ECLI:NL:TGZRSHE:2024:54 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6133

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2024:54
Datum uitspraak: 12-06-2024
Datum publicatie: 12-06-2024
Zaaknummer(s): H2023/6133
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster beweert op jonge leeftijd hersenletsel te hebben opgelopen, wat haar leven belemmert. Ze zoekt erkenning en een operatie, maar medische scans tonen geen letsel. Ze beschuldigt de psychiater ervan dat deze haar in een psychiatrische instelling wil plaatsen. Het college concludeert dat de psychiater adequaat heeft gehandeld, haar problemen serieus heeft genomen en haar naar een gespecialiseerd ziekenhuis heeft doorverwezen. De klacht is ongegrond.

H2023/6133
Beslissing van 12 juni 2024


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’s-HERTOGENBOSCH


Beslissing in raadkamer van 12 juni 2023 op de klacht van:

[A],
wonende in [B],
klaagster,

tegen

[C],
psychiater,
destijds werkzaam in [D],
verweerder,
gemachtigde: mr. M.R.D. Crijns, werkzaam in Utrecht.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klaagster is ervan overtuigd dat zij hersenletsel heeft opgelopen, waardoor ze
volledig vastloopt in haar leven. Volgens haar heeft ze, toen ze 14 jaar oud was, een keer geprobeerd over te geven, waarna er van alles in haar hoofd brak en ze een epileptische aanval kreeg. Volgens haar zitten er botsplinters en bloedingen in haar hoofd. Zij wil hiervoor geopereerd worden. Zij heeft hiervoor meerdere zorgverleners benaderd. Zij zoekt naar erkenning maar krijgt nergens gehoor. Zij is ervan overtuigd dat het hersenletsel op scans te zien is. Medisch specialisten echter zien geen hersenletsel op de scans. Zij verwijt verweerder dat hij haar in een psychiatrische instelling wil hebben terwijl zij hulp vraagt voor haar problemen met een duidelijk lichamelijke oorzaak.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 25 april 2024;
- het aanvullend klaagschrift, ontvangen op 12 mei 2024;
- de brief van 6 juni 2023 van de secretaris aan klaagster;
- de brief van 29 juni 2023 van de secretaris aan klaagster;
- de brief van 20 juli 2023 van de secretaris aan klaagster;
- de brief van klaagster, ontvangen op 2 augustus 2023;
- de brief van 24 augustus 2023 van de secretaris aan klaagster;
- de brief van klaagster, ontvangen op 13 september 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 31 januari 2024.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De overwegingen van het college

De klacht
3.1 De klacht van klaagster is dat verweerder haar in een psychiatrische instelling wil hebben terwijl zij hem om hulp vraagt voor haar lichamelijke problemen met een duidelijk lichamelijke oorzaak.

De criteria voor de beoordeling
3.2 De vraag is of verweerder de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

3.3 Verweerder heeft gesteld dat hij driemaal met klaagster heeft gesproken. De eerste keer omdat de klachtenfunctionaris van het ziekenhuis hem had benaderd omdat deze zorgen had over de psychische gesteldheid van klaagster. Tijdens dit eerste gesprek met klaagster en in aanwezigheid van de klachtenfunctionaris heeft verweerder vastgesteld dat sprake was van een onbehandelde psychiatrische zorgbehoefte van klaagster. Daarom heeft hij een tweede gesprek met klaagster voorgesteld.

3.4 In het tweede gesprek met klaagster heeft verweerder, naar hij stelt, een collega hoogleraar radiologie gevraagd om in het bijzijn van klaagster de radiologische beelden van de hersenen van klaagster te bekijken. De betreffende hoogleraar heeft aan klaagster geprobeerd uit te leggen wat er op de beelden te zien was en waarom dat er geen sprake was van afwijkingen. Klaagster stond hier niet voor open. Voor haar was het duidelijk dat er afwijkingen te zien waren op de beelden. Verweerder concludeert dan zoals vermeld in zijn verweerschrift:
“Mijn conclusie was dat er sprake was van een psychiatrisch toestandsbeeld. In het kort kan dit als volgt worden omschreven: ze heeft een verleden van trauma dat heeft bijgedragen aan een chronische verstoring van het eetpatroon en het zelfbeeld. Dit heeft enorme impact gehad op haar leven met onvermogen om werk vast te houden en relaties te vormen. Er is sprake van eenzaamheid en sociale isolatie. De onderliggende emotionele disregulatie heeft
haar denken in een richting gestuurd van een hardnekkige voorstelling dat al haar problemen kunnen worden opgelost als er een interventie wordt gehouden om een anomalie in haar hersenen te remediëren. De diepte van haar wanhoop en eenzaamheid verklaart de ongewone (waanachtige) intensiteit waarmee ze zich aan dit idee vastklampt.”
en
“Het was voor haar niet mogelijk om mee te aan in deze meer dynamische manier van kijken naar haar overtuiging dat er iets mis was met haar hersenen. Ze wilde niet praten over mogelijke mentale componenten onder haar lijden. Een neurologisch/neurochirurgisch traject was voor haar de enige optie.”

3.5 Omdat klaagster niet in staat was te accepteren dat er geen afwijkingen op de hersenscans te zien waren en verweerder zich zorgen maakte over de situatie van klaagster en haar diepe lijden zag, heeft hij informatie opgevraagd bij vroegere behandelaars en heeft hij een ziekenhuis, gespecialiseerd in complexe beelden op het snijvlak van de psychiatrie en de somatiek, benaderd. Verwijzing naar dat ziekenhuis zou voor klaagster een oplossing kunnen bieden juist omdat daarin ook de somatische component serieus wordt genomen. Klaagster stemde tijdens een derde gesprek in met deze verwijzing.

3.6 Naar het oordeel van het college blijkt uit vorenstaande gang van zaken, die door klaagster niet is weersproken, dat verweerder de problemen van klaagster uiterst serieus heeft genomen. Dat hij haar in een psychiatrische instelling zou willen hebben, blijkt uit niets. Hij heeft een lichamelijke oorzaak voor de problemen van klaagster uitgesloten door de hersenscans te laten beoordelen door een deskundige collega. Vanwege de door hem geconstateerde problematiek van klaagster heeft hij daarop voor een passende doorverwijzing naar een ander ziekenhuis gezorgd.
Verweerder treft dan ook geen enkel verwijt.

Slotsom
3.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt de klacht kennelijk ongegrond is.

4. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 12 juni 2024 door A.H.M.J.F. Piëtte, voorzitter,
T.A. Wouters en T.S. van der Veer, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door T.G. Nijenkamp, secretaris en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024 door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk.