Zoekresultaten 3561-3580 van de 3615 resultaten
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:157 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1891
- Datum publicatie: 13-11-2023
- Datum uitspraak: 13-11-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:157
Klacht tegen bedrijfsarts. De bedrijfsarts, destijds nog werkzaam als bedrijfsarts in opleiding, heeft in eerste instantie contact gehad met klager in het kader van een preventief traject, in de periode van eind 2020 tot medio 2021. Daarna heeft hij klager begeleid na diens ziekmelding. Ruim negen maanden later is de betrokkenheid van de bedrijfsarts beëindigd. Klager is ontevreden over de begeleiding van de bedrijfsarts en voelt zich door hem niet geholpen. Klager heeft meerdere klachten over het handelen van de bedrijfsarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:151 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1822
- Datum publicatie: 13-11-2023
- Datum uitspraak: 13-11-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:151
Klacht tegen een huisarts. Klaagster was van november 2021 tot en met januari 2022 ingeschreven in de praktijk van de huisarts. Tijdens het kennismakingsgesprek begin november 2021 gaf klaagster aan dat zij hoofdpijn-, duizeligheids- en misselijkheidsklachten had. Deze waren ontstaan sinds de beroerte begin oktober 2021. De huisarts heeft klaagster toen onderzocht. Tegen de misselijkheid heeft hij Metoclopramide voorgeschreven. Bestudering van het dossier gaf hem geen reden om contact op te nemen met de neuroloog, zoals door klaagster was verzocht. Voor de blijvende pijn in de rug en benen schreef de huisarts Pregabaline voor. Begin december 2021 heeft hij met klaagster besproken dat het eerder voorgeschreven medicijn Grepid mogelijk de hoofdpijn en duizeligheid kon veroorzaken. In overleg werd besloten dit te vervangen door Dipyridamol en Acetylsalicylzuur. Een dag later belt klaagster dat zij de Dipyridamol niet verdroeg. De huisarts heeft gezegd dat zij direct kon stoppen en terug kon gaan naar Grepid of het nog een weekje kon proberen. Klaagster besloot het nog te proberen. Zij is begin december 2021 door een cardioloog gezien op de SEH. De cardioloog heeft haar gerust gesteld dat er geen (acuut) hartprobleem was. Begin januari 2022 heeft de huisarts klaagster gezien en heeft hij de medicatie aangepast. Klaagster wilde ook een verwijzing naar de neuroloog. De huisarts heeft dit verzoek ingewilligd. Klaagster is niet tevreden over de behandeling van de huisarts en verwijt hem dat hij slecht heeft geluisterd, heeft nagelaten overleg te hebben met de neuroloog, heeft gezegd dat hij overleg heeft gehad met de neuroloog terwijl dat niet zo was en een medicijn heeft gestopt zonder overleg. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TAHVD:2023:200 Hof van Discipline 's Gravenhage 230238
- Datum publicatie: 13-11-2023
- Datum uitspraak: 13-11-2023
- ECLI:NL:TAHVD:2023:200
Art. 13. beklag niet-ontvankelijk, nu beklag te laat is ingesteld.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:152 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1823
- Datum publicatie: 13-11-2023
- Datum uitspraak: 13-11-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:152
Klacht tegen een huisarts. Klaagster was als patiënt van juli 2021 tot begin september 2021 ingeschreven bij één van de vijf huisartsenpraktijken die een overkoepelende organisatie exploiteert. De huisarts is in die praktijk werkzaam als vaste waarnemer. Klaagster heeft begin juli 2021 gevraagd om een consult. Dit consult heeft een dag later plaatsgevonden. De huisarts heeft klaagster verwezen naar het ziekenhuis voor beeldvormend onderzoek. Tegen de krampen die klaagster had, heeft de huisarts inhibin voorgeschreven. Klaagster heeft zich eind juli 2021 bij de huisarts gemeld met het vermoeden van een ontstoken piriformis. Hoewel de behandelend fysiotherapeut daar niet aan dacht, heeft de huisarts klaagster op haar verzoek verwezen naar een neuroloog van het ziekenhuis waar zij eerder naar was doorverwezen. Klaagster is niet tevreden over de behandeling van de huisarts en verwijt hem dat hij slecht heeft geluisterd, heeft nagelaten haar tijdig naar een neuroloog te verwijzen, haar niet serieus heeft genomen, onnodige onderzoeken heeft verricht, geweigerd heeft haar inzage in haar dossier te geven en haar gezondheidssituatie heeft doen verslechteren. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TAHVD:2023:201 Hof van Discipline 's Gravenhage 220245
- Datum publicatie: 13-11-2023
- Datum uitspraak: 13-11-2023
- ECLI:NL:TAHVD:2023:201
