ECLI:NL:TGZRZWO:2025:33 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7680

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2025:33
Datum uitspraak: 20-03-2025
Datum publicatie: 24-03-2025
Zaaknummer(s): Z2024/7680
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen intensivist kennelijk ongegrond. Klagers zijn de nabestaanden van patiënt. Patiënt is met longklachten opgenomen in het ziekenhuis, waar is vastgesteld dat sprake was van COVID-19 ARDS. Patiënt is vervolgens enige tijd later overgeplaatst naar een ander ziekenhuis, waar hij werd opgenomen op de corona-afdeling van de intensive care. Verweerster is hier als intensivist bij de behandeling van patiënt betrokken geweest. Na verschillende complicaties is de toestand van patiënt steeds verder verslechterd. Uiteindelijk is geconstateerd dat er geen verdere behandelmogelijkheden waren en is de behandeling van patiënt gestaakt. Patiënt is diezelfde dag overleden. Klagers maken verweerster verschillende verwijten over de behandeling. Op basis van het medisch dossier en de toelichting die verweerster daarop heeft gegeven, staat voor de voorzitter voldoende vast dat verweerster bij geen van deze handelingen betrokken is geweest omdat zij op geen van deze momenten dienst had. Dit betekent dat aan verweerster hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE

Voorzittersbeslissingvan 20 maart 2025 op de klacht van:

A en B,

wonende in C,

klagers,

tegen

D,

intensivist,

werkzaam in E,

verweerster,

gemachtigde: mr. drs. L. Wijnbergen, werkzaam in Groningen.

1. De zaak in het kort

1.1 Klagers zijn de nabestaanden van F (hierna: patiënt). Patiënt is op 7 december 2021 met longklachten opgenomen in het G in H. Daar is vastgesteld dat sprake was van COVID-19 ARDS. Op 17 december 2021 is patiënt overgeplaatst naar het I, waar hij werd opgenomen op de corona-afdeling van de intensive care. Verweerster is hier als intensivist bij de behandeling van patiënt betrokken geweest. Na verschillende complicaties is de toestand van patiënt steeds verder verslechterd. Op 1 januari 2022 is geconstateerd dat er geen verdere behandelmogelijkheden waren en is de behandeling van patiënt gestaakt. Patiënt is diezelfde dag overleden.

1.2 De voorzitter komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht de voorzitter toe hoe tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure

2.1 De voorzitter heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift, ontvangen op 30 september 2024;
  • het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 6 december 2024;
  • de repliek van klagers, ontvangen op 30 januari 2025;
  • de dupliek van verweerster, ontvangen op 14 februari 2025.

3. De klacht en de reactie van verweerster

3.1 Klagers verwijten verweerster:

  1. dat zonder overleg met de familie prednisolon aan patiënt is toegediend;
  2. dat patiënt zonder overleg in de nacht van 31 december 2021 op 1 januari 2022 van de

dialyse is gehaald;

  1. dat de behandeling van patiënt zonder overleg is gestaakt.

3.2 Verweerster heeft ten aanzien van alle klachtonderdelen aangevoerd dat zij niet bij het verweten handelen betrokken is geweest. Zij heeft daarom verzocht de klacht in alle onderdelen ongegrond te verklaren.

3.3 De voorzitter gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

4. De overwegingen

4.1 Voorop staat dat het heel verdrietig is dat klagers hun dierbare zoon en partner hebben verloren. Dit verlies had en heeft een grote impact op hun levens. Daarnaast kan uit het dossier worden afgeleid dat de wijze van overlijden en het afscheid nemen van patiënt hen nog erg bezighoudt. Ondanks dat de voorzitter hier oog voor heeft, zal de klacht tegen verweerster op een zakelijke manier moeten worden beoordeeld. Als uitgangspunt bij die beoordeling geldt dat verweerster alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk is voor haar eigen handelen.

4.2 Uit het medisch dossier en het verweer kan worden afgeleid dat verweerster op meerdere momenten bij de behandeling van patiënt betrokken is geweest.

4.3 De verwijten die klagers aan verweerster maken, zien op drie specifieke momenten: het toedienen van prednisolon aan patiënt op 29 december 2021, het in de nacht van 31 december 2021 op 1 januari 2022 zonder overleg met klagers van de dialyse halen van patiënt en het besluit op 1 januari 2021 om de behandeling van patiënt te staken. Op basis van het medisch dossier en de toelichting die verweerster daarop heeft gegeven, staat voor de voorzitter voldoende vast dat verweerster bij geen van deze handelingen betrokken is geweest omdat zij op geen van deze momenten dienst had. Dit betekent dat aan verweerster hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.4 De klacht is daarmee in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

5. De beslissing

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 20 maart 2025 door M.J.C. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door

M.D. Moeke, secretaris.

secretaris voorzitter

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • de voorzitter u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.