ECLI:NL:TGZCTG:2023:153 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1952
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2023:153 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-11-2023 |
Datum publicatie: | 13-11-2023 |
Zaaknummer(s): | C2023/1952 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Niet-ontvankelijk |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een psychiater. Klager is veroordeeld tot een TBS-maatregel met voorwaarden. Hij verbleef aanvankelijk in de FPA, beveiligingsniveau 2. Klager kon daar niet blijven. Klager is toen aangemeld voor zowel de FPK, beveiligingsniveau 3, als de FPA. Klager is als overbrugging geplaatst in de FPK met als doel klager door te laten stromen naar de FPA. De psychiater is werkzaam in de FPK. Klager stelt dat de psychiater zijn behandeling na overplaatsing heeft verzwaard zonder hem gesproken of gezien te hebben. Daarnaast stelt klager dat belangrijke betrokkenen niet voldoende zijn meegenomen en geïnformeerd en dat er tegen het advies van de eerdere psychiater in is gegaan, terwijl hij de casus beter kent. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. De gemachtigde van klager stelt beroep in tegen deze beslissing, maar kan geen machtiging overhandigen waaruit blijkt dat klager hem heeft gemachtigd om dit beroep in te stellen en namens hem op te treden in de tuchtrechtelijke procedure in beroep. Omdat het beroepschrift afkomstig is van een persoon die niet bevoegd is tot instellen van beroep, verklaart het Centraal Tuchtcollege de indiener van het beroep niet-ontvankelijk. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1952 van:
A., verblijvende in B.,
appellant, klager in eerste aanleg,
gemachtigde: C,
tegen
D., psychiater, (destijds) werkzaam te E.,
verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. G.J.H. Beernink, werkzaam te Assen.
1. Verloop van de procedure
A.– hierna klager – heeft op 30 november 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle
tegen D. – hierna de psychiater – een klacht ingediend. Bij beslissing van
12 mei 2023, onder nummer Z2022/5166, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond
verklaard. De gemachtigde van klager is van die beslissing in beroep gekomen.
Het Centraal Tuchtcollege heeft de zaak in beroep in raadkamer behandeld.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1 C., heeft een beroepschrift ingediend, gedateerd 5 juni 2023, dat op
6 juni 2023 door het Regionaal Tuchtcollege en op 9 juni 2023 door het Centraal Tuchtcollege
is ontvangen. Het beroepschrift is uit naam van, en ondertekend door
C. Klager, A., heeft het beroepschrift niet ondertekend.
2.2 Het Centraal Tuchtcollege heeft bij brief van 28 juni 2023 aan C. gevraagd
om op uiterlijk 27 juli 2023 de gronden van het beroep in te dienen en een door klager
ondertekende machtiging over te leggen, waaruit blijkt dat C. door klager is gemachtigd
om namens hem het beroepschrift in te dienen en op te treden in de tuchtrechtelijke
procedure in beroep. Bij brief van 10 juli 2023 heeft
C. het Centraal Tuchtcollege verzocht om de zaak tijdelijk uit te stellen. Klager
verkeerde volgens hem in een dusdanige situatie dat hij niet in staat is om een machtiging
af te geven. Bij brief van 17 juli 2023 heeft het Centraal Tuchtcollege vastgesteld
dat gelet op het verzoek niet kan worden vastgesteld wanneer klager wel in de gelegenheid
is om een machtiging te ondertekenen. Met het oog op een voortvarende behandeling
van de zaak in beroep en op de belangen van de arts tegen wie de klacht zich richt,
heeft het Centraal Tuchtcollege C. in de gelegenheid gesteld om op uiterlijk 10 augustus
2023 een machtiging over te leggen. Nadat deze termijn was verstreken is aan C. nog
een laatste termijn tot uiterlijk
29 augustus 2023 verleend. C. heeft hierop niet gereageerd.
2.3 Volgens artikel 73 lid 1 onder a Wet BIG kan tegen een eindbeslissing van het
regionale tuchtcollege binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift
van die beslissing bij het centrale tuchtcollege beroep worden ingesteld door de klager,
voor zover zijn klacht is afgewezen, of voor zover hij niet-ontvankelijk is verklaard.
Indien een beroepschrift afkomstig is van een persoon die niet bevoegd is tot het
instellen van beroep, kan het centrale tuchtcollege op voorstel van de voorzitter
zonder verder onderzoek, in raadkamer, een beslissing geven welke strekt tot het niet-ontvankelijk
verklaren van degene die het beroep heeft ingesteld (art. 74 lid 1 Wet BIG).
2.4 Omdat het beroepschrift afkomstig is van een persoon die niet bevoegd is tot
het instellen van beroep, een voor het instellen van beroep noodzakelijke machtiging
ontbreekt en het Centraal Tuchtcollege onvoldoende aanwijzingen heeft dat klager niet
in staat was om een machtiging af te geven, is de conclusie dat C. niet-ontvankelijk
is in het beroep. Het Centraal Tuchtcollege komt daarom niet toe aan een inhoudelijke
behandeling van de zaak.
3. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart C. niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beslissing is gegeven door E.J. Daalder, voorzitter,
M.W. Zandbergen en R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen, en O.T.M. Schouten en
M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten, en E. van der Linde, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 november 2023.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.