ECLI:NL:TGZRZWO:2025:37 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7391

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2025:37
Datum uitspraak: 20-03-2025
Datum publicatie: 24-03-2025
Zaaknummer(s): Z2024/7391
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Het college is van oordeel dat niet gebleken is dat de huisarts onzorgvuldig of onjuist en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klacht is kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 20 maart 2025 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

gemachtigde: C,

tegen

D,

huisarts,

werkzaam in B,

verweerder, hierna ook: de huisarts,

gemachtigde: mr. A.C.I.J. Hiddinga, werkzaam in Amsterdam.

1. De zaak in het kort

1.1 Klager beklaagt zich erover dat zijn huisarts, ondanks verzoeken van klager en duidelijke signalen omtrent zorgen over de veiligheid van klagers kind en andere kinderen, geen melding heeft gedaan bij Veilig thuis.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is, maar kennelijk ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlage(n), ontvangen op 5 juli 2024;
  • de brief aan klager d.d. 10 juli 2024;
  • de reactie van klager d.d. 12 juli 2024, ontvangen op 15 juli 2024;
  • de brief aan klager d.d. 21 augustus 2024;
  • de reactie van klager d.d. 2 september 2024, ontvangen op 3 september 2024;
  • de brief aan klager d.d. 13 september 2024;
  • de twee brieven van klager d.d. 3 juli 2024, ontvangen op 17 september 2024;
  • het verweerschrift met de bijlagen;
  • de repliek met de bijlage(n), ontvangen op 12 december 2024;
  • de dupliek, ontvangen op 15 januari 2025.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten

3.1 Verweerder is de huisarts van klager. Het eerste contact tussen verweerder en klager was in juni 2022. Klager gaf aan dat na een eerdere miskraam zijn vriendin weer zwanger was. Klager had een aanvaring gehad met de dochter van zijn vriendin en was daar zelf van geschrokken en had met zijn vriendin afgesproken hier iets aan te doen. Er was sprake van emotie regulatieproblematiek waarvoor klager verwezen werd naar de POH-GGZ en vervolgens naar de psychiater. Klager en zijn vriendin gingen ook in systeemtherapie bij E. Er bleek een wachtlijst te zijn bij de F en afgesproken werd dat klager contact zou houden met de POH-GGZ totdat er plek was. Ondertussen liep ook de begeleiding van E door.

3.2 In augustus 2022 had klager een afspraak met verweerder. Vanwege zijn klachten werd hij verwezen naar het Hartcentrum om hartproblematiek uit te sluiten. In september 2022 besprak verweerder met klager dat er geen sprake was van cardiale problematiek en dat de tensie stress gerelateerd leek te zijn. Klager kreeg voor de hypertensie medicatie en er werd een nieuwe afspraak gemaakt bij de POH-GGZ.

3.3 Op 9 december 2022 liet klager weten dat zijn vriendin met haar twee kinderen bij hem kwam wonen en dat zij ook patiënt bij verweerder zouden worden. Klager en zijn vriendin zijn op 19 december 2022 getrouwd. In januari 2023 is hun dochter geboren.

Op 20 februari 2023 ontving verweerder een afsluitende brief van F. In 2023 waren er contacten met verweerder en de praktijk over onder andere overgewicht en hypertensie.

3.4 Op 23 april 2024 kwam klager met zijn moeder op het spreekuur van verweerder. Klager gaf aan dat hij in een echtscheidingsprocedure zat en zich zorgen maakte over de veiligheid van zijn dochter en mogelijk ook de andere kinderen. Er waren ook conflicten met zijn partner over de voeding. Klager gaf aan dat hij voor hulp het buurtteam had benaderd. Dit team zou al betrokken zijn, maar daarvan was klager niet op de hoogte. Hij voelde zich door het buurteam niet serieus genomen. De moeder van klager deelde ook haar zorgen met verweerder. Er waren haar zaken opgevallen toen de dochter van klager enkele dagen bij haar thuis verbleef. Verweerder gaf in dat gesprek aan dat hij contact op zou nemen met Veilig thuis en er bij klager op terug zou komen. Na dit gesprek heeft verweerder overleg gehad met een collega en heeft hij de casus anoniem aan een vertrouwensarts van Veilig thuis voorgelegd. Deze zei hem dat hij geen melding kon doen op basis van eenzijdige informatie, maar dat klager of de grootouders wel een melding konden doen. Verweerder gaf klager op 24 april 2024 een terugkoppeling van dit gesprek. Klager gaf toen aan zelf een melding bij Veilig thuis te hebben gedaan.

