ECLI:NL:TGDKG:2025:34 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/761265 / DW RK 24/435 MK/WdJ
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2025:34 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-04-2025 |
Datum publicatie: | 17-04-2025 |
Zaaknummer(s): | C/13/761265 / DW RK 24/435 MK/WdJ |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt bij het betekenen van de dagvaarding. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 16 april 2025 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 26 november 2024 met zaaknummer C/13/753904 DW RK 24/258 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/761265 / DW RK 24/435 MK/WdJ ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ] (Polen),
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 13 juli 2024, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij e-mail, ingekomen op 1 oktober 2024. Bij verweerschrift, ingekomen op 3 oktober 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Op
4 oktober 2024 heeft klager zijn klacht opnieuw aangevuld. De gerechtsdeurwaarder heeft bij e-mail van 18 oktober 2024 op de aanvullende klachten van klager gereageerd. Bij beslissing van 26 november 2024 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 28 november 2024 aan klager toegezonden. Bij e-mails met bijlagen, ingekomen op 11 en 12 december 2024, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij e-mail, ingekomen op 4 februari 2025, heeft de gerechtsdeurwaarder op het verzet gereageerd. Bij e-mails, ingekomen op 10 en
24 februari 2025 heeft klager zijn verzet aangevuld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 maart 2025 alwaar klager online is gehoord. De gerechtsdeurwaarder is, met schriftelijke kennisgeving, niet verschenen. De uitspraak is bepaald op 16 april 2025.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
Bij exploot van 31 augustus 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder een verzoekschrift tot echtscheiding van 24 augustus 2022 aan klager betekend.
- Bij exploot van 13 juli 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder klager, met verlof van de voorzieningenrechter op verkorte termijn, gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter van Den Haag tegen 17 juli 2023.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager beklaagt zich er samengevat over dat:
a: hij de dagvaarding van 28 augustus 2022 in zijn echtscheidingszaak pas veertig dagen na indiening van de zaak bij de rechtbank heeft ontvangen. De gerechtsdeurwaarder heeft de dagvaarding op het adres van zijn ex-partner betekend, die de dagvaarding op haar beurt retour heeft gestuurd met de woorden: “onbekend”;
b: de gerechtsdeurwaarder klager op 13 juli 2023 heeft gedagvaard voor de zitting van 17 juli 2023. Omdat de dagvaarding is betekend op het postadres van klager en het niet mogelijk is om dagelijks post op te halen van het postadres, heeft klager zich niet goed kunnen voorbereiden op de zitting.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat het exploot van
31 augustus 2022 aan klager is betekend op de in artikel 47 van het Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalde wijze door achterlating van het exploot in een gesloten envelop op het adres waar klager volgens het register van de Basisregistratie Personen woonachtig was en dat de gerechtsdeurwaarder voorts een afschrift van het exploot heeft toegezonden aan het Parket van de Officier van Justitie bij de arrondissementsrechtbank te Den Haag. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel niet gemaakt worden.
4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat uit het exploot van 13 juli 2023 blijkt dat de dagvaarding aan klager is betekend, op de in artikel 47 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalde wijze door achterlating van het exploot in een gesloten envelop op het adres waarvan klager aan de gemeente Den Haag heeft verzocht om dit adres als briefadres aan te houden. Dat klager kennelijk niet dagelijks post kan ophalen van het postadres kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Bovendien blijkt uit het exploot dat de dagvaarding tevens is verzonden naar het e-mailadres van klager. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn brief van 14 december 2023 aan klager medegedeeld dat hij het exploot op verzoek van de advocaat van de wederpartij tevens per e-mail aan klager heeft gestuurd, zodat klager tijdig op de hoogte kon zijn van de zitting bij de kantonrechter. Hiertoe was de gerechtsdeurwaarder niet verplicht, maar dit is gedaan als extra service. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel.
4.4 Klager stelt in zijn e-mail van 4 oktober 2024 dat hij op 13 juli 2024 een pro forma klacht heeft ingediend, welke klacht hij wil uitbreiden. De voorzitter overweegt dat de kamer niet de mogelijkheid kent om een pro forma klachtschrift in te dienen. Zodra een klacht is ontvangen en het griffierecht is voldaan, wordt de klacht doorgestuurd naar de gerechtsdeurwaarder om zich tegen de klacht te kunnen verweren. Vervolgens wordt de klacht voorgelegd aan de voorzitter en volgt een voorzittersbeslissing dan wel wordt de klacht ter zitting behandeld. De Gerechtsdeurwaarderswet kent niet de mogelijkheid voor het indienen van een nadere schriftelijke reactie nadat het verweerschrift door de kamer is ontvangen. Indien klager zijn klacht wil uitbreiden met nieuwe klachtonderdelen dient hij hiervoor een nieuwe klacht in te dienen.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder het adres van klager tussen 20 en 31 augustus 2022 in de BRP heeft gecheckt, maar dat hij kon weten dat klager sinds 17 augustus 2022 niet op dat adres mocht verblijven.
6.2 Klager heeft verder aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder de dagvaarding op
13 juli 2023 heeft betekend op een postadres waar klager niet woont. Hiermee heeft de gerechtsdeurwaarder het risico genomen dat klager de dagvaarding mogelijk niet op tijd zou ontvangen. Bovendien heeft klager tussen 13 juli 2023 en de zittingsdatum van 17 juli 2023 geen tijd gehad om een eerlijke verdediging voor te bereiden.
7. Het verweer in verzet
In verzet heeft de gerechtsdeurwaarder de door klager aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Het door klager ter zitting aangevoerde maken dit niet anders. Aanvullend wordt overwogen dat – zoals ook tijdens de mondelinge behandeling aan klager is uitgelegd – de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag verlof had verleend om op verkorte termijn te dagvaarden tegen de zitting van 17 juli 2023. Dat op dergelijk korte termijn is gedagvaard valt de gerechtsdeurwaarder dus niet te verwijten.
7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, voorzitter, mr. B. Brokkaar en
M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.