Zoekresultaten 9941-9950 van de 42143 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:109 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.146

    Klacht tegen orthopeed. Klager, die al langer bekend is met nekproblematiek, wordt met een wervelfractuur opgenomen in het ziekenhuis na een val van een ladder. Hij verwijt de orthopeed dat deze op de gemaakte röntgenfoto’s heeft gemist dat een eerder geplaatste ‘cage’ (een in de nek/rug geplaatst element ter vervanging van een tussenwervel) in zijn nek gebroken is. Hierdoor zou de orthopeed geen adequaat beleid hebben ingezet en heeft klager nog steeds last van diverse pijnklachten. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond en wijst deze af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:110 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.257

    Klacht tegen orthopedisch chirurg. De orthopedisch chirurg heeft bij klaagster een artroscopische rotator cuff repair verricht. Na deze operatie behield klaagster ernstige klachten. Omdat de orthopedisch chirurg de diagnose frozen shoulder stelde, heeft hij injecties gezet, die slechts kort verlichting boden. Hoewel haar klachten toenamen, bleef de orthopedisch chirurg ontkennen dat er problemen waren. Klaagster heeft daarop op eigen initiatief en voor eigen rekening een MRI-scan laten maken, waaruit bleek dat er een re-ruptuur van 4 cm was ontstaan in de geopereerde pees. Klaagster verwijt de orthopedisch chirurg: 1) niet te hebben geluisterd naar haar klachten; 2) klaagster niet opnieuw te hebben geopereerd; 3) ten onrechte geen vervolg-MRI-scan te hebben laten maken; 4) tegenover de fysiotherapeut te hebben ontkend dat er iets mis is; 5) niet aan klaagster te hebben verteld dat er re-rupturen zouden ontstaan; 6) geen excuses te hebben aangeboden. Het Regionaal Tuchtcollege overweegt dat er geen sprake is geweest van nalatigheid van beklaagde en verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:104 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.246

    In december 2008 is klaagster op consult geweest bij haar eigen huisarts en tweemaal op de HAP in verband met borstkas klachten. Op 22 december 2008 heeft klaagster vervolgens in de nacht contact gezocht met de HAP. Daarbij werd zij te woord gestaan door de triagiste. Het waarneembericht met betrekking tot dat contact vermeldt dat klaagster misselijk, zweterig en duizelig was en dat zij pijn op de borst had met trekkingen naar de nek en kaak. Klaagster wilde dat een ambulance zou worden gebeld. De triagiste heeft klaagster een consult aangeboden en gezegd dat zij niet direct een ambulance kon bellen. Hierop verbrak klaagster de verbinding en zei zelf wel te bellen. Verweerder was die nacht de dienstdoende arts die het contact heeft geautoriseerd. Later bleek dat klaagster een onderwand infarct had doorgemaakt. Klaagster verwijt de huisarts: a) in de nacht van 22 december 2008 geen ambulance heeft gebeld en hij niet naar haar toe is gekomen om de ernst van de klachten te onderzoek, en b) de door klaagster opgevraagde bandopname sen het ECG niet heeft verstrekt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klachtonderdeel a gegrond verklaard en de arts ter zake daarvan de maatregel van berisping opgelegd. Klachtonderdeel b is ongegrond verklaard. Verweerder heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep doch uitsluitend voor wat betreft de opgelegde maatregel. Aan de arts wordt, gelet op de ouderdom van de zaak, de maatregel van waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:105 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.292

    Klacht tegen huisarts op huisartsenpost (HAP). Klaagster is bij een val op de rechterzijde van haar ribbenkast terecht gekomen. In verband met aanhoudende pijn heeft zij de HAP bezocht. De klacht houdt in dat verweerder tijdens het consult op de HAP grensoverschrijdend heeft gehandeld door klaagster haar bovenlijf te laten ontbloten en beide borsten apart te onderzoeken en te betasten terwijl daartoe geen aanleiding bestond. Klaagster heeft aangegeven alleen pijn te hebben aan haar ribben laag aan de rechterzijde van haar lichaam. Verweerder ontkent de borsten van klaagster te hebben onderzocht en betast. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard omdat – gelet op de verschillende lezingen van partijen – niet kan worden vastgesteld wat er precies is gebeurd tijdens het consult. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:61 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/398

