Zoekresultaten 2561-2570 van de 42215 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:101 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4495

    Klacht tegen een internist-intensivist, werkzaam op de IC van een ziekenhuis. De klacht is ingediend door een inmiddels overleden patiënte en – na haar overlijden - voortgezet door een door haar aangewezen persoon (klaagster). Klaagster verwijt de internist-intensivist - kort samengevat – dat zij patiënte na een mislukte suïcidepoging medisch heeft behandeld. Patiënte was gevonden door een vriendin na het slikken van een grote hoeveelheid medicatie en per ambulance naar het ziekenhuis overgebracht. Hier werd patiënte behandeld, ondanks dat zij onder andere een schriftelijk behandelverbod en afscheidsbrieven had achtergelaten. Patiënte is uiteindelijk ontslagen uit het ziekenhuis en is op een later moment tijdens deze procedure overleden door middel van euthanasie. Klaagster is van mening dat met name door het behandelverbod voldoende duidelijk was dat patiënte niet behandeld wilde worden. Het college is van oordeel dat de internist-intensivist – alles overziend - niet verwijtbaar heeft gehandeld. Er was geen medisch dossier van patiënte beschikbaar toen zij werd opgenomen en het behandelverbod was niet eenvoudig te duiden. Daarnaast was de behandeling al in gang gezet in de ambulance en kun je niet zomaar een ingezette behandeling stoppen. De klacht is kennelijk ongegrond. Zie ook zaaknummers Z2022/4494, Z2022/4496 en Z2022/4497.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:102 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4496

    Klacht tegen een psychiater, werkzaam in een ziekenhuis. De klacht is ingediend door een inmiddels overleden patiënte en – na haar overlijden - voortgezet door een door haar aangewezen persoon (klaagster). Klaagster verwijt de psychiater - kort samengevat – dat patiënte na een mislukte suïcidepoging medisch is behandeld. Patiënte was gevonden door een vriendin na het slikken van een grote hoeveelheid medicatie en per ambulance naar het ziekenhuis overgebracht. Hier werd patiënte behandeld, ondanks dat zij onder andere een schriftelijk behandelverbod en afscheidsbrieven had achtergelaten. De psychiater was geconsulteerd om het  behandelverbod te duiden. Haar advies was nadere informatie inwinnen om een beter beeld van de hele situatie te verkrijgen. Patiënte is uiteindelijk ontslagen uit het ziekenhuis en is op een later moment tijdens deze procedure overleden door middel van euthanasie. Klaagster is van mening dat met name door het behandelverbod voldoende duidelijk was dat patiënte niet behandeld wilde worden. Het college is van oordeel dat de psychiater – alles overziend - niet verwijtbaar heeft gehandeld. Er was geen medisch dossier van patiënte beschikbaar toen zij werd opgenomen en het behandelverbod was niet eenvoudig te duiden. Daarnaast was de behandeling al in gang gezet in de ambulance en kun je niet zomaar een ingezette behandeling stoppen. De klacht is kennelijk ongegrond. Zie ook zaaknummers Z2022/4494, Z2022/4495 en Z2022/4497.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:74 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1322 en C2022/1323

    Klacht tegen sociaal-psychiatrisch verpleegkundige. De verpleegkundige is op verzoek van de wijkagent aanwezig geweest bij (een poging tot) het voeren van twee stopgesprekken door de politie met klager naar aanleiding van beweerdelijk grensoverschrijdend gedrag van klager jegens een aantal zorgverleners. Klager was niet bereid het gesprek aan te gaan. Klager verwijt de verpleegkundige dat a) hij klager zonder uitnodiging heeft bezocht en illegaal en absoluut ongewenst aanwezig was, b) hij klager heeft belemmerd in zijn vrijheid, zowel in de kelderbox als bij zijn voordeur en c) hij exorbitant veel verbaal geweld heeft gebruikt. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klachtonderdeel a. deels gegrond, aan de verpleegkundige de maatregel van waarschuwing opgelegd en de klacht voor het overige ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege, maar ziet geen aanleiding om aan de verpleegkundige een maatregel op te leggen en laat de waarschuwing vervallen. 

