ECLI:NL:TADRAMS:2025:72 Raad van Discipline Amsterdam 24-780/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2025:72
Datum uitspraak: 14-04-2025
Datum publicatie: 18-04-2025
Zaaknummer(s): 24-780/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing; gegronde klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat in een strafzaak waarbij verweerster klaagster als slachtoffer van een misdrijf bijstond. Verweerster heeft de belangen van klaagster niet behartigd met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Met name op het gebied van communicatie is verweerster ernstig tekortgeschoten. Nu verweerster evenwel een blanco tuchtrechtelijk verleden heeft en heeft erkend dat zij in haar dienstverlening aan klaagster steken heeft laten vallen en hiervoor haar verontschuldigingen heeft aangeboden, acht de raad de maatregel van waarschuwing in dit geval passend en geboden.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 14 april 2025
in de zaak 24-780/A/A
naar aanleiding van de klacht van:


klaagster

over

verweerster
gemachtigde: mr. L. van Gaalen-van Beuzekom


1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 3 maart 2024 heeft de vader van klaagster namens klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 29 oktober 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2326557/JS/FS van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 28 februari 2025. Daarbij was door middel van een videoverbinding namens klaagster haar vader met een tolk aanwezig. Verweerster was met haar gemachtigde op de zitting aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen van de op 22 november 2024 door klaagster nagezonden stukken.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Op 25 februari 2023 is klaagster het slachtoffer geworden van ernstige strafbare feiten, waaronder verkrachting.
2.3 Verweerster is slachtofferadvocaat. Klaagster is via een collega naar haar doorverwezen. Op 7 april 2023 is verweerster klaagster gaan bijstaan en op 12 april 2023 heeft zij zich als advocaat van klaagster gesteld bij het Arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant.
2.4 Verweerster had over de strafzaak contact met klaagster en haar vader. De vader gebruikte voornamelijk WhatsApp om met verweerster te communiceren. Uit de overlegde berichten blijkt dat de vader herhaaldelijk heeft getracht om contact te krijgen met verweerster, maar dat verweerster niet tot nauwelijks reageerde op zijn verzoeken. Daarna volgen er WhatsApp-berichten waarin de vader vraagt of er een probleem is. Verweerster reageert op 26 april 2023 kort dat zij die avond naar haar e-mails en berichten zou kijken.
2.5 Verweerster heeft op 16 mei 2023 onder meer formulieren van het Schadefonds Geweldsmisdrijven aan klaagster toegestuurd met het verzoek deze ingevuld te retourneren. Dat heeft de vader van klaagster namens zijn dochter gedaan op 17 mei 2023.
2.6 Op 20 juni 2023 stuurt de vader opnieuw een WhatsApp-bericht, waarin hij vraagt of verweerster zijn e-mail met de informatie ten behoeve van het Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft ontvangen en of zij de formulieren al heeft ingediend. Op 10 juli 2023 vraagt de vader vervolgens of verweerster ziek is of dat er een ander probleem is. Opnieuw vraagt hij of verweerster de toegezonden informatie inmiddels heeft ontvangen en of de formulieren zijn ingediend. Op 23 juli 2023 schrijft de vader dat zij erg bezorgd zijn, omdat verweerster al langer dan twee maanden niet meer op hun berichten reageert. Hij vraagt verweerster of zij hen kan bellen. Op 24 juli 2023 heeft een juridisch medewerker (mr. O) werkzaam op het kantoor van verweerster klaagster en haar vader een e-mail gestuurd waarin zij uitlegt dat verweerster nog in afwachting was van de uitkomsten van het politieonderzoek.
2.7 Op 1 oktober 2023 stuurt de vader weer een WhatsApp-bericht en schrijft hij verweerster nogmaals dat alle verzochte documenten door hen aan haar zijn toegezonden, maar dat zij nog geen reactie hierop van verweerster hebben ontvangen. Bij e-mail van 6 oktober 2023 reageert mr. O dat uit navraag bij het OM blijkt dat het politieonderzoek nog loopt.
2.8 Op 16 oktober 2023 hebben klaagster en haar vader een negatieve review over de bijstand van verweerster op internet geplaatst.
2.9 Op 13 december 2023 heeft de vader van klaagster aan verweerster laten weten dat mr. De K de behandeling van de zaak had overgenomen. Hij schrijft haar in dat verband:
“After you stopped speaking to us, not responding to a single message since I sent you all the documentation you requested in May for the Schadefonds Geweldsmisdrijven application, without ever informing us whether you actually submitted it, we have contacted [mr. De K] through [naam casemanager Centrum Seksueel Geweld] to represent my daughter. You never wrote to us again, nor spoke to us, but you did tell my Dutch friend (…) that, after the message I published on the internet, you are "no longer our lawyer". As if you ever really were.”
2.10 Op 14 december 2023 heeft mr. De K bij verweerster een overnameverzoek gedaan. Hij schrijft in dat verband:
“Daarnaast zag ik wel een stelmail van jou aan het OM. Verdere correspondentie vond ik (nog?) niet in de stukken die ik van cliënt kreeg).
Heb jij geen mail(s?) ontvangen van het OM, evenmin over de stand van zaken?
Verder zag ik wel een hoop pogingen van hen om met jou in contact te komen, zonder dat daar een reactie op kwam. Is daar nog een reden of achtergrond voor? En is er overigens een bepaalde reden dat je zo overduidelijk te kennen gaf hen niet meer bij te willen staan?”

