ECLI:NL:TADRAMS:2025:65 Raad van Discipline Amsterdam 25-201/A/RO/W

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2025:65
Datum uitspraak: 07-04-2025
Datum publicatie: 18-04-2025
Zaaknummer(s): 25-201/A/RO/W
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen: Wraking
Inhoudsindicatie: Wrakingsverzoek zonder zitting afgedaan - kennelijk ongegrond.

Beslissing van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 7 april 2025
in de zaak 25-201/A/RO/W

naar aanleiding van het verzoek om wraking van na te noemen tuchtrechter, ingediend door:

verzoeker


1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (hierna: de raad) is een klachtzaak aanhangig onder zaaknummer 24-510/DH/RO met verzoeker als klager en mr. De V als verweerster (hierna: verweerster). Bij beslissing van de voorzitter van 11 september 2024 is de klacht van verzoeker op grond van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaard.
1.2 Tegen de beslissing van de voorzitter heeft verzoeker verzet aangetekend. Het verzet is op de zitting van 24 maart 2025 behandeld door mr. H.F.R. van Heemstra, voorzitter en mrs. A.T. Bol en M.G. van den Boogerd, leden. Daarbij waren aanwezig verzoeker en verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde.
1.3 Op de zitting heeft verzoeker mr. Van Heemstra (hierna: de tuchtrechter) gewraakt. Bij e-mail van 24 maart 2025 om 22:43 uur heeft verzoeker zijn wrakingsgronden aangevuld.
1.4 De tuchtrechter heeft niet berust in de wraking.
1.5 De wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (hierna: de wrakingskamer) heeft bij zijn beslissing kennisgenomen van de volgende stukken:
- het proces-verbaal van de zitting van 24 maart 2025;
- de e-mail van verzoeker van 24 maart 2025;
- het verweer van de tuchtrechter van 27 maart 2025 en van 31 maart 2025, die op 31 maart 2025 aan verzoeker zijn gezonden.

