ECLI:NL:TGDKG:2024:57 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/741875 / DW RK 23/397 LvB/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:57
Datum uitspraak: 12-06-2024
Datum publicatie: 12-06-2024
Zaaknummer(s): C/13/741875 / DW RK 23/397 LvB/WdJ
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis ten uitvoer te leggen. Indien klager het met de berekende beslagvrije voet niet eens is, dient hij zich te wenden tot de civiele rechter.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 juni 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 24 oktober 2023 met zaaknummer C/13/729697 / DW RK 23/51 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/741875 / DW RK 23/397 LvB/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

gemachtigde: [  ],

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 15 februari 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 18 april 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 24 oktober 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 26 oktober 2023 aan klager toegezonden. Bij brief, ingekomen op

9 november 2023, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 18 april 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder nadere stukken verzonden. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 mei 2024 alwaar klager met zijn gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 12 juni 2024.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          De gerechtsdeurwaarder is belast met een ten laste van klager gewezen vonnis van 9 januari 2013 van de rechtbank Zeeland-West Brabant.

-          Bij exploot van 20 maart 2013 is het vonnis van 9 januari 2013 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-          Op 8 december 2014 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank ten laste van klager.

-          Bij brief van 27 december 2022 is namens klager verzocht om een specificatie van de openstaande vordering.

-          Bij brief van 30 december 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een specificatie van de openstaande vordering verstrekt.

-          Bij aangetekende brief van 20 januari 2023 heeft klager bezwaar gemaakt tegen het gelegde beslag en de hoogte van de beslagvrije voet en heeft klager verzocht om nadere stukken.

-          Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 23 januari 2023 gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: er beslag op zijn uitkering is gelegd, terwijl klager kenbaar had gemaakt dat hij hierdoor onder de beslagvrije voet zou komen;

b: de gerechtsdeurwaarder weigert bewijsstukken te overleggen;

c: de gerechtsdeurwaarder weigert aan te tonen dat hij publiekelijk rechtsbevoegd is om beslag te leggen;

d: er sprake is van een zekerheidsstelling, waardoor de “vermeende” schuldeiser geen enkele voorrang heeft met de door de gerechtsdeurwaarder getoonde “vermeende” vordering.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 Ten aanzien van klachtonderdelen a, c en d stelt de voorzitter voorop dat een gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet in beginsel verplicht is om ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten indien hierom wordt verzocht. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het ten laste van klager gewezen vonnis van 9 januari 2013 ten uitvoer te leggen. De door klager aangevoerde standpunten geven geen aanleiding om enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen. De hoogte van de beslagvrije voet is geen kwestie die ter beoordeling van de kamer staat. Dit is slechts anders als sprake is van evidente fouten of handelen tegen beter weten in. Daarvan is niet gebleken. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet steeds heeft aangepast nadat is gebleken dat de inkomsten van klager zijn veranderd. Indien klager het met de berekende beslagvrije voet niet eens is, dient hij zich te wenden tot de civiele rechter.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder steeds op alle verzoeken van klager heeft gereageerd en dat de gerechtsdeurwaarder klager daarbij ook heeft voorzien van de benodigde bewijsstukken. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel niet gemaakt worden.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat de aanname dat de inkomsten van klager zijn veranderd onjuist is en ook de conclusie dat de gerechtsdeurwaarder hierdoor telkenmale de beslagvrije voet heeft aangepast. De minimale inkomsten voor levensonderhoud zijn volledig genegeerd door de gerechtsdeurwaarder. Dat de gerechtsdeurwaarder steeds op alle verzoeken van klager heeft gereageerd is aantoonbaar onjuist. Het is tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd, zonder rekening te houden met de beslagvrije voet.

6.2 Klager heeft verder aangevoerd dat op de vraag of de gerechtsdeurwaarder een machtiging dan wel volmacht kan tonen geen reactie komt. De gerechtsdeurwaarder is niet publiekrechtelijk rechtsbevoegd en mag dus zonder toestemming/instemming van klager geen beslag leggen. De wet Wnra, de wet WBTR, het Handelsregisterbesluit 2008, de opheffing van artikel 134 GW en het Centrale Bevoegdheden Register tonen geen mandaat voor de desbetreffende gerechtsdeurwaarder en de KBvG is geen openbaar lichaam meer, aldus klager.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Het door (de gemachtigde van) klager ter zitting aangevoerde maken dit niet anders.

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. A.E. de Vos en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juni 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.