Zoekresultaten 101-110 van de 1485 resultaten
-
ECLI:NL:TAHVD:2025:7 Hof van Discipline 's Gravenhage 230203 230204
- Datum publicatie: 20-01-2025
- Datum uitspraak: 20-01-2025
- ECLI:NL:TAHVD:2025:7
Advocaat én curator. Conflict van plichten?Klager heeft, toen partijen bijna een schuldeisersakkoord hadden gesloten, abusievelijk een ‘e-maillint’, met gedurende circa drie jaar tussen klager en zijn cliënten gewisselde e-mails, naar de curatoren/verweerders gestuurd. De eerste van de e-mails uit het lint waren voor verweerders bedoeld. Het lint bevatte verder ook e-mails met vertrouwelijke correspondentie tussen klager en zijn cliënten, die niet voor verweerders bedoeld waren. Verweerders hebben van het lint kennisgenomen en vervolgens van de informatie gebruik gemaakt. Het hof oordeelt allereerst dat de in de uitspraak geschetste omstandigheden maken dat verweerders niet onzorgvuldig of onbetamelijk hebben gehandeld door kennis te nemen van de vertrouwelijk informatie in ‘het e-maillint’.Na kennisneming stonden verweerders voor een conflict van plichten, namelijk enerzijds de (maatschappelijke) plicht van de curator om in het belang van de failliete boedel te handelen en anderzijds de plicht om de kernwaarde vertrouwelijkheid voor advocaten te respecteren.In hun rol van curator zijn verweerders gehouden om het publieke belang bij een deugdelijke en eerlijke afwikkeling van een faillissement te waarborgen. In dat verband hebben verweerders de rechter-commissaris geïnformeerd. De wetenschap dat zij de boedel met de regeling die nagenoeg tot stand was gekomen (mogelijk) zouden benadelen, konden verweerders in hun rol van curator eenvoudigweg niet naast zich neerleggen. De hoedanigheid van advocaat bracht voor verweerders mee dat zij de vertrouwelijkheid tussen klager en zijn cliënt moesten waarborgen. De vraag die in deze context voorligt, is of verweerders binnen dit conflict van plichten zodanig hebben gehandeld dat zij daardoor het vertrouwen in de beroepsgroep hebben geschaad.Anders dan de raad beantwoordt het hof deze vraag ontkennend.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2025:14 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-319/DB/OB
- Datum publicatie: 20-01-2025
- Datum uitspraak: 20-01-2025
- ECLI:NL:TADRSHE:2025:14
Verzetbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. De raad is op grond van het verzetschrift van oordeel dat de verzetgronden van klaagster niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TACAKN:2025:5 Accountantskamer Zwolle 24/1869 Wtra AK
- Datum publicatie: 20-01-2025
- Datum uitspraak: 20-01-2025
- ECLI:NL:TACAKN:2025:5
Na een eerdere klacht van klaagster tegen betrokkene over onder andere het samenstellen van een jaarrekening (boekjaar 2019), welke klacht tot een uitspraak van de Accountantskamer van 22 oktober 2021 heeft geleid, heeft klaagster opnieuw een klacht tegen betrokkene ingediend. De klacht heeft met name betrekking op het samenstellen door betrokkene van een achttal jaarrekeningen van eenzelfde vennootschap (2013 t/m 2020). De klacht is, voor zover ontvankelijk, grotendeels gegrond. De maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van één maand wordt opgelegd.