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:103 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4497

    Klacht tegen een arts, werkzaam in een ziekenhuis. De klacht is ingediend door een inmiddels overleden patiënte en – na haar overlijden - voortgezet door een door haar aangewezen persoon (klaagster). Klaagster verwijt de arts - kort samengevat – dat patiënte na een mislukte suïcidepoging medisch is behandeld. Patiënte was gevonden door een vriendin na het slikken van een grote hoeveelheid medicatie en per ambulance naar het ziekenhuis overgebracht. Hier werd patiënte behandeld, ondanks dat zij onder andere een schriftelijk behandelverbod en afscheidsbrieven had achtergelaten. De arts had de documenten aangetroffen en doorgenomen en had een psychiater en een jurist geconsulteerd om het behandelverbod te duiden en advies te geven over hoe te handelen. Het advies was nadere informatie inwinnen om een beter beeld van de hele situatie te verkrijgen. Patiënte is uiteindelijk ontslagen uit het ziekenhuis en is op een later moment tijdens deze procedure overleden door middel van euthanasie. Klaagster is van mening dat met name door het behandelverbod voldoende duidelijk was dat patiënte niet behandeld wilde worden. Het college is van oordeel dat de arts – alles overziend - niet verwijtbaar heeft gehandeld. Er was geen medisch dossier van patiënte beschikbaar toen zij werd opgenomen en het behandelverbod was niet eenvoudig te duiden. Daarnaast was de behandeling al in gang gezet in de ambulance en kun je niet zomaar een ingezette behandeling stoppen. De klacht is kennelijk ongegrond. Zie ook zaaknummers Z2022/4494, Z2022/4495 en Z2022/4496.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:75 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1432

    Klacht tegen een orthopedisch chirurg. Klaagster is in december 2017 thuis van de trap gevallen en heeft daarbij haar rechterschouder bezeerd. Uit een röntgenfoto van dezelfde dag bleek dat geen sprake was van ontwrichting of van een factuur. Twee weken later heeft de orthopedisch chirurg klaagster onderzocht. Er was daartoe een afspraak gemaakt op het spreekuur van de orthopedisch chirurg in het ziekenhuis waar hij toen werkte als arts in opleiding tot orthopedisch chirurg. Direct na zijn onderzoek heeft de orthopedisch chirurg overlegd met zijn supervisor. Samen hebben zij besloten tot conservatief beleid en tot het maken van een MRI-scan met contrast, indien de klachten na een aantal weken niet verbeterden. Klaagster verwijt de orthopedisch chirurg dat hij geen dan wel onvoldoende onderzoek heeft gedaan en niet de tijd heeft genomen voor een behoorlijk consult, dat hij ten onrechte een conservatieve behandeling is gestart en geen pijnmedicatie heeft voorgeschreven, dat hij klaagster niet actief heeft betrokken bij de besluitvorming, en dat hij onvoldoende verslag heeft gedaan/onvoldoende aantekeningen heeft gemaakt; een terugkoppeling naar de huisarts ontbreekt evenals de verwijzing naar de fysiotherapeut. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:99 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4661

    Klacht tegen huisarts. Beklaagde heeft in haar hoedanigheid van waarnemend huisarts de situatie van klaagsters partner (hierna: patiënt) beoordeeld. Klaagster en patiënt hebben telefonisch contact gehad met de assistente van de praktijk van de huisarts, vanwege onder meer pijnklachten van patiënt bij de ademhaling. De huisarts was akkoord met het door de assistente voorgestelde advies om, op basis van de klachten, eerst een Covid-19 test bij de GGD te laten doen, voordat patiënt een afspraak kon krijgen. Nog diezelfde dag is patiënt overleden aan een longembolie. De klacht heeft betrekking op het handelen van beklaagde (als medisch verantwoordelijke) voorafgaand aan het overlijden van patiënt en op de wijze waarop zij klaagster na het overlijden van patiënt heeft benaderd. Het college verklaart de klacht ongegrond. Naar het oordeel van het college mocht beklaagde in redelijkheid afgaan op de triage van de doktersassistente. Het college acht het begrijpelijk dat de huisarts een al dan niet Covid-19 gerelateerde luchtweginfectie bovenaan in de differentiaal diagnose had staan. De inschatting na de triage was dat geen sprake was van een urgente situatie. Dat maakt dat volgens de op dat moment geldende richtlijnen – waar er sprake was van klachten die zouden kunnen passen bij Covid – een Covid-test bij de GGD om corona uit te sluiten een voorwaarde was voor het bezoeken van het reguliere spreekuur van de huisarts. Thuistesten werden op dat moment nog onvoldoende betrouwbaar geacht. Wat betreft het benaderen van klaagster na het overlijden van patiënt, stelt het college vast dat beklaagde van de intensivist het telefoonnummer van klaagster heeft ontvangen naar aanleiding van haar verzoek om contact te mogen opnemen. Het lijkt erop dat dit berust op een misverstand. Dit kan beklaagde niet worden verweten.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:76 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1571

