ECLI:NL:TGZRZWO:2025:29 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7552

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2025:29
Datum uitspraak: 14-03-2025
Datum publicatie: 21-03-2025
Zaaknummer(s): Z2024/7552
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Volgens de klacht heeft de verzekeringsarts geen objectieve sociaal-medische beoordeling gedaan in het kader van de Einde Wachttijd WIA, komt die beoordeling niet overeen met het medisch onderzoeksverslag en bevat het verdraaiingen en onjuistheden. Hiervoor is geen enkele aanwijzing. In de beoordeling is gangbare medische terminologie gebruikt, zonder ongebruikelijke of onjuiste formuleringen; de inhoud is gebaseerd op feitelijke constateringen gedaan bij eerdere medische onderzoeken. Klacht is kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 14 maart 2025 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

tegen

C,

verzekeringsarts,

destijds werkzaam in D,

verweerster, hierna ook: de verzekeringsarts,

gemachtigde: E, werkzaam in F.

1. De zaak in het kort

1.1 Klager heeft zich op 17 augustus 2022 ziekgemeld. Op 18 juli 2024 heeft de verzekeringsarts de beoordeling in het kader van de Einde Wachttijd Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) uitgevoerd. Klager is van mening dat er sprake is van een subjectieve beoordeling en dat er onwaarheden en verdraaiingen in het medisch onderzoeksverslag staan.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 26 augustus 2024;
  • de brief aan klager van 10 september 2024;
  • het aanvullende klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 18 september 2024;
  • het verweerschrift met de bijlagen;
  • het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 23 januari 2025.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten

3.1 Klager, geboren in 1975, heeft zich op 17 augustus 2022 vanuit een Werkloosheidsuitkering ziekgemeld. Op 9 februari 2023 is de sociaal-medische beoordeling in het kader van een eerstejaars Ziektewetbeoordeling opgemaakt. Bij de medische overwegingen is wat belastbaarheid betreft geoordeeld dat klager door klachten beperkt in zijn functioneren was, met name door beperkingen in de rug en de rechterknie. Op 6 juni 2024 heeft klager een WIA-uitkering aangevraagd.

3.2 Op 18 juli 2024 heeft de verzekeringsarts de beoordeling in het kader van de Einde Wachttijd WIA uitgevoerd. In haar sociaal-medische beoordeling heeft de verzekeringsarts onder meer genoteerd dat klager uitviel voor zijn functie met dezelfde problematiek als waarvoor hij eerder is uitgevallen en, zo noteerde zij, “nu spelen ook klachten van de rechter heup en knieën.” Zij heeft medische informatie opgevraagd en geeft als samenvatting van de journaalregels en informatie van de orthopeed, neuroloog en revalidatiearts:

Geen afwijkingen MRI geen artrose, geen HNP geen wortelbeinvloeding anderszins. Heup: GTPS Knie tendinitis Geen afwijkingen bloedonderzoek (behalve gamma GT), negatieve ANA factor.”

Als diagnose staat vermeld: “rugpijn aspecifiek chronisch” en “knieklachten”.

Bij haar overwegingen noteert de verzekeringsarts dat “uit onderzoeken van de neuroloog, reumatoloog en orthopeed, geen afwijkingen werden gevonden. Er bleek met aanvullende onderzoeken geen artrose, geen HNP of andere aandoening met zenuwbeklemming. Zodoende blijkt dan ook geen anatomisch substraat voor de door hem ervaren belemmeringen. Ook met eigen bevindingen blijkt, behalve dat betrokkene weldoorvoed is met een BMI >30, er geen bewegingsbeperking te bestaan. Het overgewicht en de inactiviteit van betrokkene draagt bij aan de door hem ervaren (pijn)klachten.”

3.3 Bij Algemene indruk staat vermeld:

Klant maakt geen zieke indruk, ziet er overeenkomstig de kalenderleeftijd uit en heeft een verzorgd uiterlijk. Hij heeft een normale lichaamsbouw en voedingstoestand.”

3.4 De conclusie in de beoordeling luidt:

Bij conditionering en lifestyle aanpassingen zal de belastbaarheid binnen een jaar fors zijn toegenomen.”

