ECLI:NL:TGZRAMS:2025:66 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7661
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:66 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-03-2025 |
Datum publicatie: | 25-03-2025 |
Zaaknummer(s): | A2024/7661 |
Onderwerp: | Grensoverschrijdend gedrag |
Beslissingen: |
|
Inhoudsindicatie: | Gegronde klacht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd tegen een verpleegkundige. Het college onderschrijft het betoog van de IGJ dat het gedrag van de verpleegkundige dermate grensoverschrijdend is, dat dit ernstig in strijd is met de professionaliteit die van iedere redelijk handelende verpleegkundige verwacht mag worden. De verpleegkundige heeft door zijn handelen het vertrouwen van de cliënten die zich in een kwetsbare positie bevonden, ernstig geschaad. Het college constateert dat er sprake is van een patroon in het handelen van de verpleegkundige waarin hij herhaaldelijk de grenzen van het toelaatbare opzoekt en daar vervolgens overheen gaat. De verpleegkundige heeft weliswaar erkend dat hij (wellicht) anders had moeten handelen, maar het college heeft niet de indruk dat de verpleegkundige zich voldoende realiseert welke impact zijn handelen heeft gehad dan wel had kunnen hebben op patiënten. Het enkele gegeven dat de verpleegkundige nu niet in het BIG-register staat ingeschreven, biedt geen bescherming voor het geval de verpleegkundige toch weer in de zorg zou gaan werken. Volgt doorhaling inschrijving in het BIG-register en verbod tot wederinschrijving. |
A2024/7661
Beslissing van 25 maart 2025
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 25 maart 2025 op de klacht van:
de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd,
gevestigd in Utrecht,
klaagster, hierna: de inspectie,
vertegenwoordigd door: A. Wijma en mr. M.E. Oosting, werkzaam in Utrecht,
tegen
A,
verpleegkundige,
destijds werkzaam in B,
verweerder, hierna ook: de verpleegkundige,
gemachtigde: mr. G.P. Wempe.
1. De zaak in het kort
1.1 Verpleegkundige werkt sinds 1981 in de zorg en sinds juli 2017 bij C (hierna:
zorgaanbieder). De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: IGJ) ontving in 2023
meerdere meldingen ten aanzien van het seksueel grensoverschrijdende gedrag van de
verpleegkundige richting cliënten. Naar aanleiding van deze meldingen is de IGJ een
onderzoek gestart.
1.2 Op 23 september 2024 heeft de IGJ een klacht ingediend bij het college. De klacht betreft het verwijt dat de verpleegkundige meerdere malen seksueel grensoverschrijdend heeft gehandeld of seksueel grensoverschrijdende opmerkingen heeft gemaakt tijdens zijn werkzaamheden als verpleegkundige. De IGJ heeft het college verzocht om een maatregel op te leggen die past bij de ernst van het norm overschrijdend gedrag, zoals een verbod op wederinschrijving.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is. Omdat de verpleegkundige inmiddels niet meer staat ingeschreven in het BIG-register, legt het college aan de verpleegkundige de maatregel op van ontzegging van het recht om wederom als verpleegkundige in het BIG-register te worden ingeschreven. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna ligt het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 24 september 2024;
- het verweerschrift.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 11 februari 2025. De verpleegkundige is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens de IGJ zijn er twee gemachtigden verschenen. De verpleegkundige en de gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van de IGJ heeft haar pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 De IGJ ontving in 2023 meerdere meldingen over de verpleegkundige. Op
16 juni 2023 ontving de IGJ een melding van de zorgaanbieder over geweld in de zorgrelatie.
Deze melding betrof seksueel grensoverschrijdend gedrag van de verpleegkundige richting
een cliënte. De IGJ ontving op 24 augustus 2023 een verplichte melding van het ontslag
van de verpleegkundige wegens seksueel grensoverschrijdend gedrag richting meerdere
cliënten. De laatste melding van 6 september 2023 kwam van het Openbaar Ministerie,
dat een strafrechtelijk onderzoek was gestart naar seksueel grensoverschrijdend gedrag
in de zorg door de verpleegkundige.
3.2 De IGJ heeft de meldingen nader onderzocht, heeft de verpleegkundige meerdere malen gehoord en de bevindingen vastgelegd in een rapport van 21 juni 2024. Het onderzoek en de resultaten daarvan hebben geleid tot het indienen van de onderhavige tuchtklacht.
3.3 Verpleegkundige was bij de zorgaanbieder werkzaam tijdens de nachtdiensten volgens een schema van een week op en een week af en was tijdens deze werkzaamheden als enige op de afdeling aanwezig.
