Zoekresultaten 10091-10100 van de 44790 resultaten
-
ECLI:NL:TGZCTG:2021:119 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.243
- Datum publicatie: 21-05-2021
- Datum uitspraak: 21-05-2021
- ECLI:NL:TGZCTG:2021:119
Klacht tegen een arts. Klager is op enig moment aangehouden door de politie en in arrestantenbewaring geplaatst. Klager heeft aan de bewaarder gevraagd of aan hem een neusspray kon worden verstrekt. De bewaarder heeft volgens klager laten weten dat die niet mocht worden verstrekt. Doordat aan klager geen neusspray was verstrekt, heeft hij die nacht last gekregen van apneu. In het dossier staat dat er die dag met de arts contact is geweest over klager. De klacht houdt in dat de arts (1) klager onterecht medicatie heeft onthouden, (2) niet met klager in contact is getreden toen klager daar om vroeg, (3) zijn naam niet kenbaar heeft gemaakt toen klager daar om vroeg en (4) niet heeft gereageerd op een brief van klager. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TADRSGR:2021:83 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-158/DH/RO/D
- Datum publicatie: 21-05-2021
- Datum uitspraak: 06-04-2021
- ECLI:NL:TADRSGR:2021:83
Dekenbezwaar. Verweerder houdt zich al geruime tijd niet aan de op grond van de Advocatenwet op hem rustende formele verplichtingen en de daarop gestoelde regelgeving. Dit is onzorgvuldig en de verzuimen op dit punt raken naar het oordeel van de raad aan de kernwaarden deskundigheid en integriteit. Daarnaast is verweerder lange tijd onbereikbaar geweest voor de deken. Daarmee heeft verweerder het de deken belet om toezicht uit te oefenen op zijn functioneren en praktijkvoering. Dit is onzorgvuldig en niet zoals het een behoorlijk handelend advocaat betaamt. Schorsing voor de duur van zestien weken, waarvan twaalf weken voorwaardelijk.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2021:113 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.153
- Datum publicatie: 21-05-2021
- Datum uitspraak: 21-05-2021
- ECLI:NL:TGZCTG:2021:113
Klacht tegen neuroloog. Klager is op een vrijdag met uitvalsverschijnselen binnengebracht op de spoedeisende hulp van een ziekenhuis. Op basis van het neurologisch onderzoek en een CT‑scan van de hersenen werd gedacht aan een hersentumor. Klager is vervolgens voor observatie en ter verrichting van een MRI-scan van de hersenen opgenomen in het ziekenhuis. Toen deze MRI-scan op maandag wordt gemaakt, bleek dat sprake was van een hersenabces. Klager werd de volgende dag in een ander ziekenhuis geopereerd. Klager verwijt de neuroloog, werkzaam in het eerste ziekenhuis, dat hij niet tijdig en zorgvuldig onderzoek heeft gedaan. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TACAKN:2021:34 Accountantskamer Zwolle 20/1845 Wtra AK
- Datum publicatie: 21-05-2021
- Datum uitspraak: 21-05-2021
- ECLI:NL:TACAKN:2021:34
Klacht over rapportage opgesteld ten behoeve van een juridisch geschil. Betrokkene heeft bij zijn werkzaamheden Standaard 5500N niet correct toegepast en is voorbij gegaan aan het bepaalde in Handreiking 1112 en Handreiking 1127. Betrokkene heeft eraan voorbij gezien dat hij onder deze omstandigheden niet alleen het belang van de opdrachtgever, maar ook dat van het algemeen belang heeft te dienen. Geen hoor en wederhoor toegepast, terwijl daar wel aanleiding voor was, aangezien hij alleen beschikte over informatie van de opdrachtgever en niet van klagers (terwijl hij wist dat er een geschil was tussen opdrachtgever en klagers). Betrokkene heeft van bepaalde informatie die hem is verstrekt gesteld dat hij die niet heeft gebruikt bij de opdracht, maar dat blijkt niet uit het rapport. Ook is niet gebleken dat deze informatie is geverifieerd. Al met al ontbeert het rapport een deugdelijke grondslag. Klagers verwijten betrokkene dat hij hen niet desgevraagd de opdracht heeft verstrekt, maar dat kon hij weigeren omdat de opdrachtgever daarvoor geen toestemming gaf. Klacht gegrond. Maatregel: berisping.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2021:107 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.217
- Datum publicatie: 20-05-2021
- Datum uitspraak: 16-04-2021
- ECLI:NL:TGZCTG:2021:107