    Klager dient een klacht in tegen een neuroloog met het verwijt dat de neuroloog te kort is geschoten in zijn zorgvuldigheid ten opzichte van klager als patiënt. Wanneer klager bij binnenkomst in het ziekenhuis onverwijld gedegen en zorgvuldig zou zijn onderzocht en behandeld, zou men eerder tot een diagnose gekomen zijn en had klager eerder doorverwezen kunnen worden naar een academisch ziekenhuis. De neuroloog stelt dat hij niet betrokken is geweest bij de opname van klager in het ziekenhuis, maar (pas) drie dagen later. De neuroloog constateerde op dat moment een forse klinische achteruitgang bij klager en heeft met spoed de al eerder aangevraagde MRI laten uitvoeren. Vervolgens heeft de neuroloog naar aanleiding van de uitkomst van de MRI een bloedkweek laten afnemen en contact opgenomen met het academisch ziekenhuis, waarna klager nog diezelfde middag is overgebracht. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2020:31 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-165/DB/ZWB

    Advocaat heeft in zijn hoedanigheid van deken. De door de deken vermelde  feitelijke onjuistheden zijn niet van dien aard dat de belangen van klager hierdoor welbewust en nodeloos zijn geschaad. Geen sprake van schending van het evrtouwen in de advocatuur. Klacht kennelijk ongegrond

  • ECLI:NL:TADRSHE:2020:32 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-216 DB/ZWB

    Klager heeft als gemachtigde van mevrouw D geen eigen belang, terwijl overigens gesteld noch gebleken is dat klager anderszins een eigen belang bij de klacht heeft. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:59 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/444

    Klagers dienen een klacht in tegen een huisarts, die betrekking heeft op (onder andere) het voorschrijven van het middel PrEP.  Eén klager is patiënt van de huisarts; de andere klager niet: tussen hem en verweerder bestaat geen behandelrelatie. Klagers hebben een seksuele relatie met elkaar. De klacht houdt in dat verweerder onduidelijk heeft gecommuniceerd over de doorverwijzing van zijn patiënt naar de GGD, dat er geen warme overdracht heeft plaatsgevonden, verweerder niet transparant is geweest over de testresultaten van zijn patiënt, dat verweerder zijn patiënt zorg heeft onthouden  etc. De klager, tussen wie en verweerder geen behandelrelatie bestaat, klaagt hierover namens zijn (sex-)partner, maar ook namens zichzelf: hij stelt door het niet handelen van verweerder in gevaar te zijn gebracht, onder meer doordat verweerder geen controle heeft uitgevoerd op het aantal PrEP-pillen dat zijn (sex-)partner tot beschikking had. Verweerder voert verweer. Naar het oordeel van het college is klager,  tussen wie en verweerder geen behandelrelatie bestond, grotendeel niet-ontvankelijk in zijn klacht. De klager, die wel patiënt van verweerder is, wel ontvankelijk in zijn klacht, maar het college verklaart de klacht ongegrond, omdat (ondere andere) ook als de patiënt als gevolg van handelen of nalaten van verweerder enige tijd geen beschikking heeft gehad over het middel PrEP, dat geen weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg. Voor zover de patiënt van verweerder niet beschikte over het medicijn, was hij daarvan op de hoogte en kon hij zijn (sex-)partner daarvan ook op de hoogte brengen. Op dat moment is het aan klagers om verantwoordelijk met deze situatie om te gaan. Temeer nu het gaat om preventieve medicatie, gaat de zorgplicht van verweerder niet zover dat die verantwoordelijkheid op hem kan worden afgewenteld. Ongegrond

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:60 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/399

    Klager dient een klacht in tegen een neuroloog met het verwijt dat de neuroloog te kort is geschoten in haar zorgvuldigheid ten opzichte van klager als patiënt. Wanneer klager bij binnenkomst in het ziekenhuis onverwijld gedegen en zorgvuldig zou zijn onderzocht en behandeld, zou men eerder tot een diagnose gekomen zijn en had klager eerder doorverwezen kunnen worden naar een academisch ziekenhuis. De neuroloog stelt dat zij betrokken is geweest bij de opname en het onderzoek van klager: op grond van de anamnese, lichamelijk onderzoek en de CT-scan kwam zij tot de conclusie dat sprake was bij klager van een RIP in de hersenen. Een dag later was de neuroloog wederom betrokken bij de zorg voor klager. Gelet op het wisselende gezondheidsbeeld van klager heeft zij overwogen de reeds aangevraagde MRI te vervroegen, maar bleek geen gekwalificeerd personeel in het ziekenhuis aanwezig te zijn, waarna de neuroloog heeft besloten op basis van het klinisch beeld van klager kon worden afgewacht. Het college is van ooreel dat gezien de zeer zeldzame diagnoe, het wisselende beeld van klachten, het lichamelijk onderzoek en de uitslag van de CT-scan er voor verweerster onvoldoende reden was op dat moment tot een spoed MRI te besluiten. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:83 Raad van Discipline Amsterdam 20-153/A/A

    Voorzittersbeslissing: Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door veel verhinderdata op te geven. Evenmin is gebleken dat verweerder de rechter feiten heeft voorgehouden, waarvan hij de onwaarheid kende of kon kennen. Kennelijk ongegrond.