    Klacht tegen internist-nefroloog. Klagers zijn de nabestaanden van hun (schoon)moeder (patiënte) die enkele dagen na een niertransplantatie is overleden. Klagers verwijten de internist dat hij a) naar aanleiding van de informatie van zijn collega over miscommunicatie met het AKC over laboratoriumwaarden had moeten achterhalen wat de waarden van patiënte waren, b) te laat en inadequaat heeft gereageerd op de informatie van de radioloog dat mogelijk sprake was van renaal vene trombose en/of acute tubulus necrose en c) heeft nagelaten de familie (tijdig) in te lichten over de ernst van de situatie. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klachtonderdeel a. deels gegrond, legt aan de internist de maatregel van waarschuwing op en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt de keuze van de internist om bij een verhoogde kaliumwaarde niet meteen te behandelen verdedigbaar gelet op de risicoafweging die de internist heeft gemaakt. Het valt de internist wel te verwijten dat hij daarna de te hoge uitslag van de kaliumwaarde niet heeft gezien. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en verwerpt zowel het principaal beroep als het incidenteel beroep. In de door de internist aangevoerde gronden ziet het Centraal Tuchtcollege geen reden om de maatregel van waarschuwing te laten vervallen.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:46 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-926/DB/ZWB

    Klacht over advocaat van de wederpartij in familiezaak. Verweerster heeft met het verweerschrift d.d. 25 augustus 2021 de conclusie van antwoord d.d. 3 oktober 2019, waarvan productie 5 deel uitmaakte, wederom in het geding gebracht. Hierdoor heeft verweerster zich onnodig grievend uitgelaten en niet gewaakt voor onnodige polarisatie. Het handelen waarover klager in de onderhavige klachtzaak klaagt betreft het optreden van verweerster in de uithuisplaatsingsprocedure, meer specifiek de inhoud van het verweerschrift d.d. 25 augustus 2021, en derhalve ander handelen, dan het handelen waarover de raad heeft geoordeeld in de beslissing d.d. 17 januari 2022. Het door verweerster genoemde ne bis in idem beginsel, zoals vastgelegd in artikel 47b Advocatenwet, staat dan ook niet aan de tuchtrechtelijke beoordeling van het optreden van verweerster in de uithuisplaatsingsprocedure in de weg. In zoverre gegrond. De raad heeft bij  beslissing d.d. 17 januari 2022 voor het overleggen van productie 5 als bijlage bij de conclusie van antwoord d.d. 3 oktober 2019 reeds aan verweerster een waarschuwing opgelegd. Indien in die klachtprocedure, ook het in de onderhavige klachtprocedure gegrond bevonden tuchtrechtelijk verwijt aan de raad ter beoordeling was voorgelegd – wat goed mogelijk was nu dit feit ruim voor dat oordeel van de raad is gepleegd - zou dit in die klachtprocedure naar alle waarschijnlijkheid niet tot oplegging van een zwaardere maatregel hebben geleid. Om die reden  ziet de raad in dezen af van het opleggen van een maatregel.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:70 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-098/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Klager is niet eens met de aanpak van verweerder. Dat maakt niet dat sprake is van klachtwaardig handelen.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:47 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-146/DB/OB

    Verzet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.