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Verweerster heeft de zaak van klaagster aangenomen, maar geen opdrachtbevestiging of andere informatie aan klaagster gestuurd. Nadat klaagster de formulieren van het Schadefonds Geweldsmisdrijven had geretourneerd aan verweerster, heeft klaagster niets meer van verweerster vernomen. Verweerster heeft ook niet op de vele WhatsApp-berichten van haar vader gereageerd. Klaagster heeft zich door verweerster genegeerd en verwaarloosd gevoeld.

4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING
5.1 De klacht gaat over de kwaliteit van dienstverlening van verweerster. Bij de beoordeling van een klacht over de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt, dient rekening te worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van de opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
5.2 Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Bovendien is de advocaat gehouden de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Zo mag van een advocaat verwacht worden dat hij reageert op berichten van zijn cliënt. Tot die professionele standaard behoort ook het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren.

Ontvankelijkheid klaagster
5.3 Ter zitting heeft verweerster allereerst de ontvankelijkheid van de klacht aan de orde gesteld. De klacht is namelijk ingediend door de vader van klaagster, zonder dat hiervoor een machtiging van klaagster is overgelegd. Verweerster vraagt zich af of klaagster wel bekend is met de klacht en meent dat klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar klacht.
5.4 De raad acht het aannemelijk dat de klacht namens klaagster is ingediend. Uit het klachtdossier blijkt dat de deken haar e-mails over de klacht in cc aan klaagster stuurde (zie bijvoorbeeld de e-mail van de deken aan partijen van 24 juni 2024). Daarbij acht de raad het niet onbegrijpelijk dat een vader in een dergelijke pijnlijke zaak zijn dochter bijstaat en namens haar het woord voert. Voorts stelt de raad vast dat verweerster de ontvankelijkheid niet eerder bij de deken aan de orde gesteld, maar had geaccepteerd dat de correspondentie over de klachtbehandeling via de vader verliep. Gelet op deze omstandigheden gaat de raad ervan uit dat - ondanks het ontbreken van een machtiging - de klacht namens klaagster is ingediend en is klaagster ontvankelijk in haar klacht.
Inhoudelijk oordeel
5.5 De raad komt op grond van het klachtdossier en de standpunten van partijen tot het oordeel dat verweerster de belangen van klaagster niet heeft behartigd met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Om te beginnen heeft verweerster de zaak niet deugdelijk opgezet. De omstandigheid dat de zaak, zoals verweerster stelt, op atypische wijze via een collega bij haar terecht is gekomen, ontslaat verweerster niet van haar verplichting om klaagster bij aanvang van haar dienstverlening door middel van een (schriftelijke) opdrachtbevestiging te informeren over haar rol als slachtofferadvocaat en over wat verweerster voor klaagster kon betekenen. Deze verplichtingen gelden temeer in onderliggende zaak met een kwetsbare cliënte en een taalbarrière. Door aan verwachtingenmanagement te doen en een plan van aanpak met inschatting van de slagingskansen te delen met klaagster, had verweerster veel vragen van klaagster en haar vader kunnen voorkomen of afvangen.
5.6 Naar het oordeel van de raad heeft klaagster zich terecht verwaarloosd en genegeerd gevoeld door verweerster. Nadat klaagster (via haar vader) de formulieren ten behoeve van het Schadefonds Geweldsmisdrijven voorzien van de benodigde informatie in mei 2023 had geretourneerd aan verweerster, heeft klaagster niets meer (inhoudelijk) van verweerster vernomen. Ook op de vele WhatsApp-berichten van de vader heeft verweerster niet of pas laat gereageerd. Verweerster erkent dat zij niet adequaat heeft gereageerd op de vragen en informatieverzoeken, maar voert aan dat zij vastliep in het gebrek aan informatie van de zijde van het OM en van de politie en dat dit ook gold voor de aanvraag bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Verweerster schatte al in dat de verstrekte informatie in combinatie met het ontbrekende politieonderzoek onvoldoende was om de aanvraag succesvol te laten zijn op dat moment. Verweerster was dan ook nog in afwachting van een inhoudelijke reactie van het OM en het Schadefonds Geweldmisdrijven en had daarom nog geen nieuws te melden aan klaagster (of haar vader) op dit gebied. Zoals verweerster zich achteraf ook realiseert, had het echter juist op haar weg gelegen om klaagster en haar vader ook op de hoogte te houden van het gebrek aan voortgang in de procedure. Weliswaar heeft de juridisch medewerker van verweerster (mr. O) op 24 juli 2023 en op 6 oktober 2023 laten weten dat verweerster nog in afwachting was van de uitkomsten van het politieonderzoek, maar met deze korte berichten van een kantoorgenoot is, gelet op de vragen die duidelijk bij klaagster leefden, niet voldaan aan de informatieplicht die op verweerster zelf rust. De raad komt gelet op deze feiten en omstandigheden tot de slotsom dat de klacht gegrond is.

6. MAATREGEL
6.1. Verweerster heeft de belangen van klaagster niet behartigd met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Met name op het gebied van communicatie is verweerster ernstig tekortgeschoten. Nu verweerster evenwel een blanco tuchtrechtelijk verleden heeft en heeft erkend dat zij in haar dienstverlening aan klaagster steken heeft laten vallen en hiervoor haar verontschuldigingen heeft aangeboden, acht de raad de maatregel van waarschuwing in dit geval passend en geboden.

7. GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1. Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
7.2. Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.

7.3. Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.


BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.

Aldus beslist door mr. C.S. Schoorl, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en W. van Eekhout, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 april 2025.


Griffier Voorzitter


Verzonden op: 14 april 2025