2 BEOORDELING
Toetsingskader
2.1 Op grond van artikel 47 Advocatenwet en artikel 512 Wetboek van Strafvordering is wraking van een lid van de raad mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de (tucht)rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De wrakingskamer zal onderzoeken of dergelijke feiten en omstandigheden door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden.
2.2 Van dergelijke feiten en omstandigheden kan sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij of van het voorliggend geschil. Wraking is verder mogelijk als feiten en omstandigheden betreffende de persoon van de tuchtrechter, los van diens subjectieve instelling, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is. Bij dat laatste is ook van belang dat de schijn van partijdigheid wordt vermeden. Elke tuchtrechter wordt uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn. Dit is alleen anders als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de tuchtrechter in kwestie vooringenomen is tegen verzoeker, althans dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is.
Het wrakingsverzoek
2.3 Het wrakingsverzoek heeft betrekking op het optreden van de tuchtrechter tijdens de behandeling van het verzet op de zitting van 24 maart 2025. Volgens het proces-verbaal van de zitting heeft de tuchtrechter vragen gesteld over de klachtzaak en de stukken in het klachtdossier. Naar aanleiding van deze vragen heeft verzoeker verzocht om een andere mondelinge behandeling. Volgens verzoeker duidden de vragen erop dat de tuchtrechter het dossier niet goed had gelezen. Verzoeker wilde een klacht indienen tegen de tuchtrechter en vragen om een andere voorzitter. De tuchtrechter heeft dit verzoek opgevat als een wrakingsverzoek en de behandeling op zitting geschorst. Na de zitting heeft verzoeker zijn wrakingsgronden aangevuld. Verzoeker is van mening dat hij tijdens de zitting is beperkt in zijn mogelijkheden om zijn klacht volledig toe te lichten en uit te leggen dat er inconsistenties en misleidende verklaringen door verweerster zijn ingediend. Verzoeker had slechts een half uur om de zaak toe te lichten en dat was te weinig om zijn standpunten volledig uiteen te zetten. Er was ook geen mogelijkheid om relevante documenten en bewijsmateriaal over te leggen, terwijl deze cruciaal waren voor zijn verdediging. De tuchtrechter heeft verzoeker meegedeeld dat het indienen van nieuwe stukken ter zitting niet was toegestaan. Verzoeker stelt in verband daarmee dat hij niet tijdig is geïnformeerd over het feit dat hij voorafgaand aan de zitting zijn documenten had moeten indienen. Dit gebrek aan duidelijke communicatie heeft ertoe geleid dat verzoeker niet in staat was om zijn zaak op een rechtvaardige manier te presenteren. Door deze gang van zaken is zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak geschaad.
2.4 De wrakingskamer overweegt als volgt. De wrakingskamer is van oordeel dat de handelwijze van de tuchtrechter op zitting geen aanleiding geeft om de (tucht-)rechterlijke onafhankelijkheid van de tuchtrechter in twijfel te trekken. Een zitting heeft bij uitstek tot doel om opheldering en toelichting te verkrijgen ten aanzien van de te behandelen zaak. Het is de wrakingskamer niet gebleken dat de tuchtrechter met een ander doel dan het verkrijgen van duidelijkheid over de feiten en verzoekers standpunten aan verzoeker vragen heeft gesteld. De tuchtrechter heeft onderbouwd toegelicht dat zijn vragen aan verzoeker waren bedoeld om duidelijk te krijgen welke documenten verweerster volgens verzoeker had gewijzigd en waaruit bleek dat verweerster die documenten had gewijzigd. Om die reden heeft de tuchtrechter verzoeker enkele keren gevraagd om dat voor de raad duidelijk te maken. Dat verzoeker hierdoor de indruk heeft gekregen dat de tuchtrechter het dossier niet goed had gelezen, leidt de wrakingskamer niet tot de conclusie dat de tuchtrechter vooringenomen was ten opzichte van verzoeker. De tuchtrechter heeft verzoeker slechts de kans gegeven om de onderbouwing van zijn klacht te verduidelijken.
2.5 Al hetgeen zich verder ter zitting heeft voorgedaan heeft betrekking op de regels die gelden op grond van het Procesreglement raden van discipline (het procesreglement) en de goede procesorde en wettigen evenmin de conclusie dat sprake is van vooringenomenheid of partijdigheid van de tuchtrechter jegens verzoeker. Met betrekking tot de wrakingsgrond dat verzoeker te weinig tijd had gekregen om zijn standpunten volledig toe te lichten, overweegt de wrakingskamer dat - zoals door de tuchtrechter is toegelicht - de zitting niet bedoeld was voor een gehele inhoudelijke behandeling, maar dat de behandeling zich beperkte tot de vraag of het verzet tegen de voorzittersbeslissing gegrond was. Pas als het verzet gegrond is, is er plaats voor een (nieuwe) inhoudelijke beoordeling van de klachtzaak. Ook het feit dat verzoeker geen nieuwe documenten meer kon indienen volgt uit het procesreglement en uit de regels omtrent de goede procesorde en houdt geen verband met vooringenomenheid of partijdigheid van de tuchtrechter. De raad - en ook verweerster - moeten immers voldoende tijd hebben om die stukken te lezen. Dat kan niet als die stukken pas op de zitting worden ingediend. Ook verder bevat het wrakingsverzoek geen feiten of omstandigheden die erop zouden kunnen wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de tuchtrechter schade zou kunnen leiden.
2.6 Het wrakingsverzoek is gelet op het voorgaande kennelijk ongegrond. Voor een behandeling van het verzoek op zitting bestaat geen reden. Het recht op een mondelinge behandeling is bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen. De wrakingskamer zal, gelet op artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline, het verzoek zonder behandeling ter zitting afwijzen.

BESLISSING
De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;
- bepaalt dat de behandeling van de klachtzaak 24-510/DH/RO zal worden hervat in de stand waarin het zich bevond op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend.

Aldus beslist door mr. J.J. Roos, voorzitter, mrs. D. Horeman en C.C. Horrevorts, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2025.


Griffier Voorzitter

Verzonden op: 7 april 2025