ECLI:NL:TGDKG:2021:41 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/685371 / DW RK 20/292

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:41
Datum uitspraak: 21-07-2021
Datum publicatie: 27-07-2021
Zaaknummer(s): C/13/685371 / DW RK 20/292
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Weliswaar was er reeds beslag op de uitkering van klaagster gelegd, maar dit maakt niet dat de gerechtsdeurwaarder geen beslag mag leggen op een ander inkomstenbestanddeel van de schuldenaar, in dit geval het pensioen van klaagster. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 juli 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 9 juni 2020 met zaaknummer C/13/679248 / DW RK 20/50 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/685371 / DW RK 20/292 MdV/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

tegen:

[ ],

kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 3 februari 2020, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 4 mei 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 9 juni 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klaagster toegezonden. Bij brief, ingekomen op 15 juni 2020, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 juni 2021 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 19 juli 2021.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met een door het Landgericht Aurich (Duitsland) gewezen vonnis van 23 december 2015 ten laste van klaagster.

-           Bij exploot van 12 december 2017 is het vonnis van 23 december 2015 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 22 januari 2018 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank ten laste van klaagster.

-           Op 6 februari 2018 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek ten laste van klaagster.

-           Nadat de vordering op 7 november 2018 volledig was voldaan, zijn de gelegde beslagen opgeheven en zijn de teveel ontvangen gelden gerestitueerd.

-           Op 16 december 2019 heeft klaagster verzocht om een overzicht van alle inhoudingen. De gerechtsdeurwaarder heeft het gevraagde overzicht op

30 december 2019 aan klaagster verstrekt.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder geen overzicht geeft van de ingehouden gelden;

b: er ten onrechte dubbel beslag is gelegd, te weten op haar uitkering en tevens op haar pensioen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Nu in het verweerschrift is aangegeven dat de in de aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk is voor de behandeling van het dossier van klaagster, wordt zij als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder in zijn verweerschrift heeft gesteld dat hij op 30 december 2019 een overzicht van alle inhoudingen aan klaagster heeft verstrekt, nadat zij hier op 16 december 2019 om had verzocht. De voorzitter ziet geen reden om hier aan te twijfelen. Dit klachtonderdeel stuit hierop af.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b stelt de voorzitter voorop dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis te executeren. Weliswaar was er reeds beslag op de uitkering van klaagster gelegd, maar dit maakt niet dat de gerechtsdeurwaarder geen beslag mag leggen op een ander inkomstenbestanddeel van de schuldenaar, in dit geval het pensioen van klaagster. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat hij er na berekening van de toepassing van de beslagvrije voet achter is gekomen dat het aanvullend beslag feitelijk geen zin zou hebben voor zover het ziet op de maandelijkse inhoudingen. De gerechtsdeurwaarder erkent dat hij op het moment dat is besloten om het tweede beslag te leggen niet de goede keuze heeft gemaakt.

4.5 Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een rekenfout maakt, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken. De situatie dat het tweede beslag zonder effect was, deed zich twee maanden later al niet meer voor. Op 20 april 2018 is de beslagvrije voet hoger vastgesteld dan de beslagen inkomstenbron, zodat het aanvullend beslag op het pensioen van klaagster op dat moment effect had en klaagster de voor haar geldende beslagvrije voet zou blijven ontvangen. Overigens heeft klaagster pas bezwaar tegen het aanvullende beslag gemaakt nadat de gerechtsdeurwaarder het dossier van klaagster reeds had gesloten.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster -voor zover de kamer begrijpt- aangevoerd dat er dubbel beslag is gelegd.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. Het door klaagster in verzet aangevoerde maakt dit niet anders.

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. I.M. Nusselder en

mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.