Klacht tegen verzekeringsarts. Klager is op enig moment uitgevallen en 35-80% arbeidsongeschikt verklaard. Klager heeft tegen deze beslissing bezwaar gemaakt, waarop het UWV zijn bezwaar ongegrond heeft verklaard. Aan de verzekeringsarts is door klager gevraagd om een verzekeringsgeneeskundig advies op te stellen. Het rapport van de verzekeringsarts is door klager ingebracht bij het UWV en voorts bij een beroepsprocedure bij de Rechtbank. Het beroep van klager werd ook hier ongegrond verklaard. Ten behoeve van de procedure in hoger beroep heeft klager aan de verzekeringsarts opdracht gegeven om een aanvullende rapportage op te stellen. De rapporten van de verzekeringsarts zijn ingebracht in de beroepsprocedure bij de Centrale Raad van Beroep, waar de aangevallen uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Klager verwijt de verzekeringsarts dat hij een onvolledig en onzorgvuldig onderzoek heeft verricht, en dat zijn rapporten ondeugdelijk zijn en niet voldoende onderbouwd, en conclusies bevatten die tegenstrijdig en niet consistent zijn, en dat zijn rapporten niet zijn aangemerkt als een specialistische expertiserapportage. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht deels gegrond en legt aan de verzekeringsarts de maatregel van berisping op en gelast de publicatie. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing uitsluitend wat betreft de opgelegde maatregel, legt een waarschuwing op en ziet af van publicatie.
-
ECLI:NL:TADRARL:2021:87 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-143
- Datum publicatie: 20-05-2021
- Datum uitspraak: 17-05-2021
- ECLI:NL:TADRARL:2021:87
Raadsbeslissing. De raad verklaart het dekenbezwaar gegrond. De raad overweegt met betrekking tot de oplegging van een maatregel dat verweerster het de deken onmogelijk heeft gemaakt om zijn toezichthoudende taken uit te oefenen en om toe te zien op de naleving van de administratieplicht zoals bedoeld in artikel 6.5 van de Verordening op de advocatuur. Dit nalaten duurt nog voort. De raad rekent dat verweerster zeer zwaar aan, te meer omdat er mede door het tegen haar uitgesproken ontruimingsvonnis ernstige zorgen zijn over de continuïteit van de behandeling van dossiers. Op de onderhavige dekenklacht heeft verweerster niet gereageerd. Ook op de zitting van de raad is zij niet verschenen. De deken heeft geen enkel contact met verweerster kunnen leggen. Op haar kantooradres was niemand aanwezig. De raad is van oordeel dat het gedrag van verweerster past binnen een patroon van het onttrekken aan dekenaal toezicht waaraan verweerster is onderworpen, alsmede aan het zich onvindbaar houden voor cliënten en de deken. Nu verweerster zowel in het verleden als in de onderhavige zaak geen enkel inzicht in haar situatie heeft gegeven, kan er, zonder toelichting van haar kant, niet van worden uitgegaan dat zij dat inzicht alsnog zal geven. De raad is van oordeel dat het niet verantwoord is dat verweerster nog langer als advocaat werkzaam is. De maatregel van schrapping van het tableau is daarom passend en geboden.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2021:108 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.233
- Datum publicatie: 20-05-2021
- Datum uitspraak: 16-04-2021
- ECLI:NL:TGZCTG:2021:108
Klacht tegen een verzekeringsarts. Klaagster heeft in 2018 een tweede aanvraag gedaan om toekenning van een Wajong-uitkering. De aanvraag werd afgewezen waarop klaagster tegen deze afwijzing bezwaar heeft gemaakt. De verzekeringsarts is als (bezwaar) verzekeringsarts bij de beoordeling van dit bezwaar betrokken geweest. Klaagster verwijt de verzekeringsarts dat hij op geen enkele wijze het ziektebeeld CVS/ME en de gevolgen daarvan in het algemeen en voor klaagster in het bijzonder erkent, dat hij het in zijn rapportage gooit op mogelijk psychische problematiek bij klaagster en dat hij ondanks dat hij geen specialist is, in feite de gestelde diagnose, de daarvan omschreven gevolgen en de rapportages van de behandelaren afkraakt. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TADRARL:2021:88 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-144
- Datum publicatie: 20-05-2021
- Datum uitspraak: 17-05-2021
- ECLI:NL:TADRARL:2021:88
Raadsbeslissing. Vordering ex artikel 48e van de Advocatenwet De raad gelast de tenuitvoerlegging van twee door de raad aan verweerster voorwaardelijk opgelegde schorsingen.