Klacht tegen advocaat wederpartij. Het verwijt dat sprake is van valsheid in geschrift en smaad is niet gebleken. Klacht ongegrond. Verkorte bekrachtiging.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:153 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1952
- Datum publicatie: 13-11-2023
- Datum uitspraak: 13-11-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:153
Klacht tegen een psychiater. Klager is veroordeeld tot een TBS-maatregel met voorwaarden. Hij verbleef aanvankelijk in de FPA, beveiligingsniveau 2. Klager kon daar niet blijven. Klager is toen aangemeld voor zowel de FPK, beveiligingsniveau 3, als de FPA. Klager is als overbrugging geplaatst in de FPK met als doel klager door te laten stromen naar de FPA. De psychiater is werkzaam in de FPK. Klager stelt dat de psychiater zijn behandeling na overplaatsing heeft verzwaard zonder hem gesproken of gezien te hebben. Daarnaast stelt klager dat belangrijke betrokkenen niet voldoende zijn meegenomen en geïnformeerd en dat er tegen het advies van de eerdere psychiater in is gegaan, terwijl hij de casus beter kent. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. De gemachtigde van klager stelt beroep in tegen deze beslissing, maar kan geen machtiging overhandigen waaruit blijkt dat klager hem heeft gemachtigd om dit beroep in te stellen en namens hem op te treden in de tuchtrechtelijke procedure in beroep. Omdat het beroepschrift afkomstig is van een persoon die niet bevoegd is tot instellen van beroep, verklaart het Centraal Tuchtcollege de indiener van het beroep niet-ontvankelijk.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:154 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1835 en C2023/1836
- Datum publicatie: 13-11-2023
- Datum uitspraak: 13-11-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:154
Klacht tegen huisarts werkzaam als arbo-arts. Klaagster verwijt de arbo-arts dat hij 1) onzorgvuldig heeft gehandeld tijdens de consulten, 2) zich heeft voorgedaan als bedrijfsarts en niet onder supervisie van een geregistreerde bedrijfsarts heeft gehandeld, 3) een datalek heeft veroorzaakt en 4) zijn beroepsgeheim heeft geschonden door het dossier met de werkgever van klaagster te bespreken. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachtonderdelen 1, 2 en 3 gegrond verklaard, klachtonderdeel 4 ongegrond verklaard, en aan de arbo-arts de maatregel van een voorwaardelijke schorsing van 1 maand opgelegd, met daaraan bijzondere voorwaarden gekoppeld. De arbo-arts en de IGJ hebben hiertegen beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klachtonderdeel 1 alsnog ongegrond, en legt aan de arbo-arts de maatregel van berisping op.
-
ECLI:NL:TAHVD:2023:197 Hof van Discipline 's Gravenhage 230006
- Datum publicatie: 13-11-2023
- Datum uitspraak: 06-11-2023
- ECLI:NL:TAHVD:2023:197
Klacht tegen de deken over de weigering om hanhavend op te treden. Ongegrond verklaring door de raad door het hof bekrachtigd.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:248 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5579
- Datum publicatie: 10-11-2023
- Datum uitspraak: 10-11-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:248
Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft een aanvraag gedaan tot beoordeling van zijn arbeidsvermogen in het kader van zijn aanvraag tot toekenning van een Wajonguitkering. De verzekeringsarts was aanwezig bij de hoorzitting naar aanleiding van door klager ingediende bezwaar tegen de beslissing dat klager niet in aanmerking komt voor een Wajonguitkering. De conclusie van de verzekeringsarts dat bij klager ondanks mentale beperkingen arbeidsvermogen aanwezig was, is niet onjuist. Dat klager arbeidsongeschikt was verklaard, wil niet zeggen dat bij hem geen arbeidsvermogen aanwezig was. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2023:205 Raad van Discipline Amsterdam 23-320/A/NH
- Datum publicatie: 10-11-2023
- Datum uitspraak: 06-11-2023
- ECLI:NL:TADRAMS:2023:205
Verweerder heeft in strijd met gedragsregel 21 gehandeld door stukken aan het gerechtshof te zenden, maar niet gelijktijdig een kopie daarvan aan de advocaat van de wederpartij te sturen. De maatregel van een waarschuwing wordt opgelegd.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2023:4 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/5216
- Datum publicatie: 10-11-2023
- Datum uitspraak: 10-11-2023
- ECLI:NL:TGZRSHE:2023:4
