ECLI:NL:TGZRAMS:2023:248 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5579

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:248
Datum uitspraak: 10-11-2023
Datum publicatie: 10-11-2023
Zaaknummer(s): A2023/5579
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft een aanvraag gedaan tot beoordeling van zijn arbeidsvermogen in het kader van zijn aanvraag tot toekenning van een Wajonguitkering. De verzekeringsarts was aanwezig bij de hoorzitting naar aanleiding van door klager ingediende bezwaar tegen de beslissing dat klager niet in aanmerking komt voor een Wajonguitkering. De conclusie van de verzekeringsarts dat bij klager ondanks mentale beperkingen arbeidsvermogen aanwezig was, is niet onjuist. Dat klager arbeidsongeschikt was verklaard, wil niet zeggen dat bij hem geen arbeidsvermogen aanwezig was. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

A2023/5579

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 10 november 2023 op de klacht van:

A,
wonende te B, klager,

tegen

C,
verzekeringsarts, (destijds) werkzaam te D,
verweerder, hierna ook: de verzekeringsarts,
gemachtigde: mr. I.J. Veldhuizen, werkzaam te Amsterdam.

1. De zaak in het kort
1.1 Klager is een man van thans veertig jaar oud die in 2019 een laattijdige aanvraag van een
Wajonguitkering bij het UWV heeft ingediend. Deze aanvraag is afgewezen en na bezwaar, beroep, een
verzekeringsgeneeskundig onderzoek, een herhaalde afwijzing van de aanvraag en bezwaar, heeft de
verzekeringsarts voornoemd verzekeringsgeneeskundig onderzoek heroverwogen. Hoewel hij het oordeel
van de primaire verzekeringsarts heeft aangevuld, is hij niet tot een andere conclusie gekomen:
klager komt niet in aanmerking voor een Wajonguitkering omdat bij hem arbeidsvermogen aanwezig is.
Met die conclusie is klager het niet eens.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is
gekomen.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 24 april 2023;
- door klager toegestuurde aanvullende documenten;
- het verweerschrift met de bijlagen.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het
college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten
3.1 Klager heeft in mei 2019 een aanvraag bij het UWV gedaan tot beoordeling van zijn
arbeidsvermogen in het kader van zijn aanvraag tot toekenning van een Wajonguitkering (Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten). Ten tijde van de aanvraag was hij 36 jaar oud
en dus ging het om een laattijdige aanvraag (de uitkering kan worden aangevraagd bij achttien
jaar). De aanvraag is door het UWV op 28 juni 2019 afgewezen, omdat klager volgens de
arbeidsdeskundige in de periode tussen zijn achttiende jaar en de datum van de beoordeling periodes
heeft gewerkt en dus arbeidsvermogen had.

3.2 Klager heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing tot afwijzing van zijn aanvraag. Zijn
bezwaar is door het UWV ongegrond verklaard op 20 maart 2020.

3.3 Klager is in beroep gegaan. De rechtbank heeft bij uitspraak van 27 juli 2021 het beroep van
klager gegrond verklaard en het bestreden besluit van 20 maart 2020 vernietigd. De rechtbank heeft
bepaald dat het UWV een nieuwe beslissing op het bezwaar van klager diende te nemen met
inachtneming van de uitspraak, die inhield dat het UWV alsnog een verzekeringsgeneeskundig
onderzoek moest uitvoeren.

3.4 Op 22 augustus 2022 heeft de primaire verzekeringsarts een medisch onderzoekverslag
opgesteld. Daarin is zij tot de conclusie gekomen dat klager zijn claim dat hij in de door de
rechtbank genoemde periodes tijdens zijn werk medische klachten ondervond niet aannemelijk had
gemaakt aan de hand van medische stukken of aanvullende informatie.

3.5 Het UWV heeft op 9 september 2022 beslist dat klager niet in aanmerking komt voor een
Wajonguitkering.

3.6 Klager heeft tegen deze beslissing bezwaar ingediend. Hij heeft bij die gelegenheid
aanvullende documenten ingebracht. De verzekeringsarts was aanwezig bij de hoorzitting die op 23
februari 2023 plaatsvond bij het UWV Rotterdam. Op 27 februari 2023 heeft hij een medische
rapportage opgesteld waarin hij een heroverweging heeft gemaakt naar aanleiding van het
bezwaarschrift van klager tegen de beslissing om hem geen Wajonguitkering toe te kennen. Die
heroverweging gaf aanleiding tot aanvulling van het oordeel van de primaire verzekeringsarts, in
die zin dat was gebleken dat klager op zijn achttiende jaar (en de vijf jaren erna) beperkingen had als gevolg van ziekte of gebrek. Ondanks deze beperkingen is klager volgens de verzekeringsarts belastbaar voor ten minste vier uur per dag en is hij in staat om een uur aaneengesloten te werken.

3.7 In het arbeidsdeskundig onderzoek van 28 februari 2023 heeft de arbeidsdeskundige Bezwaar en
Beroep gesteld geen aanleiding te hebben om anders te concluderen: klager komt niet in aanmerking
voor een Wajonguitkering.

3.8 Op 28 februari 2023 heeft het UWV een nieuwe beslissing op bezwaar genomen luidende dat het
bezwaar van klager tegen de beslissing van 5 juli 2019 ongegrond blijft.

