ECLI:NL:TAHVD:2023:201 Hof van Discipline 's Gravenhage 220245

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:201
Datum uitspraak: 13-11-2023
Datum publicatie: 13-11-2023
Zaaknummer(s): 220245
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij. Het verwijt dat sprake is van valsheid in geschrift en smaad is niet gebleken. Klacht ongegrond. Verkorte bekrachtiging.

Beslissing van 13 november 2023

in de zaak 220245

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 15 augustus 2022 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Amsterdam (zaaknummer: 22-357/A/A). In deze beslissing is de klacht van klaagster gedeeltelijk gegrond verklaard. Aan verweerder is geen maatregel opgelegd. Verweerder is veroordeeld tot betaling van het griffierecht.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2022:161 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het hoger beroepschrift van klaagster tegen de beslissing is op 21 augustus 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:

- de stukken van de raad;

- een e-mail van 22 augustus 2023 met bijlagen van klaagster;

- een e-mail van 1 september 2023 met bijlagen van verweerder.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 18 september 2023. Daar zijn klaagster met haar echtgenoot en verweerder verschenen. Partijen hebben hun standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.

3 FEITEN

​​​​​​​3.1 In de beslissing van de raad zijn de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.

4 KLACHT

​​​​​​​4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zich in (proces)stukken die hij heeft ingediend bij de rechtbank en het hof schuldig heeft gemaakt aan laster, smaad en valsheid in geschrift.

5 BEOORDELING

​​​​​​​5.1 Alleen klaagster is in beroep gekomen van de beslissing van de raad, namelijk voor zover haar klacht ongegrond is verklaard en de raad geen maatregel heeft opgelegd voor het gegrond verklaarde deel van de klacht.

overwegingen raad

​​​​​​​5.2 De raad heeft de klacht (deels) ongegrond verklaard met de volgende motivering. Niet is gebleken dat verweerder klaagster een psychopaat heeft genoemd of haar heeft beschuldigd van het hebben van meerdere paspoorten. Wel zit een verklaring in het dossier van vermoedelijk T die dit verklaart, maar dat valt verweerder niet te verwijten. Dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift door de getuigenverklaringen in het geding te brengen kan de raad niet vaststellen.

​​​​​​​5.3 De raad heeft geen maatregel opgelegd ter zake van de gegrondverklaring van de klacht, die kort samengevat inhoudt dat verweerder onvoldoende distantie heeft betracht jegens zijn cliënten en onvoldoende terughoudend is geweest in het doen van uitlatingen over klaagster. De uitlatingen moeten volgens de raad worden gezien in het licht van een hoog opgelopen familiegeschil waarbij klaagster zich ook niet onbetuigd heeft gelaten van het doen van grievende uitlatingen over de cliënten van verweerder.

beroepsgronden

​​​​​​​5.4 Klaagster is in beroep gekomen en heeft gemotiveerd aangevoerd waarom de beslissing van de raad volgens haar niet in stand kan blijven. Klaagster richt zich vooral tegen de ongegrondverklaring van de gestelde valsheid in geschrift door verweerder. Daarbij heeft klaagster diverse stukken overgelegd en toegelicht waarom daaruit volgens haar blijkt dat verweerder wel degelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verder moet volgens klaagster een maatregel worden opgelegd aan verweerder nu zij in het geheel niet grievend is geweest jegens verweerder, maar heeft aangegeven dat zij enkel vermoedens had. De uitlatingen van klaagster waren passend gezien de situatie.

overwegingen hof

​​​​​​​5.5 Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld naar aanleiding van het beroep van klaagster. Het hof ziet echter op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan de raad. De verwijten van klaagster, die in hoger beroep nog voorliggen, zijn namelijk hoofdzakelijk strafrechtelijk van aard, waar het hof zich als tuchtrechter beperkt tot het advocatentuchtrecht. Op basis van het dossier en het onderzoek ter zitting ziet het hof binnen de tuchtrechtelijke context onvoldoende aanknopingspunten om tot een gegronde klacht te komen. Het hof verwerpt daarom het hoger beroep van klaagster en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.

6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

​​​​​​​​​​​​​​6.1 bekrachtigt de beslissing van 15 augustus 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 22-357/A/A.

Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. E.C. Gelok en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2023.

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 13 november 2023 .