Klacht tegen een huisarts over een gestelde gemiste diagnose en inadequaat onderzoek naar toenemende klachten van patiënte, die in korte tijd snel achteruitging en is overleden. Patiënte was onder behandeling bij een internist. De klacht is gedeeltelijk gegrond en aan beklaagde wordt een berisping opgelegd. Hem wordt kwalijk genomen dat hij de toenemende klachten niet als aanleiding heeft gezien om te handelen en niet een volgende afspraak met de internist te laten afwachten. Hij had als huisarts, in tegenstelling tot de behandelend internist, zicht op de snelle achteruitgang van de algehele fysieke gesteldheid van patiënte en hem wordt kwalijk genomen te afwachtend te zijn geweest.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2023:206 Raad van Discipline Amsterdam 23-262/A/A
- Datum publicatie: 10-11-2023
- Datum uitspraak: 06-11-2023
- ECLI:NL:TADRAMS:2023:206
Klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Tijdens een descente is afgesproken dat verweerder bepaalde specifieke gegevens naar de door de rechtbank benoemde deskundige zou sturen. Verweerder stuurt de deskundige echter niet alleen de tijdens de descente afgesproken informatie, maar ook nog aanvullende informatie. De raad is van oordeel dat verweerder daarmee in strijd heeft gehandeld met de procedureregels die door de raadsheer-commissaris tijdens de descente waren bepaald en legt de maatregel van een waarschuwing op.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2023:207 Raad van Discipline Amsterdam 23-423/A/A
- Datum publicatie: 10-11-2023
- Datum uitspraak: 06-11-2023
- ECLI:NL:TADRAMS:2023:207
Klager en verweerder zijn familieleden van elkaar en zijn betrokken geweest bij de afhandeling van een geschil in hun familie omtrent een huis in Frankrijk. Verweerder is van beroep advocaat. Klager stelt dat verweerder ook als advocaat heeft opgetreden in het familiegeschil. De raad is echter van oordeel van dat verweerder tijdens het geschil voldoende duidelijk heeft gemaakt dat hij niet als advocaat maar als privépersoon optrad. De klacht wordt daarom ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TSCTS:2023:9 Tuchtcollege voor de Scheepvaart Amsterdam 2023-9 (2023.V7-UK34 KOBUS JR)
- Datum publicatie: 10-11-2023
- Datum uitspraak: 10-11-2023
- ECLI:NL:TSCTS:2023:9
Op 23 juli 2021 is het vissersschip UK34 Kobus JR. op de Nederlandse Noordzee tegen het platform Q4-A aangevaren. Hierbij heeft de UK34 het platform geschampt en heeft zowel het schip als het platform schade opgelopen. De UK34 was op de terugreis nadat de visweek erop zat. De visvangst was verwerkt en alles was schoongemaakt. Het visgerei was aan boord en de bemanning was koffie aan het drinken in de kombuis. Betrokkene was als schipper verantwoordelijk voor de navigatie, maar hield zich bezig met de administratie op de computer in de schippershut, die zich achter de brug bevindt. Normaalgesproken is betrokkene machinist en loopt hij ook wacht op de brug van dit schip. Zijn broer is normaalgesproken de schipper. Maar vanwege vakantie van zijn broer was betrokkene schipper in de week van de aanvaring en in de week daaraan voorafgaand. Betrokkene had moeite om alle administratie goed in het computerprogramma in te voeren. Daardoor is hij langere tijd achtereen niet op de brug geweest en heeft hij de aanvaring met het platform niet zien aankomen.De UK 34 Kobus Jr. (IMO nummer 9039212) is een Nederlands vissersschip, varend voor Zeevisserijbedrijf K. Romkes B.V. Het schip is in het jaar 1992 gebouwd, is 40 meter lang en 8 meter breed en heeft een laadvermogen van 150 bruto ton. Ten tijde van het ongeval bestond de bemanning in totaal uit 6 personen.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2023:208 Raad van Discipline Amsterdam 22-786/A/A 22-787/A/A
- Datum publicatie: 10-11-2023
- Datum uitspraak: 06-11-2023
- ECLI:NL:TADRAMS:2023:208
Klagers hebben in het verleden diverse procedures gevoerd, waarbij verweerders als de advocaten voor de wederpartij optraden. Ook hebben klagers reeds eerder klachten tegen verweerders gevoerd, waarop door de raad in 2018 is beslist. Nu hebben klagers opnieuw diverse klachten tegen verweerders ingediend. De raad is van oordeel dat de klachten grotendeels ongegrond zijn, dan wel niet-ontvankelijk nu het daarbij gaat om klachten die zien op handelen van de advocaten langer dan drie jaar geleden, dan wel dat in de eerdere procedure bij de raad reeds op de desbetreffende klacht is beslist.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:247 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5578
- Datum publicatie: 10-11-2023
- Datum uitspraak: 10-11-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:247
Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft een aanvraag gedaan tot beoordeling van zijn arbeidsvermogen in het kader van zijn aanvraag tot toekenning van een Wajonguitkering. De verzekeringsarts is door ingeschakeld als primair beoordelend verzekeringsarts om de medische beoordeling in het kader van de Wajong uit te voeren. Er is beslist dat klager niet in aanmerking komt voor een Wajonguitkering. De conclusie is navolgbaar en niet onjuist. Aangezien klager geen stukken uit de referteperiode had aangeleverd heeft de verzekeringsarts terecht geconcludeerd dat klager niet aan de op hem rustende bewijslast had voldaan. Dat klager arbeidsongeschikt was verklaard, wil niet zeggen dat bij hem geen arbeidsvermogen aanwezig was. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TDIVBC:2023:11 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2023/02 VB 2023/03
- Datum publicatie: 09-11-2023
- Datum uitspraak: 09-11-2023
- ECLI:NL:TDIVBC:2023:11
Koeien. In deze zaak gaat het om de manier waarop dierenarts 1 de veestapel op de melkveehouderij van appellant heeft gevaccineerd en de boordeling van de gezondheidstoestand van de koeien. Aan dierenarts 2 wordt verweten dat hij voorbarig en zonder de dieren te hebben gezien zou hebben geconcludeerd dat de gezondheidsklachten werden veroorzaakt door een weerstandsprobleem.Beroep verworpen. [VB 2023/02 en VB 2023/03]
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:176 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5275
- Datum publicatie: 09-11-2023
- Datum uitspraak: 03-11-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:176
Klacht tegen een gz-psycholoog. De kinderen van klager en zijn ex-partner, wonen bij klager maar zijn in 2016 onder toezicht gesteld. De gz-psycholoog heeft in opdracht van de jeugdbescherming een forensisch psychologisch onderzoek ingesteld naar de gezinssituatie en de relatie tussen de kinderen en de ouders. De gz-psycholoog heeft een rapportage opgesteld met haar bevindingen. Klager is het niet eens met diverse zaken die in de rapportage staan. De gz-psycholoog heeft haar conclusies volgens hem gebaseerd op allerlei onjuistheden. Het college acht de verwijten van klager niet terecht en verklaart de klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:149 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1803
- Datum publicatie: 09-11-2023
- Datum uitspraak: 08-11-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:149
Klacht tegen een internist. Klaagster klaagt over de wijze waarop haar begin december 2016 overleden echtgenoot (hierna: de patiënt) is behandeld. De internist is werkzaam in het ziekenhuis waar de patiënt is behandeld. Eind november 2016 meldde patiënt zich in de avond bij de SEH van het ziekenhuis en werd hij opgenomen onder verdenking van een longontsteking dan wel een galblaasontsteking. De beklaagde internist was toen de dienstdoende internist. Zij heeft in overleg met de patiënt besloten om onder andere te starten met antibiotica en het toedienen van vocht via een infuus. De volgende ochtend was bloed bij urine aanleiding om de antistolling te stoppen. De internist heeft na lichamelijk onderzoek besloten een longarts te vragen te patiënt te beoordelen. Ook is een chirurg om advies gevraagd. Patiënt heeft in de avond toch eenmalig 0,4 mg Fraxiparine toegediend gekregen door de verpleging. Klaagster verwijt de internist dat zij bloedverdunners aan de patiënt heeft voorgeschreven zonder eerst de trombosedienst of de longarts te raadplegen, en dat zij een bloed verdunnend middel heeft laten toedienen, onder weigering van de patiënt zelf en onder protest van klaagster. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond vanwege het ontbreken van persoonlijke verantwoordelijkheid van de internist. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:177 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5096
- Datum publicatie: 09-11-2023
- Datum uitspraak: 06-11-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:177
Klacht tegen orthopedisch chirurg. Klaagster is, na aanhoudende klachten aan haar rechterschouder na een ongeval in 2009, in 2012 geopereerd aan haar sleutelbeen. Ook hierna hield zij schouderklachten en heeft zij nog meerdere onderzoeken en behandelingen ondergaan. In 2019 heeft klaagster, in het kader van een aansprakelijkstelling van het ziekenhuis, de rechtbank verzocht om een deskundigenonderzoek te laten verrichten naar de in 2012 uitgevoerde operatie. Hierop is verweerder als deskundige benoemd. Verweerder heeft onderzoek verricht en op basis daarvan een rapport opgesteld. Concluderend acht hij de operatie in 2012 lege artis uitgevoerd. Klaagster maakt verweerder meerdere verwijten over zijn onderzoek en het door hem opgestelde rapport. Het college komt tot het oordeel dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.