ECLI:NL:TGZRZWO:2025:32 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/7976

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2025:32
Datum uitspraak: 20-03-2025
Datum publicatie: 24-03-2025
Zaaknummer(s): Z2025/7976
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen huisarts kennelijk niet-ontvankelijk. De klacht heeft betrekking op het gebrek aan zorg aan iemand anders. Klager kan niet als rechtstreeks belanghebbende worden aangemerkt.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Voorzittersbeslissingvan 20 maart 2025 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

tegen

C ,

huisarts,

werkzaam te B,

aangeklaagde.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

  • het klaagschrift, ontvangen op 6 januari 2025;
  • de brief van de secretaris van 4 februari 2025;
  • het aanvullende klaagschrift, ontvangen op 13 februari 2025.

2. De overwegingen

2.1 Klager heeft in zijn klaagschrift uiteengezet dat de huisarts ernstig tekort is geschoten in de zorg aan een buurtbewoner van hem, D (hierna: patiënt).

2.2 Volgens klager was patiënt al geruime tijd ziek en niet meer in staat om voor zichzelf te zorgen. Hij en twee andere buurtbewoners hebben dit geconstateerd en vervolgens noodgedwongen de mantelzorg op zich genomen. Ondanks herhaalde meldingen aan de huisarts, inclusief duidelijke signalen over de ernstige lichamelijke klachten van patiënt, werd het verzoek om medische hulp volgens klager keer op keer afgewezen. Klager heeft in zijn klaagschrift benoemd de klacht vanuit zijn eigen perspectief te schrijven als patiënt in de praktijk van de huisarts én als mantelzorger aan patiënt.

2.3 In de brief van 4 februari 2025 heeft de secretaris van het college aan klager uitgelegd dat bij het tuchtcollege alleen kan worden geklaagd door:

  • een rechtstreeks belanghebbende, zoals de patiënt zelf, een naaste of een nabestaande (partner, ouders of andere familieleden van de patiënt);
  • de opdrachtgever van de aangeklaagde persoon;
  • de werkgever van de aangeklaagde persoon;
  • de inspecteur voor de gezondheidszorg.

Daarbij is toegelicht dat, als de klacht gaat over de zorg aan een meerderjarige, normaal gesproken alleen die persoon als rechtstreeks belanghebbende zal kunnen worden aangemerkt, en dat, wanneer iemand een klacht over de behandeling van iemand anders wenst in te dienen, er in beginsel een schriftelijke machtiging van die persoon bij het klaagschrift moet worden gevoegd als bewijs dat deze persoon instemt met de indiening van de klacht.

Aan klager is vervolgens de vraag gesteld of hij de klacht heeft ingediend namens patiënt of dat de klacht betrekking heeft op de behandeling van hemzelf door verweerster.

2.4 Bij aanvullend klaagschrift van 13 februari 2025 heeft klager laten weten dat patiënt inmiddels is overleden en dat hij de klacht namens zichzelf indient. Ter toelichting daarop heeft hij verklaard samen met andere buurtbewoners intensief mantelzorg te hebben verleend, waarbij elke poging vanaf hem richting de huisarts in niets heeft geresulteerd.

2.5 Uit het klaagschrift en de daarop gegeven toelichting kan worden afgeleid dat klager zich om patiënt heeft bekommerd en zich voor hem heeft ingespannen. Hoewel de voorzitter hier oog voor heeft, zal de klacht op een zakelijke manier moeten worden beoordeeld. Voordat daarbij aan een inhoudelijke beoordeling kan worden toegekomen, moet worden gekeken of klager gerechtigd is om een klacht in te dienen. De voorzitter constateert dat dit niet het geval is.

Uit het klaagschrift leidt de voorzitter namelijk af dat de klacht betrekking heeft op het gestelde gebrek aan zorg van de huisarts aan patiënt, terwijl klager– daarnaar schriftelijk gevraagd – verklaard heeft de klacht voor zichzelf in te dienen. Dit is echter niet mogelijk. Daar waar het gaat over een gebrek in de zorg aan iemand anders dan hemzelf heeft klager namelijk geen rechtstreeks eigen belang. De enkele stelling dat hij als patiënt van de praktijk geschokt is over de gang van zaken, die ook vragen oproept over de veiligheid van andere patiënten, is daartoe onvoldoende. Dit betekent dat klager niet als rechtstreeks belanghebbende kan worden aangemerkt.

2.6 Daarom is de voorzitter van oordeel dat klager kennelijk niet-ontvankelijk is.

3. De beslissing

De voorzitter verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven op 20 maart 2025 door M.J.C. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door

M.D. Moeke, secretaris.

secretaris voorzitter

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • de voorzitter u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.