-
ECLI:NL:TAHVD:2025:8 Hof van Discipline 's Gravenhage 240253
- Datum publicatie: 20-01-2025
- Datum uitspraak: 20-01-2025
- ECLI:NL:TAHVD:2025:8
Beklag tegen beslissing deken geen advocaat aan te wijzen. Geen redelijke kans van slagen. Ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2025:8 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-572/DB/OB 24-573/DB/OB 24-574/DB/OB
- Datum publicatie: 20-01-2025
- Datum uitspraak: 20-01-2025
- ECLI:NL:TADRSHE:2025:8
Raadsbeslissing. De klachten zijn niet-ontvankelijk op grond van artikel 46g, eerste lid en onder a, van de Advocatenwet
-
ECLI:NL:TAHVD:2025:9 Hof van Discipline 's Gravenhage 240038D
- Datum publicatie: 20-01-2025
- Datum uitspraak: 13-01-2025
- ECLI:NL:TAHVD:2025:9
De deken verwijt verweerder dat hij heeft gebankierd met derdengelden. De raad heeft het bezwaar van de deken gegrond verklaard en aan verweerder een schorsing opgelegd. Verweerder is tegen die beslissing in beroep gekomen. Het hof onderschrijft het oordeel van de raad dat verweerder stelselmatig, namelijk voor drie cliënten en van in ieder geval 2016 tot en met 2021, en met grote bedragen heeft gebankierd met derdengelden en dat derdengelden langdurig zonder noodzaak zijn geparkeerd op zijn derdenrekening. Evenals de raad acht het hof het langdurig bankieren met derdengelden door verweerder zeer ernstig. Gelet op de maatregelen die de tuchtrechter in eerdere zaken over bankieren met derdengelden heeft opgelegd , acht het hof echter de door de raad opgelegde maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van 12 weken te fors. Het hof legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van 8 weken op. Deze maatregel acht het hof passend, omdat sprake is geweest van ongeoorloofd bankieren en parkeren van gelden gedurende enkele jaren, bij verschillende cliënten en met grote bedragen.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2025:9 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-467/DB/OB
- Datum publicatie: 20-01-2025
- Datum uitspraak: 20-01-2025
- ECLI:NL:TADRSHE:2025:9
Verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2025:10 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-514/DB/LI
- Datum publicatie: 20-01-2025
- Datum uitspraak: 20-01-2025
- ECLI:NL:TADRSHE:2025:10
Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij bij het leggen van pandhoudersbeslag. Het schenden van artikel 21 Rv door het niet vermelden in het verzoekschrift ex artikel 496 lid 2 Rv dat de echtheid van de handtekeningen van de pandakte werd betwist, kan verweerder worden aangerekend. Een verzoek tot het leggen van pandhoudersbeslag is verstrekkend. Er wordt daarom meer verwacht van een advocaat dan dat hij enkel als doorgeefluik fungeert voor de cliënt. Dit betreft een uitzonderingssituatie op het algemene uitgangspunt dat een advocaat kan uitgaan van de juistheid en volledigheid van de informatie die hij van zijn cliënt ontvangt. Klacht gegrond.Meegewogen wordt dat verweerder het verzoekschrift door een collega heeft laten opstellen en vervolgens heeft ingediend zonder zich van de inhoud daarvan te vergewissen en dat verweerder geen oog heeft voor de gevolgen van zijn handelen. De raad vreest dat verweerder in de toekomst op dezelfde onbetamelijke manier zal handelen. Verweerder heeft niet de moeite genomen om de klacht op adequate wijze te bestuderen aan de hand van zijn dossier. Het tuchtrecht wordt door verweerder dus niet voldoende serieus genomen. Schorsing van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:7 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7259
- Datum publicatie: 20-01-2025
- Datum uitspraak: 17-01-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:7
Klacht tegen cosmetisch arts kennelijk ongegrond. Klager kwam bij verweerder met de wens voor een halslift, facelift en een ooglidcorrectie. Verweerder heeft klager geopereerd. Klager is ontevreden over het resultaat van de behandeling en stelt dat hij onvoldoende is ingelicht over de gevolgen van de ingreep voor zijn haardracht en bakkebaarden. Daarnaast verwijt klager dat verweerder hem onheus heeft bejegend.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2025:11 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-404/DB/OB
- Datum publicatie: 20-01-2025
- Datum uitspraak: 20-01-2025
- ECLI:NL:TADRSHE:2025:11
Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft oog gehouden voor het feit dat haar kantoorgenoot al meerdere jaren optreedt namens klager en dat zij daarom niet zomaar voor klagers zoon heeft mogen optreden. Door toch (oppervlakkig) inhoudelijk te adviseren, heeft verweerster in strijd gehandeld met gedragsregel 15. Waarschuwing.