Zoekresultaten 111-120 van de 13411 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:55 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6291

    Klacht tegen orthopedisch chirurg, deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond. Klager is in 2015 onder behandeling gekomen bij verweerder in verband met pijnklachten aan beide schouders. Verweerder heeft eind 2015 de rechterschouder van klager geopereerd. Klager hield pijnklachten. Verweerder heeft een conservatief beleid ingezet en besloten om af te zien van nog een operatie, maar daar was klager het niet mee eens. Na een second opinion is klager wel weer geopereerd door een andere chirurg, waarna de pijnklachten aan de linkerschouder minder zijn geworden. Klager verwijt verweerder dat hij een onjuiste behandeling heeft ingezet en nalatig is geweest bij de doorverwijzing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:110 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6201

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager is ontevreden over de zorg die hij van de huisarts heeft ontvangen. Hij verwijt de huisarts dat zij hem niet heeft doorverwezen voor een third opinion, dat zijn medisch dossier niet op orde is en dat zij de behandelrelatie eenzijdig heeft beëindigd. Het college overweegt dat, nadat de MDL-arts in het kader van een verwijzing voor een second opinion, de eerdere diagnose van prikkelbare darm syndroom bij klager had bevestigd, de huisarts terecht de verwijzing voor een third opinion heeft geweigerd. Dat klager een verwijzing vroeg voor dezelfde klacht, vormt voor een huisarts een gegronde reden om die verwijzing te weigeren. Het college heeft verder geconstateerd dat het medisch dossier van klager op orde lijkt. Dat een brief van het ziekenhuis niet juist geadresseerd is, kan de huisarts niet verweten worden. Het college overweegt ten slotte dat uit de stukken van het dossier niet blijkt dat de huisarts de behandelrelatie zou hebben beëindigd. Klager was ten tijde van het indienen van het klaagschrift nog steeds ingeschreven in de praktijk van de huisarts. De klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:108 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6626

    Ongegronde klacht tegen een SEH-arts. De SEH-arts vermoedt een mogelijk onveilige thuissituatie na een incident rondom een twaalfjarig meisje en gaat over tot melding bij Veilig Thuis. Vader en moeder zijn gescheiden en hebben beiden ouderlijk gezag; vader, de klager, wordt pas achteraf per brief over de melding geïnformeerd. Hij acht dit in strijd met de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling en maakt ook anderszins bezwaar tegen de melding.Volgens klager heeft de SEH-arts haar informatieplicht jegens hem geschonden door hem alleen te informeren over de melding en niet over het incident zelf en de daarop volgende onderzoeken/behandelingen. De SEH-arts heeft aangevoerd dat er geen medische beslissing hoefde te worden genomen, zodat het haar niet vrij stond om zonder toestemming van de twaalfjarige dochter informatie over haar met klager te delen.Naar het oordeel van het college is het in beginsel de taak van de ouder die met een kind een zorgverlener bezoekt, om de andere ouder daarover te informeren, ook in het geval, zoals hier, dat de ouders gescheiden zijn. Mede gelet op het feit dat de medische situatie van de dochter daar niet toe noopte, was er voor de SEH-arts geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken en uit eigen beweging met klager meer medische informatie te delen dan het feit dat zij een melding bij Veilig Thuis had gedaan. Dit klachtonderdeel is ongegrond. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond. Publicatie.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:109 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5771