3.4 Op 11 juni 2023 vertelde een cliënte (hierna: de cliënte) van zorgaanbieder aan een zorgverlener over het seksueel grensoverschrijdend gedrag van de verpleegkundige jegens haar. Een dag later vertelde de cliënte ditzelfde aan een andere zorgverlener. Van dit gestelde gedrag van de verpleegkundige heeft de cliënte aangifte gedaan bij de politie.
3.5 De cliënte vertelde dat de verpleegkundige seksueel getinte opmerkingen maakte zoals “lekker wijf” en dat de verpleegkundige zich tot haar aangetrokken voelde. De verpleegkundige deelde persoonlijke en intieme details over zijn seksleven met de cliënt. De verpleegkundige had haar verteld dat hij een stijve van haar kreeg en zich dan bevredigde op het toilet. De cliënte vertelde ook dat de verpleegkundige haar had verzocht haar shirt tot halverwege haar borsten omhoog te doen, wat verder was dan noodzakelijk voor de verpleegkundige handeling. De verpleegkundige lag soms op het bed van de cliënte, betastte eenmaal haar borsten en been, liet zijn geslachtsdeel zien en liet zien dat hij een roze string over zijn broek droeg.
3.6 De verpleegkundige erkent in gesprekken met de IGJ en ook ter zitting een deel van voornoemde handelingen, maar licht toe dat die voortkwamen uit de goede band die hij opbouwde met zijn cliënten. Volgens de verpleegkundige waren sommige van de opmerkingen en/of aanrakingen uit zijn verband getrokken of anders bedoeld. De cliënte had de verpleegkundige verteld over haar seksuele trauma’s en de verpleegkundige dacht dat het aantrekken van een “wimpie” (dit is een broekje die enkel om de penis zit en op zijn plek wordt gehouden door een koord om de middel) haar wel aan het lachen zou maken.
3.7 De verpleegkundige deelde ook gebeurtenissen met de cliënte over andere cliënten. Zo vertelde de verpleegkundige dat hij een voormalige, palliatieve cliënte tijdens haar stervensfase had bevredigd. De verpleegkundige verklaarde later tegen de IGJ en ter zitting dat hij dit enkel als advies had gegeven, maar dat die cliënte zichzelf had bevredigd. De verpleegkundige vertelde tegen de cliënte dat hij tegen een ander cliënte had gezegd dat hij haar bh mooi vond en liet daarop zijn onderbroek zien, omdat deze dezelfde kleur had. Tegen de IGJ verklaarde de verpleegkundige dat deze handeling niets seksueels in zich had en dat dit tot zijn “openheid” gerekend moest worden. De verpleegkundige verklaarde dat hij dit alles vertelde aan de cliënte met het idee om haar beeld van seks positief te beïnvloeden.
3.8 Uit het onderzoek van de zorgaanbieder komt naar voren dat ook collega’s van mening zijn dat de verpleegkundige jegens hen grensoverschrijdend handelde. Meerdere zorgverleners verklaarden dat de verpleegkundige wel veel over zijn privéleven vertelde, dat hij seksuele opmerkingen maakte tegen vrouwelijke collega’s over hun borsten en dat hij vertelde dat hij een erectie van ze kreeg (waaronder tegen een leerling-verpleegkundige).
3.9 De verpleegkundige kan zich deze opmerkingen niet letterlijk meer herinneren, maar erkent wel dat hij dergelijke opmerkingen kan hebben gemaakt. Hij bedoelt dit allemaal als grapjes maar ziet later wel in dat dit niet echt hele leuke grapjes zijn. Hij erkent dat hij wellicht wat open is geweest over privé dingen, maar vindt dit juist ook zijn sterkte. Hij stelt in het gesprek met de IGJ maar ook ter zitting dat als iemand daar moeite mee heeft, die persoon dat altijd kan zeggen.
3.10 De verpleegkundige is sinds 26 november 2023 niet meer ingeschreven in het BIG-register,
omdat hij zijn herschrijving heeft laten verlopen. De verpleegkundige is op
1 december 2023 met prepensioen gegaan nadat zijn arbeidsovereenkomst bij de zorgaanbieder
wegens disfunctioneren door de kantonrechter is ontbonden. Hij heeft berust in die
ontbinding door de rechter.
4. De klacht en de reactie van de verpleegkundige
4.1 Klaagster verwijt de verpleegkundige dat hij de professionele grenzen die hij
in acht
behoort te nemen heeft overschreden door seksueel grensoverschrijdende opmerkingen
en gedragingen jegens cliënten. Daarbij is hij zijn rol als verpleegkundige te buiten
gegaan en is verder in de privésfeer van cliënten doorgedrongen dan voor de zorg noodzakelijk
was.
