ECLI:NL:TADRARL:2024:161 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-235/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:161
Datum uitspraak: 10-06-2024
Datum publicatie: 11-06-2024
Zaaknummer(s): 24-235/AL/GLD
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de klachttermijn.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 10 juni 2024
in de zaak 24-235/AL/GLD

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerder

gemachtigde: mr. M. Timpert-Vries

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 27 maart 2024 met kenmerk K23/103. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van het e mailbericht met bijlage van klager van 9 april 2024. 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klager is eigenaar van de eenmanszaak RC. Klager heeft met zijn RC onderwijsdiensten aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen (hierna: de HAN) verleend. 
1.2    Verweerder trad op als advocaat van de HAN.
1.3    In maart 2019 is er onenigheid ontstaan over een onderwijsopdracht tussen klager en de HAN. 
1.4    Op 20 januari 2020 heeft klager bezoek gekregen van twee politieagenten. Zij voerden met klager een zogenaamd ‘stopgesprek’.
1.5    Op 27 januari 2020 heeft klager een e-mail aan tien studenten, het college van bestuur en aan verweerder gestuurd, waarin hij vraagt of één van hen iets te maken had met het stopgesprek. Klager schrijft onder andere:
Het verhaal was vaag, de HAN in Arnhem zou er iets mee te maken hebben. Wie de opdrachtgever is geweest wilden zij niet zeggen. Het kan dus u geweest zijn. Vandaar dat ik u deze e-mail schrijf. Kom tevoorschijn, geef u bloot, dat pleit anderen vrij.
1.6    Op 17 december 2020 heeft de advocaat van klager, mr. J, verzocht om inzage van de politiegegevens die over hem worden verwerkt.
1.7    Op 1 februari 2021 heeft klager de volgende zakelijke weergave ontvangen van de mutatie die is opgemaakt naar aanleiding van het gesprek van 20 januari 2020:
De politie van Haarlem is bij uw cliënt langs geweest. Uw cliënt is uitgelegd waarom de politie hem wilde spreken. Naar aanleiding van een conflict tussen uw cliënt en zijn oud werkgever heeft de politie een zogenaamd STOP-gesprek gevoerd met uw cliënt. Dit omdat uw cliënt geen gehoor heeft gegeven aan de oproepen om te stoppen met het sturen van e-mails met een dreigende ondertoon. In het STOP-gesprek is duidelijk gemaakt dat uw cliënt echt moet stoppen met het versturen van e-mails. Dit omdat er mogelijk een strafrechtelijke procedure kan volgen. Uw cliënt heeft aangegeven dat hij alleen excuses wilde van zijn oud werkgever.
1.8    Op 17 juli 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door de politie in te schakelen om een stopgesprek met klager te houden in een zakelijk geschil met de HAN en door met dit handelen het vertrouwen in de advocatuur te schaden.

3    VERWEER
3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. 

4    BEOORDELING
4.1    Op grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet wordt een klacht(onderdeel) door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard indien (sub a) de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. In lid 2 is bepaald dat niet-ontvankelijk verklaring op grond van het bepaalde in lid 1 achterwege blijft, indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas na het verstrijken van de driejaartermijn bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van de klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. De voorzitter zal aan de hand van deze maatstaf beoordelen of klager ontvankelijk is in zijn klacht.
4.2    Klager verwijt verweerder dat hij de politie heeft ingeschakeld om een stopgesprek met klager te houden. Dit stopgesprek heeft plaatsgevonden op 20 januari 2020. Dat betekent dat het gestelde handelen van verweerder vóór die datum zou hebben plaatsgevonden. Tijdens het stopgesprek had klager van de politieagenten gehoord dat de HAN hiermee te maken had. Ook uit de door klager gestuurde e-mail aan onder meer verweerder van 27 januari 2020, blijkt dat verweerder op dat moment wist of vermoedde dat de HAN, en dus ook verweerder, met dit stopgesprek te maken had. Gelet op deze gang van zaken is de voorzitter van oordeel dat de in artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet genoemde termijn uiterlijk op 27 januari 2020 is aangevangen. De klacht is echter pas op 17 juli 2023 door klager bij de deken ingediend en daarmee buiten de genoemde termijn van drie jaar. Omdat er van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verschoonbaar zou kunnen zijn dat de klacht buiten de termijn is ingediend niet is gebleken, is de klacht niet-ontvankelijk. Aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht komt de voorzitter dus niet meer toe.

BESLISSING
 

De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2024.

Griffier         Voorzitter


Verzonden op : 10 juni 2024