ECLI:NL:TGZRZWO:2025:31 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7263

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2025:31
Datum uitspraak: 14-03-2025
Datum publicatie: 21-03-2025
Zaaknummer(s): Z2024/7263
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen arts dat hij in zijn oordeel over de arbeidsgeschiktheid van klager geen medische informatie bij de behandelende artsen heeft opgevraagd, dan wel met die informatie geen rekening heeft gehouden, en dat hij een verkeerd advies heeft gegeven. De informatie is wel opgevraagd en is meegewogen. Klacht kennelijk ongegrond.

Z2024/7263

Beslissing van 14 maart 2025

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 14 maart 2025 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

gemachtigde: mr. C.A.M.J.M. Joosten, werkzaam in Venlo,

tegen

C,

arts,

destijds werkzaam in D,

verweerder, hierna ook: de arts,

gemachtigde: mr. W.S. Oostveen-Kouwenhoven, werkzaam in Amsterdam.

1. De zaak in het kort

1.1 Klager heeft zich na een anderhalf jaar durende verzuimperiode vanwege een arbeidsongeval op 1 januari 2023 beter gemeld. Op 31 januari 2023 berichtte de werkgever aan klager dat hij zou worden ontslagen vanwege het ontbreken van interne mogelijkheden. De volgende dag – binnen een maand na hersteldverklaring – heeft klager zich ziekgemeld. Klager was onder behandeling van een orthopedisch arts in het buitenland. Verweerder werd voor de verzuimbegeleiding bij klager betrokken. In afwachting van het opvragen van medische informatie aan de behandelend orthopedisch arts oordeelde hij dat klager in staat was viermaal per week voor een aantal uren lichte, aangepaste werkzaamheden uit te voeren. Klager was het daarmee niet eens en is niet op het werk verschenen. Hierop is een loonstop doorgevoerd en een ontslagprocedure gestart.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 6 juni 2024;
  • de brief aan de gemachtigde van klager d.d. 21 juni 2024;
  • het aanvullende klaagschrift met de bijlage, ontvangen op 28 juni 2024;
  • de bijlagen van de gemachtigde van klager, vertaald uit het E ontvangen op 5 augustus 2024;
  • het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 23 augustus 2024;
  • de repliek, ontvangen op 10 oktober 2024;
  • de dupliek, ontvangen op 5 november 2024;
  • het bedrijfsgeneeskundig dossier, ontvangen op 24 januari 2025.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten

3.1 Klager, geboren in 1964, heeft zich op 1 februari 2023 ziekgemeld. Deze ziekmelding volgde op een verzuimperiode van 20 mei 2021 tot 1 januari 2023 vanwege een arbeidsongeval (snijverwonding aan de dominante hand).

3.2 De werkgever heeft klager op 31 januari 2023 laten weten dat zijn dienstverband zou worden beëindigd vanwege het ontbreken van interne mogelijkheden. De volgende dag heeft klager zich ziekgemeld. Klager is woonachtig in het buitenland en was daar bij een orthopedisch arts onder behandeling. In zijn brief van 4 mei 2023 heeft de orthopedisch arts vermeld dat klager al lange tijd lijdt aan een chronische lumbalgie, degeneratieve veranderingen van de lendenwervelkolom, arthropathica urica (jicht) met betreffende gewrichtsveranderingen van de vingers en een functiebeperking van de rechterelleboog. Er is sprake van een volledige destructie van het linkerheupgewricht en middelmatige degeneratieve veranderingen van de linkerheup. De orthopedisch arts heeft klager op

7 februari 2023 volledig arbeidsongeschikt geacht tot in ieder geval 27 februari 2023 en die periode daarna een aantal maal verlengd tot uiteindelijk in ieder geval 22 mei 2024.

3.3 Klager kwam voor de verzuimbegeleiding via zijn werkgever bij verweerder op consult. Verweerder was door zijn werkgever uitgeleend aan F en werkte daar onder supervisie van een bedrijfsarts. Hij heeft klager viermaal op zijn spreekuur gezien, voor het laatst op 16 mei 2023.

3.4 Op het consult van 7 februari 2023 achtte verweerder klager ongeschikt om zijn eigen werkzaamheden te verrichten, in alle deeltaken en in volle omvang. Hij achtte klager

– in het kader van zijn re-integratie – wel in staat om viermaal per week aangepaste, lichte werkzaamheden te verrichten, met als einddoel ‘werkhervatting in de eigen functie met aanpassingen’.

3.5 Bij het consult op 7 maart 2023 constateerde verweerder dat de beperkingen van klager medisch van aard zijn en dat het de verwachting was dat een gerichte medische ingreep zou volgen. Klager zou daarna minder belastbaar zijn. Verweerder adviseerde in zijn rapportage:
Om een goed advies te kunnen geven zal ik medische informatie opvragen. Tot die tijd acht ik werknemer wel in staat op het werk aanwezig te zijn en zittend werk uit te voeren. Strikt genomen geldt hier geen urenbeperking voor maar start bijvoorbeeld met 4x2-3 u. Werknemer is niet in staat fysiek werk uit te voeren. Bij goed beloop kan wekelijks worden uitgebreid met 1u per dag.

3.6 In zijn rapportage naar aanleiding van het consult op 18 april 2023 schreef verweerder dat de beperkingen ongewijzigd waren en dat de belastbaarheid van klager iets was afgenomen. Hij adviseerde:
Ik acht werknemer nu wel in staat aangepast werk, dan wel passende taken uit te voeren, rekening houdende met de beperkingen. Start met 3x2u, eventueel op een later moment op de dag. Bij goed beloop, tweewekelijks opbouwen met 1u per dag. Blijf onderling evalueren en maak zo nodig aanpassingen. Er volgt een gerichte medische ingreep, het is nog niet duidelijk wanneer.”