4. De klacht en de reactie van de verzekeringsarts

4.1 Klager verwijt de verzekeringsarts dat:

  1. zij geen objectieve beoordeling heeft gedaan in het kader van de Einde Wachttijd WIA;
  2. haar sociaal-medische beoordeling niet overeenkomt met het medisch onderzoeksverslag van 13 augustus 2024 en het bevat verdraaiingen en onjuistheden, zoals:

1. dat er geen sprake is van een bewegingsbeperking, terwijl klager duidelijk last van zijn rug en heup heeft door te lang zitten;
2. dat klager geen zieke indruk maakt en geen beperkingen heeft, terwijl hij op het spreekuur heeft getoond dat hij niet goed kon hurken;
3.“Nu spelen OOK klachten van de rechter heup en knieen”, met nadruk op ‘ook’ terwijl klager al jarenlang klachten aan zijn heup, rug en knieën heeft en deze klachten zijn verergerd;
4.feiten die zijn verdraaid door te stellen dat er geen bewijzen zijn voor de door klager ervaren belemmeringen;
5.de foutieve diagnose dat klager weldoorvoed is met een BMI >30 terwijl de BMI <30 is en klager bijna geen overgewicht heeft. Gesteld wordt dat de beperkingen mede komen door overgewicht en inactiviteit, maar van beide is geen sprake. Klager heeft een normaal, atletisch postuur. Hij is als gevolg van zijn beperkingen wat kilo’s aangekomen; dit is niet de oorzaak daarvan;
6.dat klager geen goed dag- en nachtritme heeft, terwijl hij daar geen problemen mee heeft. En dat werken gezondheidsbevorderend is, terwijl dit voor klager niet geldt: hij is vanwege rug- en heupklachten bij 3 andere werkgevers uitgevallen;
7.dat de belastbaarheid van klager binnen een jaar fors zal zijn toegenomen. Dit klopt niet en is onmogelijk te voorspellen: klager eet gezond, beweegt en probeert al lang oefeningen van de fysiotherapeut en orthopeed te doen..

4.2 De verzekeringsarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

5.1 De vraag is of de verzekeringsarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verzekeringsarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de verzekeringsarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

5.2 Het college oordeelt dat de verzekeringsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De verzekeringsarts heeft in haar rapportage gebruikelijke medische terminologie gebruikt en er zijn geen aanwijzingen dat er
verdraaiingen of onjuistheden in de rapportage staan vermeld. Klachtonderdeel a) geen objectieve beoordeling

5.3 Het college ziet in de rapportage geen enkele aanwijzing dat de verzekeringsarts niet objectief zou hebben geoordeeld. De verzekeringsarts heeft in haar rapportage relevante informatie uit de medische voorgeschiedenis van klager aangehaald. Haar conclusie is mede gebaseerd op haar eigen waarnemingen en wordt ondersteund door de eerdere bevindingen van de betrokken artsen. Er is geen enkele aanwijzing die zou kunnen leiden tot het oordeel dat de verzekeringsarts bij het opstellen van haar rapportage niet objectief zou zijn geweest.

Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel b) de sociaal-medische beoordeling is niet conform het medisch onderzoeksverslag van 13 augustus 2024 en bevat verdraaiingen en onjuistheden
5.4 Klager verwijt de verzekeringsarts dat zij niet heeft voldaan aan het eerste criterium van de vijf eisen die volgens vaste jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg aan een rapportage worden gesteld. Dit criterium houdt in dat het rapport de feiten, omstandigheden en bevindingen vermeldt waarop het berust. Voor zover klager zich er niet in kan vinden dat in de rapportage niet woordelijk staat vermeld wat tijdens het spreekuur naar voren is gebracht, wordt opgemerkt dat de verslaglegging op gangbare en geaccepteerde wijze heeft plaatsgevonden. Een letterlijke weergave is niet gebruikelijk en kan evenmin van de verzekeringsarts worden verlangd. Van verdraaiingen of onjuistheden is niet gebleken. Uit de klacht blijkt verder dat klager zich niet kan vinden in de woordkeuze in de rapportage; hij heeft ter ondersteuning van dit verwijt een aantal woorden en uitlatingen aangehaald. Het college merkt op dat de verzekeringsarts zich heeft bediend van gangbare medische terminologie en dat de inhoud is gebaseerd op feitelijke constateringen gedaan bij eerdere medische onderzoeken. Het college ziet in de rapportage geen ongebruikelijke of onjuiste formuleringen die tot enig tuchtrechtelijk verwijt zouden kunnen leiden. De overige zeven punten die klager in zijn klacht heeft benoemd, behoeven geen specifieke bespreking en kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Het college is van oordeel dat de rapportage voldoet aan hetgeen van de verzekeringsarts mocht worden verwacht.
Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Slotsom
5.5
Uit de overwegingen hiervoor volgt dat beide onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 14 maart 2025 door E.A. Messer, voorzitter,

F.J. Perquin en H. Donkers, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris.

secretaris voorzitter



Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.