4. De klacht en de reactie van de verzekeringsarts
4.1 Volgens klager heeft de verzekeringsarts onzorgvuldig gehandeld, omdat hij ten onterechte
heeft geoordeeld dat klager ondanks zijn beperkingen kon werken en dus arbeidsvermogen had. Klager
is volledig arbeidsongeschikt verklaard. Hij voelt zich bovendien niet serieus genomen en denkt dat
dat komt door zijn achtergrond.

4.2 De verzekeringsarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de verzekeringsarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden.
De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verzekeringsarts. Bij de
beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de verzekeringsarts geldende beroepsnormen en
andere professionele standaarden.

Heroverweging oordeel primaire verzekeringsarts
5.2 Aan de verzekeringsarts lag de vraag voor of de heroverweging in bezwaar aanleiding gaf om af
te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts.
Het college stelt vast dat de primaire verzekeringsarts moest beoordelen of klager medische
klachten ondervond op zijn achttiende verjaardag (en de vijf jaar daarna) en tijdens de door de
rechtbank genoemde periodes waarin klager had gewerkt (in 2011 en 2012). Het was aan klager om aan
de hand van stukken te onderbouwen welke medische beperkingen er destijds bij hem speelden en dat
hij als gevolg daarvan niet kon werken. Nu hij aan deze bewijslast niet had voldaan, heeft de
primaire verzekeringsarts niet kunnen vaststellen dat klager ten tijde van zijn achttiende
verjaardag of in de vijf jaar erna voldeed aan de vereisten voor het recht op toekenning van een
Wajonguitkering.

5.3 Uit het verslag van de verzekeringsarts van 27 februari 2023 blijkt dat klager aan hem
tijdens de hoorzitting inzage heeft gegeven in een aantal medische stukken, te weten een ongedateerde brief van een sociaal psychiatrisch verpleegkundige, een brief van een psychiater van 16 maart 2016, een brief van een psycholoog van E, van 14 augustus 2018 en een door klager zelf geschreven stuk. Uit die stukken – waarover de primaire verzekeringsarts niet beschikte – heeft de verzekeringsarts afgeleid dat klager op zijn achttiende (en ook in de vijf jaren daarna) beperkingen had als gevolg van ziekte of gebrek. De verzekeringsarts heeft beschreven dat bij
klager sprake is van een lichte verstandelijke beperking met daarnaast gedragsproblematiek bij een
beperkte impulsbeheersing en moeite met het tonen van empathie. De verzekeringsarts heeft de
(mentale) beperkingen opgesomd en beschreven en geconstateerd dat klager kennelijk met die
beperkingen enige tijd heeft kunnen functioneren in reguliere arbeid. Van fysieke beperkingen is in
de stukken niet gebleken.

Conclusie verzekeringsarts
5.4 Hoewel het college geen inzage heeft gehad in de door de verzekeringsarts in zijn verslag
genoemde medische stukken, gaat het ervan uit dat de verzekeringsarts op grond van die stukken de
conclusie heeft kunnen trekken dat bij klager sprake was van mentale beperkingen, in ieder geval op
zijn achttiende verjaardag maar ook daarna. In feite richt de klacht zich niet op die vaststelling,
maar op de gevolgtrekking dat bij klager ondanks die mentale beperkingen arbeidsvermogen aanwezig
was. Naar het oordeel van het college was die gevolgtrekking niet onjuist. De verzekeringsarts
heeft zijn conclusie uitgebreid toegelicht. Zo heeft hij vastgesteld dat er geen sprake is geweest
van bedlegerigheid of opname in een ziekenhuis of inrichting en dat geen sprake is van een ernstige
verstandelijke beperking die in de weg staat aan een uur eenaangesloten werken. Voor het college
maakt die toelichting de conclusie begrijpelijk en navolgbaar. De verzekeringsarts heeft terecht
kunnen vaststellen dat er voor klager nog mogelijkheden waren om te werken.

Arbeidsvermogen aanwezig ondanks arbeidsongeschiktheid
5.5 Dat klager arbeidsongeschikt was verklaard, wil niet zeggen dat bij hem geen arbeidsvermogen
aanwezig was. Voor de vaststelling van het ontbreken van arbeidsvermogen geldt een hogere drempel
dan voor de vaststelling van arbeidsongeschiktheid. Op grond van de wet Wajong 2015 heeft iemand
arbeidsvermogen als hij ten minste vier uur per dag belastbaar is, ten minste een uur
aaneengesloten kan werken, als hij beschikt over basale werknemersvaardigheden en als hij een taak
kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Zelfs als iemand volledig arbeidsongeschikt is verklaard,
kan er dus nog wel sprake zijn van arbeidsvermogen. In dit geval was bovendien sprake van de
vaststelling dat klager (in 2014) tijdelijk volledig arbeidsongeschikt was. Er is dus niet
vastgesteld dat klager nooit meer zou kunnen werken.
Ook het gegeven dat klager van de gemeente ontheffing zou hebben gekregen van zijn
sollicitatieplicht in de bijstand zegt niet dat hij geen arbeidsvermogen had.

Houding ten opzichte van klager
5.6 Het college stelt tot slot vast dat de verzekeringsarts zakelijk en neutraal heeft
gerapporteerd. In het rapport noch in de overige stukken van het dossier vindt het college dan ook
aanwijzingen dat klager niet serieus is genomen vanwege zijn achtergrond.

Slotsom
5.8 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 10 november 2023 door J.F. Aalders, voorzitter,
E.G. van der Jagt en A.T.C. Ouwehand, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door F.J.E. van Geijn, secretaris.