3.7 Het UWV heeft op verzoek van de werkgever een deskundigenoordeel uitgevoerd om te bepalen of klager zich voldoende aan zijn re-integratieplicht hield. De verzekeringsarts heeft geoordeeld dat klager kan re-integreren, waarop de werkgever klager bij brief van 2 mei 2023 heeft laten weten dat hij op 4 mei 2023 op het werk werd verwacht voor het verrichten van aangepaste werkzaamheden. Als klager zich daar niet aan zou houden, zou de sanctie een loonstop en mogelijk ontslag zijn. Klager is op 4 mei 2023 niet op zijn werk verschenen, waarna de werkgever een ontslagprocedure is gestart.

3.8 Op het consult van 16 mei 2023 heeft verweerder vastgesteld dat klager de volgende dag een medische ingreep zou ondergaan, waardoor klager voorlopig volledig arbeidsongeschikt werd geacht. Verweerder adviseerde de situatie na 8 tot 10 weken te evalueren. Bij normaal beloop was de prognose een volledige werkhervatting.

4. De klacht en de reactie van de arts

4. Klager verwijt verweerder dat hij:

  1. voor zijn oordeel over de arbeidsgeschiktheid van klager geen medische informatie bij zijn behandelende artsen heeft opgevraagd, dan wel met die informatie geen rekening heeft gehouden. Klager heeft geen medische machtiging ter ondertekening ontvangen en betwijfelt of verweerder contact met zijn behandelend orthopedisch arts heeft opgenomen. Dit is in ieder geval niet gebeurd vóór 24 maart 2023 terwijl verweerder daarvoor wel oordeelde dat klager werkzaamheden kon verrichten;
  2. verkeerd heeft geadviseerd over de inzetbaarheid van klager tijdens diens re-integratieperiode; als verweerder het oordeel van de behandelend orthopedisch arts bij zijn oordeel had betrokken, dan was het salaris van klager niet stopgezet vanwege het niet op zijn werk verschijnen. Hij heeft klager ten onrechte mogelijkheden voor werkzaamheden toegeschreven. Klager kon niet langer dan 30 minuten staan/zitten en moest regelmatig ligpauzes inlassen. Daarom waren een vierdaagse werkweek van 4 uur, of 2 tot 3 uur, of een driedaagse werkweek van 2 uur voor hem onmogelijk.

4.2 De arts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college


De criteria voor de beoordeling

5.1 De vraag is of verweerder de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende arts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor verweerder geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

5.2 Het college oordeelt dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, maar op gangbare wijze tot een arbeidsgeneeskundig oordeel over de belastbaarheid van klager is gekomen.


Klachtonderdeel a) geen medische informatie bij behandelaren opvragen dan wel geen rekening daarmee houden

5.3 Verweerder beschikte bij het eerste consult van klager, op 7 februari 2023, over de medische informatie van de behandelend orthopedisch arts. Verweerder heeft klager ongeschikt geacht om zijn eigen werkzaamheden te verrichten, in alle deeltaken en in volle omvang, maar hij achtte klager wel geschikt voor aangepaste werkzaamheden. Op het consult van 7 maart 2023 heeft verweerder gemeld dat hij voor een goed medisch advies aanvullende informatie nodig had; die heeft hij telefonisch bij de behandelend arts opgevraagd. Het college is van oordeel dat verweerder adequaat heeft gehandeld. Hij heeft kennisgenomen van de beschikbare medische informatie en waar nodig bij de behandelende sector extra informatie opgevraagd. Verweerder heeft ook na het eerste consult geoordeeld dat klager ongeschikt was voor zijn eigen werk maar wel voor aangepast werk, daarbij rekening houdend met de beperkingen van klager. Uit de rapportage van verweerder blijkt dat hij alle beschikbare medische informatie heeft gewogen. Uit de omstandigheid dat zijn oordeel over de arbeidsgeschiktheid van klager anders luidde dan dat van de behandelend orthopeed blijkt niet het tegendeel. Verweerder hoefde zich niet te conformeren aan het oordeel van de behandelend orthopeed. Overigens merkt het college nog op dat de behandelend orthopeed in zijn brief van 25 september 2023 zijn visie op de arbeidsongeschiktheid van klager heeft genuanceerd in de zin dat hij klager wel in staat achtte tot lichte activiteiten, maar 'niet in productie'. Dit komt overeen met het oordeel van verweerder. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel b) verkeerd advies

5.4 Het college merkt op dat de buitenlandse en de Nederlandse beoordelingssystematiek van arbeidsongeschiktheid van elkaar verschillen. Klager werkte voor een Nederlandse werkgever in Nederland zodat het Nederlandse systeem van beoordelen bepalend is. Voor zover verweerder en de behandelende buitenlandse orthopedisch arts zich verschillend over de arbeidsgeschiktheid van klager hebben uitgelaten, maakt dat het oordeel van verweerder niet onjuist. Verweerder heeft een zelfstandige beoordelingsplicht. Hij heeft in termen van specifieke beperkingen en restmogelijkheden gerapporteerd en is in overeenstemming daarmee – op gangbare arbeidsgeneeskundige wijze – tot zijn oordeel over de belastbaarheid van klager gekomen.

Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.


Slotsom

5.5 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 14 maart 2025 door E.A. Messer, voorzitter, F.J. Perquin en

H. Donkers, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris.

secretaris voorzitter



Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.