het college’ over de
klachtonderdelen a en b heeft overwogen hier over. Ook het Centraal Tuchtcollege is
van oordeel dat de huisarts voortvarend en adequaat heeft gehandeld in reactie op
de door klager ervaren klachten, en dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld door de door klager gewraakte passages in de verwijsbrief van 31 januari
2023 op te nemen. Dit betekent dat het beroep van klager zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: R.C.A.M. Philippart, voorzitter, E.F. Lagerwerf-Vergunst
en R.A. van der Pol, leden-juristen en O.T.M. Schouten en D. van Sleeuwen,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E. van der Linde, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 17 maart 2025
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.