ECLI:NL:TGDKG:2024:56 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/7438925 / DW RK 23/461 LvB/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:56
Datum uitspraak: 12-06-2024
Datum publicatie: 12-06-2024
Zaaknummer(s): C/13/7438925 / DW RK 23/461 LvB/WdJ
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. De betalingsregeling is komen te vervallen. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door beslag op het inkomen van klager te leggen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 juni 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 29 november 2023 met zaaknummer C/13/735946 / DW RK 23/234 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/7438925 / DW RK 23/461 LvB/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

gemachtigde: [  ],

tegen:

[  ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 30 juni 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 28 augustus 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 29 november 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 1 december 2023 aan klager toegezonden. Bij brief, ingekomen op

14 december 2023, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij verweerschrift, ingekomen op 12 april 2024, heeft de

gerechtsdeurwaarder op het verzet gereageerd. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 18 april 2024, heeft de gemachtigde van klager het verzet aangevuld. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 29 april 2024 gereageerd. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 mei 2024 alwaar de gemachtigde van klager is verschenen. De gerechtsdeurwaarder is, met kennisgeving, niet

verschenen. De uitspraak is bepaald op 12 juni 2024.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Bij brief van 26 juni 2019 is klager erover geïnformeerd dat een overeengekomen betalingsregeling ten aanzien van acht dwangbevelen is beëindigd.
  • Bij brief van 4 november 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder een aankondiging van beslag gedaan (ten aanzien van één dwangbevel).
  • Bij e-mail van 9 november 2020 is aan klager verzocht een onderbouwing te geven van (de door hem voorgestelde) betalingsregeling.
  • Bij brief van 26 januari 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder een aankondiging  beslag op roerende zaken gedaan.
  • Bij brief van 18 februari 2022 is een betalingsregeling overeengekomen ten aanzien van acht dwangbevelen.
  • Bij e-mail van 27 februari 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder aangekondigd dat de betalingsregeling is komen te vervallen.
  • Brief van 16 maart 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder een aankondiging beslag aan klager gestuurd.
  • Bij exploot van 17 april 2023 heeft toegevoegd-gerechtsdeurwaarder

[  ] in opdracht van de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder de werkgever van klager.

  • Bij exploot van 1 mei 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder het beslag overbetekend aan klager in persoon.
  • Bij brief op 1 mei 2023 bezwaar gemaakt tegen het beslag, omdat de betalingsregeling wordt nagekomen.
  • Bij brief van  4 mei 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder op het bezwaar van klager gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat, ondanks dat klager maandelijks € 50,- overmaakt naar de gerechtsdeurwaarder, deze is overgegaan tot loonbeslag. Klager is er niet van op de hoogte dat de betalingsregeling is beëindigd. De gerechtsdeurwaarder heeft geen interesse getoond in het gezin van klager en ook geen informatie ingewonnen over de ontstane situatie. Het kantoor van de gerechtsdeurwaarder had moeten weten wat er aan de hand was.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 Afgaand op de correspondentie tussen klager en de gerechtsdeurwaarder blijkt dat er op verschillende momenten betalingsregelingen zijn overeengekomen. Terwijl de gerechtsdeurwaarder aannemelijk heeft gemaakt dat de laatste betalingsregeling (van

€ 200,00 p/m) niet werd nageleefd door klager, heeft klager daartegenover niets aangevoerd waaruit moet blijken dat de € 50,00 die hij betaalt een onderdeel is van een regeling die met de (opdrachtgever van de) gerechtsdeurwaarder is overeengekomen.

4.3 Nu klager een maand van tevoren is geïnformeerd over het nadere beslag had het op de weg van klager gelegen in contact te treden met de gerechtsdeurwaarder, al dan niet om een regeling af te spreken waar de (opdrachtgever van de) gerechtsdeurwaarder akkoord op zou kunnen geven. Gelet op hoogte van de openstaande vordering is het goed voorstelbaar dat de opdrachtgever geen genoegen neemt met een bedrag van € 50,00, en om die reden beslag legt. Een executiemiddel dat hem overigens rechtens toekomt. Nu er sprake is van meerdere executoriale titels, klager niet is overgegaan tot volledige betaling ná daartoe zijn aangeschreven is de gerechtsdeurwaarder, op grond van artikel 434 juncto 435 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, gerechtigd om loonbeslag te laten leggen. Indien klager hier niet mee eens is dient klager het geschil ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de executoriale titels aan de bevoegde (executie) rechter voor te leggen. Het ligt niet op de weg van de tuchtrechter op de inhoudelijke beoordeling van dit geschil in te gaan.

4.4 Anders dan klager veronderstelt ligt de verantwoordelijkheid van het in kaart brengen van de “situatie” waar een debiteur zich in kan bevinden niet bij de gerechtsdeurwaarder. Het is aan de debiteur om de gerechtsdeurwaarder van relevantie informatie over zijn situatie te voorzien. Maar ook als de gerechtsdeurwaarder op de hoogte zou zijn van de situatie van klager brengt dat niet zonder meer met zich dat de gerechtsdeurwaarder niet had mogen handelen zoals hij dat nu heeft gedaan.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat hij het niet eens is met punt 4.2 van de beslissing van de voorzitter. Klager is nooit akkoord gegaan met een nieuwe betalingsregeling van € 200,- per maand en heeft altijd de regeling van € 50,- per maand aangehouden.

6.2 Klager heeft verder aangevoerd dat onder punt 4.3 van de beslissing van de voorzitter is opgenomen dat de opdrachtgever een betalingsregeling van € 50,- te gering vindt en daarom is overgegaan tot beslaglegging. Dit is absoluut onwaar. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) heeft aangegeven geen vordering op klager te hebben en niets te weten van een loonbeslag. Het is onbegrijpelijk dat de gerechtsdeurwaarder plotseling in april 2023 loonbeslag heeft gelegd zonder dat de opdrachtgever daar opdracht toe heeft gegeven.

6.3 Klager heeft tevens aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder € 6.000,- op een rekening heeft staan, maar nooit iets heeft afgelost aan DUO.

7. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder

In verzet heeft de gerechtsdeurwaarder de door klager aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder klager erop heeft gewezen dat de betalingsregeling was komen te vervallen en dat indien klager niet een hogere regeling kon treffen er zou worden overgegaan tot beslaglegging. Dat klager wel maandelijks € 50,- is blijven betalen doet aan het voorgaande niets af. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door beslag op het inkomen van klager te leggen. Overigens blijkt uit het verweerschrift dat DUO de gerechtsdeurwaarder op 27 juli 2023 een opschortingsbericht heeft gestuurd met het verzoek de zaken van klager met terugwerkende kracht vanaf 6 juni 2023 aan te houden. De gerechtsdeurwaarder heeft aan dit verzoek voldaan en heeft de gelden die na 6 juni 2023 uit het beslag zijn ontvangen teruggestort naar de werkgever van klager. Uit het verweerschrift blijkt verder dat de gerechtsdeurwaarder eerder in dossier 401560 een bedrag van

€ 5.552,63 aan DUO heeft afgedragen en dat dat dossier volledig door klager is voldaan. In de lopende zaken zijn nog geen afdrachten gedaan. Dit zal bij het afwikkelen van die dossiers gebeuren. De gerechtsdeurwaarder is nu nog in afwachting van een bericht van DUO of de executie moet worden voortgezet of dat de gerechtsdeurwaarder de zaken moet sluiten.

8.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

8.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. A.E. de Vos en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juni 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.