ECLI:NL:TGZRSHE:2024:52 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5663

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2024:52
Datum uitspraak: 12-06-2024
Datum publicatie: 12-06-2024
Zaaknummer(s): H2023/5663
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: De psychiater heeft een derde deskundigenrapport opgesteld in een langlopende letselschadeprocedure na een ongeval. Zij concludeert dat klager vermoedelijk een paranoïde persoonlijkheidsstoornis heeft die niet het gevolg is van het ongeval. De klager betwist de werkwijze en de conclusies van de psychiater. Het college verklaart de klacht gegrond. De psychiater had een goede onderzoeksopzet en methode, maar zij verwoordde haar bevindingen op een manier die niet objectief was en de feiten vervormde. Dit heeft geleid tot de schijn van vooringenomenheid en onzorgvuldigheid, wat in strijd is met de beroepsnormen. Daarnaast maakt de psychiater in haar rapportage een niet onderbouwde stap van een ‘vermoedelijke persoonlijkheidsstoornis’ naar een diagnostische conclusie “persoonlijkheidsstoornis,” waarbij deze diagnostische conclusie een bepalende rol heeft ten aanzien van het doel waarvoor het onderzoek is aangevraagd. Juist binnen de complexe context van deze zeer specifieke zaak heeft zij als rapporterend psychiater niet voldaan aan de kernwaarden zorgvuldigheid in formulering en onpartijdigheid. Zij heeft zich ook onvoldoende reflectief en leerbaar opgesteld. Daarom legt het college de maatregel van berisping op.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE 'S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 12 juni 2024 op de klacht van:
[A],
wonende in [B],
klager,
gemachtigde: mr. A.C.C. Geerts, werkzaam in Amsterdam,
tegen
[C],
psychiater,
werkzaam in [D],
verweerster, hierna ook: de psychiater.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1 De psychiater heeft in het kader van een langlopende letselschade procedure na een
ongeval een (derde) deskundigenrapport opgesteld. Daarbij heeft zij geconcludeerd dat er bij
klager vermoedelijk sprake is van een psychiatrische stoornis in de vorm van een paranoïde
persoonlijkheidsstoornis die niet het gevolg is van het ongeval.
1.2 Klager is het niet eens met de wijze waarop de psychiater tot haar conclusies is
gekomen.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht (deels) gegrond is. Hierna licht het
college dat toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
het klaagschrift met de bijlage(n), ontvangen op 24 mei 2023;
het verweerschrift met de bijlage(n);
de brief van 30 maart 2024, met bijlagen, ontvangen op 3 april 2024 van de gemachtigde
van verweerster.
De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het
college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen
gebruik gemaakt.
H2023/5663
Beslissing van 12 juni 2024
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 19 april 2024. De partijen zijn
verschenen. Klager werd daarbij bijgestaan door zijn gemachtigde.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 Na een ongeval in 2006 is klager verwikkeld geraakt in een letselschadeprocedure
waarin het onder andere gaat om de vraag welke medische klachten het gevolg zijn
van dat ongeval.
3.2 Een eerste rapportage, opgesteld door een andere psychiater, concludeerde dat er bij
klager sprake is van schizofrenie die niet het gevolg is van het ongeval. Een tweede
psychiatrisch onderzoek en rapportage door diezelfde psychiater concludeerde dat er
bij klager geen sprake is van schizofrenie, wel van PTSS die kon worden
toegeschreven aan het ongeval.
3.3 In de gerechtelijke deelgeschilprocedure die hierop volgde, is de psychiater benoemd
tot deskundige. De psychiater heeft klager onderzocht en een rapportage opgesteld.
De conclusie in dat rapport is dat er bij klager vermoedelijk sprake is van een
paranoïde persoonlijkheidsstoornis die niet het gevolg is van het ongeval.

