ECLI:NL:TGDKG:2021:40 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/685280 / DW RK 20/288

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:40
Datum uitspraak: 21-07-2021
Datum publicatie: 27-07-2021
Zaaknummer(s): C/13/685280 / DW RK 20/288
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager betwist de vordering. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 juli 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 9 juni 2020 met zaaknummer C/13/680238 / DW RK 20/87 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/685280 / DW RK 20/288 MdV/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlage, ingekomen op 25 februari 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 28 april 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 9 juni 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klager toegezonden. Bij brief, ingekomen op

12 juni 2020, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 juni 2021 alwaar klager telefonisch is gehoord en de gerechtsdeurwaarder is verschenen. De uitspraak is bepaald op 19 juli 2021.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij brief van 25 juni 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht een onbetaalde factuur van het CAK te voldoen.

-           Hierop heeft klager bij e-mail van 27 juni 2019 aangegeven dat hij al jaren betalingsproblemen met het CAK heeft en hij iedere maand automatisch betaalt, echter zonder vermelding van een betalingskenmerk omdat dit kenmerk steeds verandert.

-           Bij e-mail van 8 augustus 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder klager de relevante stukken ter zake de openstaande vordering aan klager verzonden en hem verzocht het verschuldigde bedrag te voldoen.

-           Bij e-mail van 16 oktober 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht om bewijsstukken dat de vordering reeds is betaald. Hierop heeft klager op diezelfde dag gereageerd.

-           Bij brief van 10 januari 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder aangegeven dat het CAK akkoord gaat met betaling van uitsluitend het (resterende) notabedrag en heeft hij klager verzocht het op dat moment verschuldigde bedrag te voldoen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder een financieel slaatje probeert te slaan uit een vordering die niet bestaat.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de verweervoerende gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van deze beslissing al rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Niet in geschil is dat klager bij zijn betaling(en) geen betalingskenmerk heeft vermeld. Uit de overgelegde producties kan worden afgeleid dat het CAK, indien er geen betalingskenmerk bij een betaling wordt vermeld, het volledige bedrag restitueert aan degene die het bedrag heeft overgemaakt. Het had op de weg van klager gelegen om een betalingskenmerk bij zijn betaling te vermelden. De gerechtsdeurwaarder heeft steeds duidelijk met klager gecommuniceerd. Indien klager het niet eens is met de hoogte van de vordering ligt het op zijn weg om een executiegeschil tegen de opdrachtgever op te starten. Een tuchtrechtelijk laakbaar verwijt kan de gerechtsdeurwaarder hier niet gemaakt worden.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder de vordering van het CAK klakkeloos heeft overgenomen, zonder enig onderzoek naar de validiteit ervan.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. Het door klager ter zitting aangevoerde maakt dit niet anders. De gerechtsdeurwaarder is niet verantwoordelijk voor het handelen van het CAK.

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. I.M. Nusselder en

mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.