-
ECLI:NL:TGZREIN:2021:34 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 20111
- Datum publicatie: 20-05-2021
- Datum uitspraak: 20-05-2021
- ECLI:NL:TGZREIN:2021:34
Bedrijfsarts wordt verweten dat hij 1) klagers medisch onderzoek ten onrechte niet zelf heeft uitgevoerd, maar klager heeft laten zien door een medewerker van de arbodienst en 2) geprobeerd heeft een second opinion tegen te houden en 3) de verdere begeleiding van klager heeft beëindigd. College: 1) volgens het NVAB-Standpunt ‘Delegatie van taken door de bedrijfsarts en supervisie’ (juni 2020) was taakdelegatie toegestaan (tabel pagina 10). Er was ook een ‘Taakdelegatie-overeenkomst’ gesloten met de arbo-verpleegkundige. Het is een bedrijfsarts niet toegestaan om het ‘spreekuur bedrijfsarts uiterlijk zes weken na aanvang verzuim’ te delegeren. Van zo’n spreekuur (ook wel: ‘re-integratiespreekuur’) was hier geen sprake. 2) Aanvraag second opinion is niet vlekkeloos verlopen en heeft langer geduurd dan nodig en wenselijk was. De bedrijfsarts had klager (en zijn gemachtigde) na het verzoek voor een second opinion beter kunnen uitnodigen op zijn spreekuur om het verzoek te bespreken en uitleg te geven over de procedure. De bedrijfsarts heeft de second opinion echter niet tegengehouden. 3) De eenzijdige beëindiging per direct en zonder overdracht naar een opvolgend bedrijfsarts vanwege de ontstane slechte sfeer is in strijd met de op de bedrijfsarts rustende zorgplicht (voortvloeiend uit de Arbeidsomstandighedenwet en het Professioneel Statuut van de bedrijfsarts (NVAB, 2003). Klachtonderdeel 3 gegrond. Berisping, mede vanwege de minachtende en onfatsoenlijk toon die de bedrijfsarts keer op keer heeft aangeslagen. Ook geen zelfinzicht en geen toetsbare opstelling.
-
ECLI:NL:TGZREIN:2021:35 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 2031
- Datum publicatie: 20-05-2021
- Datum uitspraak: 20-05-2021
- ECLI:NL:TGZREIN:2021:35
Bedrijfsarts wordt (onder meer) verweten dat hij conclusies trekt zonder met klager gesproken te hebben, tegenstrijdige adviezen geeft en persoonlijk contact zoekt om onder een klacht uit te komen. College: bedrijfsarts had kunnen weten dat dit document als werkhervattingsadvies zou kunnen worden geïnterpreteerd, ook al was zijn intentie kennelijk een andere. Verweerder heeft met dit advies de werkgever ruimte gegeven de conclusie te trekken dat klager weer (deels) aan het werk kon gaan. Dat is verwijtbaar. Tegenstrijdigheid volgend advies betreft correctie eerdere onduidelijke advies, dat is zorgvuldig. In zijn algemeenheid handelt een zorgverlener ook zorgvuldig door persoonlijk contact op te nemen met een klager na een klacht. Tijdens een gesprek kan de zorgverlener meer duidelijkheid geven over zijn handelwijze en eventueel – als dat op zijn plaats is – excuses aanbieden. Dat het gesprek mogelijk mede ten doel had een tuchtklacht te voorkomen, maakt de wens om in gesprek te gaan niet verwijtbaar. Gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing.
- Vorige pagina zoekresultaten
- Pagina: 1
- ...
- Pagina: 1009
- Pagina: 1010
- Pagina: 1011
- ...
- Pagina: 4479
- Volgende pagina zoekresultaten