4.2 De verpleegkundige voert verweer, maar erkent dat de verwijten op onderdelen
terecht zijn. Mocht het college tot een gegrondverklaring komen, dan verzoekt hij
te volstaan met een berisping.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de verpleegkundige de zorg heeft verleend die van hem verwacht
mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verpleegkundige.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Relevant in dit verband zijn de Beroepscode van
Verpleegkundigen en Verzorgenden (2015) en de brochure van de IGJ “Het mag niet het
mag nooit” (2016).
Beoordeling van de klacht
5.2 Van meerdere gedragingen en uitlatingen van de verpleegkundige (die naar het
oordeel van het college zijn aan te merken als grensoverschrijdend) is vast komen
te staan dat deze zijn gemaakt. Zowel in de gesprekken met de IGJ als ter zitting
verklaart de verpleegkundige bevestigend op een aantal verweten opmerkingen en gedragingen.
Ter zitting voegt de verpleegkundige er nog aan toe dat hij met betrekking tot het
op bed zitten, het laten zien van foto’s en het maken van opmerkingen over bh’s, erkent
dat dit getuigde van te weinig distantie. De verpleegkundige heeft erkend dat hij
seksuele uitlatingen naar cliënten en collega’s heeft gedaan, maar stelt dat deze
uitspraken uit de context zijn getrokken en ten onrechte in een (verwijtbare) seksueel
geladen context zijn geplaatst. De verpleegkundige geeft als verklaring dat hij dit
allemaal heeft gedaan om de cliënte te helpen bij het verwerken van haar seksuele
trauma’s.
Tussen partijen is in ieder geval niet in geschil dat de volgende uitlatingen/handelingen
zijn gedaan/verricht:
- Het aantrekken van een “wimpie”;
- De opmerking “lekker wijf”;
- Op het bed van cliënte gaan zitten/liggen;
- Het laten zien van foto’s van lingerie;
- Opmerkingen over de kleur van de bh, te weinig distantie;
- Het geven van seksueel advies, te weinig distantie.
De overige verweten gedragingen en/of uitlatingen heeft de verpleegkundige ontkend.
Het college heeft, gelet op zijn proceshouding en de aard van het verweer van de verpleegkundige
op deze punten, weliswaar ernstige twijfel over de ontkenning maar kan van de juistheid
van deze verwijten niet uitgaan omdat steunbewijs ontbreekt.
5.3 De verpleegkundige stelt dat hij de door hem erkende handelingen en uitlatingen alleen maar heeft gedaan om cliënte te helpen en dat zijn goede intenties helaas verkeerd zijn overgekomen. Het college kan hem daarin niet volgen en is van oordeel dat de verpleegkundige ten minste het risico heeft aanvaard dat deze uitlatingen door de cliënten en door zijn collega’s anders zouden kunnen worden opgevat als door de verpleegkundige, naar eigen zeggen, bedoeld. Dat de cliënten en collega’s het, zeker door het repeterend karakter van de uitlatingen (er is sprake van een patroon), ook daadwerkelijk als seksueel grensoverschrijdend hebben opgevat, acht het college bepaald invoelbaar en begrijpelijk. Dat de verpleegkundige, ondanks zijn zeer ruime ervaring, dit niet vooraf (of in ieder geval tijdig) heeft onderkend en dus heeft afgezien van deze handelingen en uitlatingen, is ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar.
5.4 Ter zitting blijkt de verpleegkundige nog altijd niet te kunnen of te willen begrijpen dat de cliënten die aan zijn zorg worden toevertrouwd in een afhankelijke positie zitten. De verpleegkundige is in de nacht werkzaam en is de enige zorgverlener die cliënten kunnen bellen als zij hulp nodig hebben. Dit maakt cliënten extra kwetsbaar, maar deze afhankelijkheidsrelatie lijkt de verpleegkundige geheel te ontgaan.
5.5 Het omschreven handelen is ontoelaatbaar in de zorgrelatie, waar sprake is van een ongelijkheidsrelatie tussen de verpleegkundige en de aan zijn zorg toevertrouwde cliënten. Dat klemt te meer, nu de cliënte een indicatie had van ‘hoog complex’ omdat zij een achtergrond had van een posttraumatische stressstoornis als gevolg van seksueel trauma. Extra belastend (en daarmee verwijtbaar) is voorts dat de verweten gedragingen plaatsvonden tijdens de nachtdienst van de verpleegkundige als er geen andere zorgverleners aanwezig zijn op de afdeling.
5.6 Dit vindt ook bevestiging in de reacties van andere cliënten op het gedrag van de verpleegkundige. Zij hadden een zodanig onveilig gevoel dat zij zich genoodzaakt voelden om (voorzorgs)maatregelen te nemen. Zoals het in de nacht plaatsen van een stoel tegen de deur van de kamer (zodat de cliënte zou horen als de verpleegkundige binnenkwam) of het innemen van kalmeringsmiddelen om rustig te kunnen blijven.