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster krijgt sinds 2018 morfine voorgeschreven. Meerdere pogingen tot afbouw van de morfine zijn mislukt en klaagster is juist steeds meer morfine gaan gebruiken. Toen klaagster op enig moment om extra morfine verzocht, heeft de huisarts dat geweigerd. Klaagster neemt de huisarts vooral zijn manier van communiceren kwalijk: hij heeft haar geen uitleg gegeven en een gesprek was ook niet meer mogelijk.Gezien de door partijen geschetste gesprekken en pogingen tot afbouw kan het college het besluit van de huisarts om geen extra morfine voor te schrijven begrijpen, ook gezien het ontbreken van een medische indicatie. De vraag ligt voor of de huisarts die weigering voldoende heeft toegelicht. Hoewel het netjes was geweest als hij dat uitgebreider had gedaan, levert het feit dat de huisarts dat heeft nagelaten naar het oordeel van het college in dit geval geen tuchtrechtelijk verwijt op. Het college kan volgen dat de huisarts aannam dat klaagster begreep waarom zij geen extra morfine kreeg. Dat neemt niet weg dat het hier gaat om een kwetsbare patiënte met een moeilijke behandeling. In het mondeling vooronderzoek heeft de huisarts zelf ook toegegeven dat een toelichting op zijn weigering op zijn plaats was geweest. Het college vindt dit ook, maar acht deze tekortkoming onder de gegeven omstandigheden onvoldoende om de huisarts hierop tuchtrechtelijk aan te spreken. Daarbij weegt het college mee dat de situatie met klaagster, bij wie ondanks de inzet van de huisarts en zijn collega het morfinegebruik door de jaren heen eerder toenam dan afnam, tot onmacht en frustratie leidde bij de huisarts. De klacht is ongegrond. Publicatie.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:38 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5698

    Arts. Medisch adviseur. Klachtenbehandelaar individuele medische advisering (IMA) Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Klager had daar geklaagd over zorg in PI. Arts heeft die klacht beoordeeld. Klacht bij RTG: klacht over zorgverleners PI niet correct behandeld en verkeerde beslissing genomen.College: klager is kennelijk niet-ontvankelijk. Handelen valt niet onder eerste tuchtnorm en niet onder tweede tuchtnorm. Klacht gericht tegen arts in hoedanigheid klachtenbehandelaar DJI. Arts heeft handelen andere zorgverleners beoordeeld. Jurisprudentie tuchtcolleges: beoordelen (klachten over) handelen andere zorgverleners in hoedanigheid klachtenbehandelaar, arbiter, lid klachtencommissie of RTE is geen handelen in hoedanigheid arts, heeft onvoldoende weerslag op individuele gezondheidszorg en valt daardoor niet onder het tuchtrecht.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:91 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1850

    Klacht tegen een psychotherapeut. Klaagster verwijt de psychotherapeut dat zij (1) tijdens de behandeling een seksuele relatie is aangegaan met klaagster, die ook na de behandeling voortduurde en (2) vertrouwelijke informatie over andere patiënten met haar heeft gedeeld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt aan de psychotherapeut de maatregel van doorhaling van haar inschrijving in het BIG-register op. Het beroep van de psychotherapeut is alleen gericht tegen de zwaarte van de opgelegde maatregel. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de ernst van de gedragingen tot uitdrukking moet worden gebracht in de zwaarte van de maatregel, maar dat de psychotherapeut nog eens kans moet worden geboden om haar professionele werkzaamheden in de toekomst te hervatten. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de door het Regionaal Tuchtcollege opgelegde maatregel en legt op een – deels voorwaardelijke – schorsing van de inschrijving in het BIG-register voor de duur van twaalf maanden.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:92 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1851

    Klacht tegen een gz-psycholoog. Klaagster verwijt de gz-psycholoog dat zij (1) tijdens de behandeling een seksuele relatie is aangegaan met klaagster, die ook na de behandeling voortduurde en (2) vertrouwelijke informatie over andere patiënten met haar heeft gedeeld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt aan de gz-psycholoog de maatregel van doorhaling van haar inschrijving in het BIG-register op. De gz-psycholoog betoogt in beroep dat de klacht alleen was gericht tegen haar in haar hoedanigheid van psychotherapeut en dat sprake is van een verrassingsbeslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Daarnaast komt zij in beroep op tegen de zwaarte van de opgelegde maatregel. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het betoog over de verrassingsbeslissing. Het is verder van oordeel dat de ernst van de gedragingen tot uitdrukking moet worden gebracht in de zwaarte van de maatregel, maar dat de gz-psycholoog nog eens kans moet worden geboden om haar professionele werkzaamheden in de toekomst te hervatten. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de door het Regionaal Tuchtcollege opgelegde maatregel en legt op een – deels voorwaardelijke – schorsing van de inschrijving in het BIG-register voor de duur van twaalf maanden.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:99 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2284