3.5 Op 10 juni 2024 ontving verweerder een brief van de vader en vertrouwenspersoon van klager. De vader gaf in deze brief aan zich zorgen te maken over de veiligheid van de drie kinderen. Volgens het verweerschrift heeft verweerder op 10 juni 2024 anoniem overleg met Veilig thuis. Hieruit volgt ook nu weer dat hij geen melding kan doen op basis van eenzijdige informatie. Het advies van Veilig thuis is om de voormalig partner van klager op het spreekuur uit te nodigen. Op 11 juni 2024 heeft verweerder geprobeerd klager telefonisch te bereiken. Dat lukte niet. Verweerder heeft klager een e-mail gestuurd waarin hij schreef dat hij klager heeft geprobeerd te bereiken en dat de situatie zeker zijn aandacht had. Diezelfde dag ontving verweerder een e-mail van klager waarin klager verzoekt om een gesprek met verweerder met klager zelf of zijn vertrouwenspersoon. Klager vermeldt in deze e-mail dat de moeder van de kinderen bezig is de oudste twee kinderen tegen klager op te zetten en dat dit ernstige vormen aanneemt. Zij probeert ook het contact met zijn dochter te beperken. Klager geeft aan meer van verweerder nodig te hebben dan alleen maar aandacht voor de situatie. Op 12 juni 2024 had verweerder telefonisch contact met klager. Verweerder is in dit gesprek teruggekomen op het eerdere gesprek in april en gaf aan niet te kunnen ingaan op de incidenten met de oudere kinderen vanuit zijn beroepsgeheim. Klager gaf aan dat er een gesprek is geweest met Veilig thuis. Ook is er een aanvullende melding gedaan bij Veilig thuis. Er werd aanvankelijk gekeken naar mediation, maar de zaak is verwezen naar de Raad voor de Kinderbescherming. Op 14 juni 2024 ontving verweerder een brief van de vader van klager. Op 25 juni 2024 heeft verweerder op deze brief gereageerd. Hij liet de vader van klager weten dat hij op grond van zijn beroepsgeheim geen informatie kan delen over de situatie van zijn kleinkinderen of over de moeder van de kinderen. Op 2 juli 2014 zond klager een e-mail naar verweerder waarin hij schreef dat zijn dochter gewond is bij haar wenkbrauw en waarin hij vraagt of de moeder met zijn dochter bij verweerder in de praktijk is geweest. Verweerder heeft geprobeerd klager telefonisch te bereiken en toen dat niet lukte, heeft hij hem een e-mail teruggestuurd. Op 27 juni 2024 ontving verweerder een brief van de vader van klager waarin deze meedeelt dat hij zich genoodzaakt voelt om een officiële klacht bij het tuchtcollege in te dienen. Op 3 juli 2024 heeft de vader van klager onderhavige klacht ingediend. Op 4 juli 2024 heeft verweerder een melding gedaan bij Veilig thuis.

4. De klacht en de reactie van de huisarts

4.1 Volgens klager heeft de huisarts onzorgvuldig en onjuist gehandeld. De huisarts heeft niet adequaat gereageerd op signalen. Hij heeft ondanks informatie die hij kreeg en aanhoudend fysiek letsel bij de kinderen aangegeven niet op te treden om verdere verwaarlozing van de kinderen te voorkomen. Hij is daarmee in gebreke gebleven in zijn functie van huisarts. Hoewel klager hem heeft gewezen op zijn plicht en verantwoordelijkheid om geweld en calamiteiten te melden conform de Jeugdwet en de Wet Maatschappelijke ondersteuning heeft hij dit niet gedaan. Hij heeft de situatie gebagatelliseerd en heeft niet gehandeld volgens de op hem van toepassing zijnde meldcode. Bij repliek heeft klager zijn klacht uitgebreid. Door in zijn verweerschrift gebruik te maken van het dossier van klager heeft verweerder de privacy van klager ernstig geschonden.

4.2 De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

5.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.

5.2 In deze zaak is ook de KNMG-meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld uit 2023 van toepassing. Daarin staan 5 stappen beschreven die van belang zijn.

1. Onderzoek en kindcheck;
2. Advies (anoniem) bij Veilig Thuis en bij voorkeur ook bij een collega;
3. Gesprek met betrokkenen;
4.Zo nodig overleg met betrokken professionals;
5. Beslissing over de melding via 5 afwegingsvragen. Deze vragen zijn nader weergegeven in de KNMG-meldcode.

De beoordeling

5.3 Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.4 Anders dan klager is het college van oordeel dat niet gebleken is dat de huisarts onzorgvuldig of onjuist en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Uit de stukken blijkt dat de huisarts gehandeld heeft conform de meldcode door advies te vragen bij de vertrouwensarts van Veilig Thuis. Ook heeft hij overleg met een collega gehad. Hij heeft vervolgens de afweging gemaakt om op dat moment geen melding te doen, maar heeft klager laten weten dat klager zelf wel een melding kon doen. De huisarts was zich er voorts
van bewust dat er andere instanties betrokken waren zoals het buurtteam en later ook de Raad voor de Kinderbescherming. De huisarts is in contact gebleven met klager en heeft klager iedere keer geïnformeerd over zijn acties en afwegingen. Ook heeft hij contact gehad met de voormalig partner van klager, zoals de meldcode voorschrijft en zoals werd geadviseerd door de vertrouwensarts van Veilig Thuis. Dat klager zich onvoldoende gehoord en gesteund voelde door verweerder levert geen tuchtrechtelijk verwijt aan de zijde van verweerder op. Niet gesteld kan worden dat de huisarts onzorgvuldig heeft gehandeld door niet eerder dan op 4 juli 2024 een melding bij Veilig Thuis te doen. Voor de volledigheid merkt het college nog op dat uit het dossier niet blijkt of verweerder het eerdergenoemde advies van Veilig Thuis heeft opgevolgd om de voormalig partner van klager op het spreekuur uit te nodigen. Vermoedelijk zal dit moeten blijken uit het dossier van de ex-partner, dat in deze procedure niet beschikbaar is. Aangezien het college dit punt in het geheel niet van doorslaggevende betekenis acht, laat het dit in de beoordeling verder buiten beschouwing.

5.5 Ook de klacht die bij repliek is ingediend kan niet slagen. Klager verwijt de huisarts dat hij de privacy van klager heeft geschonden door in zijn verweerschrift gebruik te maken van het medisch dossier van klager. In het tuchtrecht mag een beklaagde medische gegevens van een klager overleggen om zichzelf te verweren tegen een klacht. Het door verweerder overlegde dossier van klager laat de contacten zien die er geweest zijn tussen klager en verweerder en geeft een beeld van de acties van verweerder. Ook in dit opzicht heeft verweerder geen grens overschreden.

Slotsom
5.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 20 maart 2025 door P.A.H. Lemaire, voorzitter,

R.M. Oosterhout en J.Gietema, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door K.M. Dijkman, secretaris.

secretaris voorzitter

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.