4. De klacht en de reactie van de psychiater
4.1 Klager verwijt de psychiater dat zij bij het opstellen van een rapport van 20 oktober
2022:
1) Niet deskundig en professioneel is geweest;
2) Speculatief is geweest;
3) Niet objectief en integer is geweest;
4) Een onjuiste weergave van de feiten heeft gegeven;
5) Geen transparante onderzoeksmethode en verslaggeving heeft gehanteerd;
6) Eerdere diagnoses zonder goede en transparante onderbouwing heeft verworpen;
7) De concluderende diagnose niet inzichtelijk heeft gemaakt.
4.2 De psychiater heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
5.1 De vraag is of de psychiater bij het verrichten van het onderzoek en het opstellen
van de rapportage de zorg heeft betracht die van haar mocht worden verwacht. De norm
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater. Bij de beoordeling
wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere
professionele standaarden.
5.2 De klacht van klager richt zich tegen de door verweerster opgestelde rapportage en
de klachtonderdelen 1 tot en met 7 lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Samengevat
komt de klacht erop neer dat de psychiater zich niet heeft gehouden aan de in dit kader voor
haar geldende regels. Naar de geldende vaste jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege
(opnieuw geformuleerd in de uitspraak van dit College van 30 januari 2014 met nummer
C2012.100) dient een rapportage als door de psychiater opgesteld te voldoen aan de
volgende criteria:
(a) Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het
berust;
(b) Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de
voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
(c) In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke
gronden de conclusies van het rapport steunen;
(d) Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de
gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;
(e) De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
Bij de beoordeling van de klacht zal daarom mede gelet worden op deze criteria. Het college
beoordeelt daarbij ten volle of het onderzoek uit een oogpunt van vakkundigheid en
zorgvuldigheid de toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de
rapportage vindt slechts een marginale toetsing plaats.
5.3 Het college stelt vast dat de onderzoeksopzet goed was en de rapportage ook blijk
geeft van een goede methode om de vraagstelling te beantwoorden. Het college constateert
verder dat de psychiater actief is geweest in het vergaren van informatie. Boven op de
aangeleverde informatie, heeft zij veel aanvullende informatie opgevraagd om een vollediger
beeld te krijgen.
Op andere onderdelen voldoet het rapport echter niet aan de daaraan te stellen eisen.
De psychiater heeft, door relevante onderdelen van de door haar verkregen informatie in
haar eigen woorden samen te vatten, te veel afstand genomen van het bronmateriaal
waardoor de aard en de betekenis daarvan worden vervormd. Voorts heeft zij bevindingen
en samenvattingen op een tendentieuze en gekleurde wijze geformuleerd, waardoor de
schijn van vooringenomenheid met betrekking tot de conclusies en diagnostiek ontstaat. Het
college wijst hierbij op de formulering "gespeeld aandoende verontwaardiging", waarbij niet
wordt gemotiveerd waarop deze schijnbare conclusie is gebaseerd. Voorts wijst het college
op de formuleringen "sleets geworden narratief" en "(i)n die zin oogt [klager] ervaren en
bedreven in het zaaien van rookgordijnen (...)" waarin een gekleurde opvatting besloten ligt
en niet een waardevrije weergave van een waarneming. Een ander voorbeeld hiervan is de
samenvatting door de psychiater van de feitelijke waarneming in het tweede rapport van de
eerdere deskundige, die schrijft dat "een sterke discrepantie bestaat tussen de presentatie
van de onderzochte in de klachtprocedure en de presentatie ten tijde van het eerste
onderzoek zelf". Dit is door de psychiater samengevat met de woorden dat klager zich bij de
eerdere deskundige "dusdanig anders heeft weten te presenteren"(...).
Het vervormend samenvatten en het niet waardevrij formuleren van feitelijke waarnemingen
versterken elkaar. Hierdoor wordt afbreuk gedaan aan het draagvlak voor de getrokken
conclusies. Een en ander klemt te meer nu de psychiater, zoals zij ter zitting verklaarde, op
de hoogte was van het moeilijke proces waarbinnen zij haar rapportage afleverde. Daar komt
nog bij dat het draagvlak voor haar conclusie belangrijk was zeker nu haar conclusie voor
klager onwenselijk was. In het licht hiervan had van de psychiater in de formulering van haar
rapportage een hoge mate van zorgvuldigheid mogen worden verwacht. Die vereiste
zorgvuldigheid heeft zij niet betracht, waardoor zij buiten de grenzen van een redelijk
handelend en redelijk bekwaam psychiater is getreden.
Daarnaast maakt de psychiater in haar rapportage een verder niet onderbouwde of
gemotiveerde stap van een 'vermoedelijke persoonlijkheidsstoornis' naar een diagnostische
conclusie "persoonlijkheidsstoornis," waarbij deze diagnostische conclusie een bepalende rol
heeft ten aanzien van het doel waarvoor het onderzoek is aangevraagd, zo bleek ook ter
zitting.
Het vorenstaande maakt dat het rapport niet voldoet aan de onder c) en d) genoemde
criteria. Dit betekent dat de klacht gegrond is.
5.4 Nu de klacht gegrond is, komt het college toe aan de beoordeling van de op te
leggen maatregel. Het college is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een mildere
maatregel dan een berisping. De psychiater had zich bij het aanvaarden van de opdracht tot
het opstellen van de rapportage bewust moeten tonen van de verstrekkende context
waarbinnen zij haar werk deed. Binnen die context en de van haar te verwachten
professionaliteit zijn zorgvuldigheid in formulering en onpartijdigheid kernwaarden. Juist
binnen de complexe context van deze zeer specifieke zaak heeft zij als rapporterend
psychiater niet voldaan aan deze kernwaarden. Evenmin heeft de psychiater ter zitting
inzicht hierin getoond. De psychiater heeft zich onvoldoende reflectief en leerbaar opgesteld.
Integendeel, zij was ook in haar formuleringen ter zitting weinig respectvol naar klager. Haar
optreden is daarmee niet alleen voor klager storend maar beïnvloedt ook het vertrouwen in
de beroepsgroep in bredere zin.
Dit rekent het college haar ernstig aan.
Dat klager op momenten ook weinig respectvol naar haar was maakt dit - vanwege haar
professionele rol - niet anders.
Publicatie
5.5 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen
belang is erin gelegen dat andere psychiaters mogelijk iets kunnen leren van deze zaak. De
publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of
instanties herleidbare gegevens.

6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt de psychiater de maatregel op van berisping;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding
  van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden
  bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift 'Medisch
  Contact'.

Deze beslissing is gegeven door A.H.M.J.F. Piëtte, voorzitter, C.M.H.M. van Lent, lid-jurist,
T.S. van der Veer, T.A. Wouters en A.E. van der Waal, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door T.G. Nijenkamp, secretaris en in het openbaar uitgesproken door
K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op 12 juni 2024.