    Klacht tegen een GZ-psycholoog. De kinderen van klager en zijn ex-partner, wonen bij klager maar zijn in 2016 onder toezicht gesteld. De GZ-psycholoog heeft in opdracht van de jeugdbescherming een forensisch psychologisch onderzoek ingesteld naar de gezinssituatie en de relatie tussen de kinderen en de ouders. De GZ-psycholoog heeft een rapportage opgesteld met haar bevindingen. Klager is het niet eens met diverse zaken die in de rapportage staan. De GZ-psycholoog heeft haar conclusies volgens hem gebaseerd op allerlei onjuistheden. Het Regionaal Tuchtcollege acht de verwijten van klager niet terecht en verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:96 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2161

    Klacht tegen een gz-psycholoog. De gz-psycholoog is werkzaam bij een zorgaanbieder die psychologische en psychiatrische behandeling biedt aan patiënten, zowel binnen de basis als de specialistische ggz. Klager is bij deze zorgaanbieder behandeld door een behandelteam, waarvan de gz-psycholoog, een andere gz-psycholoog (die de regiebehandelaar van klager was) en een psychiater deel uitmaakten. Klager verwijt de gz-psycholoog dat de behandeling ten onrechte, eenzijdig en zonder overleg is beëindigd terwijl er nog onderzoeken liepen, dat hij geen toegang meer heeft tot het cliëntportaal, dat hij niet is verwezen naar een andere zorgverlener, dat er geen regie was, dat er onjuiste informatie is verspreid, dat het bij de eenzijdige opzegging van de behandeling aan corrigerend vermogen ontbrak, dat zij haar zorgplicht jegens een patiënt die niet veel eerder is gediagnosticeerd met PTSS en een ernstige depressie ernstig heeft verzaakt, en dat zij misbruik van vertrouwen heeft gemaakt.Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de gz-psycholoog bij het beëindigen van de behandelingsovereenkomst niet de daarvoor geldende zorgvuldigheidseisen in acht heeft genomen en heeft bijgedragen aan de onduidelijkheid die bij klager heeft bestaan over ieders rol bij de zorgverlening, en legt daarvoor aan de gz-psycholoog de maatregel van waarschuwing op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing, en verklaart in het incidenteel beroep van de gz-psycholoog de klacht over de regie alsnog ongegrond. De maatregel van waarschuwing blijft in stand.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:97 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2163

    Klacht tegen een psychiater. De psychiater is werkzaam bij een zorgaanbieder die psychologische en psychiatrische behandeling biedt aan patiënten, zowel binnen de basis als de specialistische ggz. Klager is bij deze zorgaanbieder behandeld door een behandelteam, waarvan de psychiater en twee gz-psychologen deel uitmaakten. Klager verwijt de psychiater dat de behandeling ten onrechte, eenzijdig en zonder overleg is beëindigd terwijl er nog onderzoeken liepen, dat hij geen toegang meer heeft tot het cliëntportaal, dat hij niet is verwezen naar een andere zorgverlener, dat er geen regie was, dat er onjuiste informatie is verspreid, dat het bij de eenzijdige opzegging van de behandeling aan corrigerend vermogen ontbrak, dat de psychiater haar zorgplicht jegens een patiënt die niet veel eerder is gediagnosticeerd met PTSS en een ernstige depressie ernstig heeft verzaakt, en dat zij misbruik van vertrouwen heeft gemaakt. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de psychiater bij het beëindigen van de behandelingsovereenkomst niet de daarvoor geldende zorgvuldigheidseisen in acht heeft genomen, verklaar klachtonderdeel a) daarom gedeeltelijk gegrond en verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond. Aan de psychiater wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.