5.7 Het verweer van de verpleegkundige dat hij met deze uitlatingen en gedragingen de cliënten meende te helpen treft geen doel. Ook als het college uit zou gaan van deze intentie heeft zijn handelen angstgevoelens bij de cliënten veroorzaakt en is daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dat klemt te meer nu de verpleegkundige met deze door hem gestelde ‘hulp’ en ‘adviezen’ de grenzen van zijn deskundigheid ver heeft overschreden. Zeker bij de cliënte die door seksuele trauma’s op dit terrein extra kwetsbaar was.
5.8 Het college begrijpt niet dat de verpleegkundige, met meer dan 40 jaar ervaring in de zorgverlening, zich van dit alles niet bewust was. De verpleegkundige heeft in de tuchtprocedure ook geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die het college aanleiding geven om anders te oordelen. Hij geeft aan dat een cliënt de grenzen moet aangeven wat niet strookt met een professioneel inzicht en de bijbehorende attitude. Hij geeft ter zitting aan dat hij de zorgrelatie ziet als een gelijkwaardige relatie waarmee hij voorbijgaat aan de afhankelijkheid in de zorgrelatie en de noodzakelijke professionele distantie. Op de werkvloer werd geen intervisie verricht en ook ter zitting was sprake van onvoldoende zelfinzicht en reflectie.
5.9 Het college onderschrijft het betoog van de IGJ dat het gedrag van de verpleegkundige dermate grensoverschrijdend is, dat dit ernstig in strijd is met de professionaliteit die van iedere redelijk handelende verpleegkundige verwacht mag worden. Cliënten die hulp zoeken moeten te allen tijde kunnen vertrouwen op veilige zorg van goede kwaliteit. De verpleegkundige heeft door zijn handelen het vertrouwen van de cliënten die zich in een kwetsbare positie bevonden, ernstig geschaad.
Slotsom
5.10 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht gegrond is.
Maatregel
5.11 Bij het beantwoorden van de vraag welke maatregel passend en geboden is, vindt
het college het volgende van belang. Het college is van oordeel dat het gedrag van
de verpleegkundige hem ernstig te verwijten valt. Voor de veiligheid en het welzijn
van patiënten is het noodzakelijk dat een zorgverlener de professionele grenzen van
de beroepsgroep respecteert en in acht neemt. Het college constateert dat er sprake
is van een patroon in het handelen van de verpleegkundige waarin hij herhaaldelijk
de grenzen van het toelaatbare opzoekt en daar vervolgens overheen gaat. De verpleegkundige
heeft zijn professionele grenzen in ernstige mate overschreden en dat terwijl hij
al jarenlang als verpleegkundige werkzaam was en dus beter had moeten weten.
5.12 Het college deelt de zorgen van de IGJ over het gebrek aan reflecterend en lerend vermogen van de verpleegkundige. Het college is er niet van overtuigd geraakt dat de verpleegkundige voldoende besef heeft van de betekenis van de geldende beroepsnormen en omgangsnormen in het algemeen, door de bagatelliserende houding van de verpleegkundige en het gebrek aan reflecterend vermogen. De verpleegkundige heeft weliswaar erkend dat hij (wellicht) anders had moeten handelen, maar het college heeft niet de indruk dat de verpleegkundige zich voldoende realiseert welke impact zijn handelen heeft gehad dan wel had kunnen hebben op patiënten.
5.13 Het enkele gegeven dat de verpleegkundige nu niet in het BIG-register staat
ingeschreven, biedt geen bescherming voor het geval de verpleegkundige toch weer in
de zorg zou gaan werken. Alles overziend acht het college de maatregel van ontzegging
van het recht om wederom als verpleegkundige in het BIG-register te worden ingeschreven
passend en noodzakelijk om de veiligheid van zorgvragers te waarborgen.
Publicatie
5.14 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen
belang is erin gelegen dat andere zorgverleners mogelijk iets van deze zaak kunnen
leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen
of instanties herleidbare gegevens.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond;
- beveelt de doorhaling van de inschrijving van de verpleegkundige in het register
dan wel
ontzegt de verpleegkundige, voor het geval hij op het moment van onherroepelijk
worden van deze beslissing niet is ingeschreven in het register, het recht om weer
in dit register te worden ingeschreven;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding
van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden
bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften V&VN Magazine,
Nursing en TvZ verpleegkunde in praktijk en wetenschap.
Deze beslissing is gegeven door A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter, L.W.M. Creemers,
lid-jurist, W.M.E. Bil, W.J. van der Meer en I.M. Bonte, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door S. Verdaasdonk, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025.