Zoekresultaten 611-620 van de 683 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6383

    Klacht tegen huisarts ongegrond. Klaagster heeft telefonisch contact opgenomen met de praktijk van de huisarts in verband met obstipatieklachten, waarna er een consult bij de huisarts heeft plaatsgevonden. Wegens aanhoudende klachten is er op twee weken later wederom een consult geweest, dit keer bij de collega-huisarts, die haar onder meer heeft doorverwezen naar een MDL-arts. Uit onderzoek bleek klaagster endeldarmkanker stadium 3 te hebben. Klaagster verwijt de huisarts dat hij vanaf maart/april 2023 onvoldoende zorg heeft verleend en haar niet heeft doorverwezen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:112 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2288

    Klacht tegen een verzekeringsarts. Klaagster is door de verzekeringsarts gezien in het kader van een WIA-beoordeling. Zijn bevindingen heeft de verzekeringsarts neergelegd in een verzekeringsgeneeskundige rapportage en een medisch onderzoeksverslag. Dezelfde dag heeft hij een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Volgens de verzekeringsarts is sprake van een medisch objectiveerbare afwijking. Hij heeft in de FML beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren en ten aanzien van werktijden. Klaagster maakt de verzekeringsarts verschillende verwijten over het door hem verrichte onderzoek en de door hem opgemaakte rapportages. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:56 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5543

    Klacht van nabestaanden na overlijden van met een rechterlijke machtiging in een instelling opgenomen cliënte, bij wie sprake was van een combinatie van psychiatrische, somatische en cognitieve problematiek. Zij is met agonale ademhaling aangetroffen en kort daarna overleden. Verwijt aan verpleegkundige dat hij geen reanimatie heet opgestart, hoewel er actief reanimatiebeleid was. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:113 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2293

    Klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft in 2019, in de leeftijd van 36 jaar, een laattijdige aanvraag van een Wajonguitkering bij het UWV ingediend. Deze aanvraag is afgewezen. Na bezwaar en beroep heeft de verzekeringsarts een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht. Daarin is zij tot de conclusie gekomen dat klager zijn claim, dat hij vanwege medische redenen niet in staat is geweest om te werken, niet aannemelijk heeft gemaakt. Klager is het met deze conclusie niet eens en verwijt de verzekeringsarts dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2024:10 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/59 en SHE/2023/60

    Klacht tegen een notaris over de totstandkoming van een testament en klachten tegen deze notaris en een toegevoegd notaris over de afwikkeling van de nalatenschap ingevolge dit testament. Klachttermijn. Invulling rol boedelnotaris: onderzoekplicht en regievoering. Beroep op geheimhoudingsplicht. Enkele klachtonderdelen onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd in de zin van artikel 5 Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat. Klachten gedeeltelijk niet-ontvankelijk en verder ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:57 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5916

    Dochter van overleden patiënte klaagt over verpleegkundig specialist, regiebehandelaar van patiënte in verpleeghuis. Niet-ontvankelijk voor zover de klacht betrekking heeft op de aan patiënte verleende zorg, omdat klaagster niet de wil van haar moeder vertegenwoordigt. De klacht dat verweerster zich jegens klaagster als arts heeft gepresenteerd is ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:114 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2294

    Klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft in 2019, in de leeftijd van 36 jaar, een laattijdige aanvraag van een Wajonguitkering bij het UWV ingediend. Deze aanvraag is afgewezen. Na bezwaar en beroep heeft een andere verzekeringsarts (eveneens aangeklaagd (C2023/2293)) een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht. Daarin is zij tot de conclusie gekomen dat klager zijn claim, dat hij vanwege medische redenen niet in staat is geweest om te werken, niet aannemelijk heeft gemaakt. Daarop is de aanvraag opnieuw afgewezen en is weer bezwaar ingediend. De nu aangeklaagde verzekeringsarts heeft het eerdere verzekeringsgeneeskundig onderzoek heroverwogen. Hij heeft het oordeel van de eerdere verzekeringsarts aangevuld, maar is niet tot een andere conclusie gekomen. Klager is het met deze conclusie niet eens en verwijt de verzekeringsarts dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:58 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5875

    Klacht tegen een cardioloog. Klager verwijt de cardioloog dat zij de inmiddels overleden echtgenote van klager niet tijdig en correct heeft behandeld. Oordeel college: de cardioloog heeft steeds adequaat gehandeld op de door de patiënte gepresenteerde klachten. De onderzoeken en interventies waren passend en niet is gebleken dat deze niet volgens de standaarden zijn uitgevoerd. De medicatie was noodzakelijk voor de klachten die de patiënte had. De cardioloog heeft redelijkerwijs het besluit kunnen nemen om de implantatie van de pacemaker te verplaatsen. De gezondheidstoestand van de patiënte was niet dusdanig dat niet kon worden gewacht. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:110 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2133

    Klacht tegen een orthopedisch chirurg. Klager is in januari 2016 op consult geweest bij de chirurg in verband met al langer bestaande en toenemende artrotische klachten aan de linkerknie bij een O-been stand. Er is besloten een standscorrectie van het been uit te voeren, waarbij een plaat en schroeven zijn geplaatst. Begin mei 2016 vond de operatie plaats. Aanvankelijk leek het herstel goed te gaan, maar in juni 2016 bleek tijdens een poliklinisch consult uit de controle röntgenfoto dat het osteosynthese materiaal was uitgebroken en een laterale tibiaplateau fractuur was ontstaan. Om de breuk te herstellen is klager een week later opnieuw geopereerd. De wond bleef na deze operatie open en lekken, waarna klager nog tweemaal is geopereerd om de wond te reinigen en een vacuümpomp te plaatsen. Ondanks wondverzorging kreeg klager weer pijn in zijn knie. In december 2016 zijn de plaat en de schroeven verwijderd en is de wond nogmaals met een vacuümpomp behandeld. Bij controle in augustus 2017 bleek het linkerbeen krommer te zijn en was er meer artrose dan voorheen. Klager verwijt de chirurg dat hij hem niet goed heeft geïnformeerd over het risico op de opgetreden complicaties door de operatie. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:111 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2255 en C2023/2256

    Klacht tegen een tandarts. Klaagster had begin december 2020 een consult bij de tandarts. Vijf dagen later onderging klaagster bij de tandarts een wortelkanaalbehandeling. De dochter van klaagster nam daarna herhaaldelijk contact op met de tandartsenpraktijk, onder andere vanwege aanhoudende pijn. Halverwege december 2020 kwam klaagster terug bij de tandarts, maar zij weigerde plaats te nemen in de behandelstoel. De tandarts mocht ook niet in de mond van klaagster kijken. De reeds geplande vervolgafspraken werden door klaagster afgezegd. Een week later ontving klaagster een brief van de tandartsenpraktijk waarin aan klaagster en haar dochter werd gevraagd om naar een andere praktijk uit te kijken. Klaagster verwijt de tandarts dat zij de behandeling éénzijdig beëindigde, zonder gewichtige reden en de zorgvuldigheidseisen in acht te nemen. Ook verwijt klaagster de tandarts dat zij haar onvoldoende informeerde tijdens het consult begin december 2020 en niet de klinische bevindingen tijdens de wortelkanaalbehandeling noteerde. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klachtonderdelen a), b) en c) gegrond verklaard, klachtonderdeel d) ongegrond en aan de tandarts de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Klaagster en de tandarts zijn allebei in beroep gekomen tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster, en verklaart het beroep van de tandarts gegrond ten aanzien van klachtonderdelen a) en b) en verklaart deze alsnog ongegrond. De maatregel van waarschuwing blijft in stand.