ECLI:NL:TNORARL:2025:19 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/443728 / KL RK 24-166

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2025:19
Datum uitspraak: 06-06-2025
Datum publicatie: 27-06-2025
Zaaknummer(s): C/05/443728 / KL RK 24-166
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
  • Registergoed, subonderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Afwikkeling nalatenschap en verkoop woning erflater. Klaagster heeft in dat kader veel verschillende verwijten richting de notaris gemaakt. De klachten lijken met name te zijn ingegeven door het gevoel van klaagster van onpartijdigheid aan de zijde van de notaris. Klacht in al haar onderdelen ongegrond.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: C/05/443728 KL RK 24-166

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[naam],

wonende te [plaats],

klaagster,

gemachtigde: mr. J. van Andel,

tegen

mr. [naam],

notaris te [plaats],

verweerster,

gemachtigde: mr. W.A.L.D.I. Slagmaat.

Partijen worden hierna aangeduid als klaagster en de notaris.

1. Het verloop van de procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de klacht met bijlagen, ingekomen op 12 november 2024,
  • het verweer van de notaris met bijlagen,
  • het bericht van 27 maart 2025 met bijlagen 15 tot en met 37 van (de gemachtigde van) klaagster.

1.2. De klachtzaak is ter zitting van 7 april 2025 behandeld, waarbij klaagster met haar gemachtigde en de notaris met haar gemachtigde zijn verschenen. De standpunten van partijen zijn over en weer toegelicht. De gemachtigde van de notaris heeft daarbij gebruik gemaakt van een pleitnotitie die is overgelegd.

2. De feiten

2.1. Op 24 april 2021 is de vader van klaagster (hierna: erflater) overleden.

2.2. De erfgenamen van erflater zijn klaagster en haar broer.

2.3. Klaagster en haar broer hebben aan (het notariskantoor van) de notaris een volmacht verleend voor de afwikkeling van de nalatenschap.

2.4. Erflater was eigenaar van een woning. De broer van klaagster woonde op het moment van overlijden van erflater in de woning van erflater. Bij brief van 13 oktober 2021 heeft de notaris onder meer aangegeven dat klaagster en haar broer moeten beslissen wat er moet gebeuren met de woning.

2.5. Op 31 maart 2022 heeft klaagster de door haar verstrekte volmacht aan de notaris (gedeeltelijk) ingetrokken. Tussen partijen heeft vervolgens op verschillende data e-mailcorrespondentie plaatsgevonden waarin, voor zover van belang, het volgende is vermeld:

31 maart 2022

Klaagster: “(…) Hierbij trek ik mijn machtiging die ik aan u heb gegeven, om de afwikkeling van de erfenis namens mij af te handelen, in. Ik wil de verdeling van de erfenis/nalatenschap aan de rechter voorleggen. (…)”

12 april 2022

Klaagster: “(…) Ik heb op dit moment alleen mijn machtiging voor het verdelen van de boedel ingetrokken mocht dit in de toekomst anders worden dan stel ik u hiervan op de hoogte. (…)”

18 april 2022

Notaris: “(…) Ik wil nu duidelijkheid hebben over mijn rol.

U laat mij weten dat u de volmacht tot ‘verdeling van de boedel’ heeft ingetrokken. Ik wil dat u nader verduidelijkt wat u nu wel en niet aan mij uitbesteedt. Pas dan weet ik wat ik nog wel en wat ik niet meer kan doen. (…)

Als u dat wenst, kan ik namens u blijven optreden bij het beheer van de nalatenschap, maar ik wil precies weten wat u dan van mij verwacht. (…)

U kúnt natuurlijk een rechtsgang overwegen, maar zou het niet verstandiger zijn een ultieme poging te ondernemen om een gesprek met uw broer aan te gaan en tot een minnelijke oplossing te komen? Als dat slaagt, ben u er véél sneller vanaf. (…)”

28 april 2022

Klaagster: “(…) U hebt tot nader orde GEEN volmacht om namens mij het huis te verkopen. (…)”

Notaris: “(…) Omdat de woning niet alleen van u is en omdat uw broer ons volmacht heeft gegeven, ligt het in de lijn van de verwachting dat u uiteraard de woning mag bekijken, maar dan één van mijn collega’s hierbij aanwezig zal zijn. Ik denk dat dit niet onredelijk is. Wat is precies uw bezwaar? (…)”

22 augustus 2022

Notaris: “(…) Van mijn collega (…) hoorde ik dat u heeft besloten niet in te gaan op het laatstgedane bod. Uw broer is bereid te onderhandelen.

Vanuit mijn 20-jarige ervaring als boedelafwikkelaar wil ik u op het hart drukken dit bod toch echt te overwegen. (…) Al met al naar mijn inzicht reden om het bod (ik heb inmiddels begrepen dat de twee biedingen één en dezelfde koper betreft, dus we hebben het over 1 geïnteresseerde) zeker te overwegen. (…)”

Notaris: “(…) Uw broer wil in overleg met de makelaar een tegenbod doen en kijken wat er gebeurt. Hij heeft geen eindprijs gegeven, maar ik kan dat wel aan hem vragen als u dat wilt? (…)”

2.6. Op 23 september 2022 is de woning verkocht aan derden. De levering van de woning heeft op 28 oktober 2022 plaatsgevonden. Op diezelfde datum heeft klaagster ten laste van haar broer conservatoir derdenbeslag laten leggen onder de notaris op het deel van de verkoopopbrengst van de broer van klaagster. Het derdenbeslag is op 24 september 2024 opgeheven.

2.7. Op 19 oktober 2022 heeft de notaris twee e-mails naar klaagster gestuurd waarin, voor zover relevant, het volgende is vermeld:

“(…)Ik wil met u even overleggen over de uitkering van de verkoopopbrengst. Deze komt de eigenaren ieder voor de helft toe. Ons kantoor heeft echter werkzaamheden verricht voor de nalatenschap. De bijbehorende declaratie zal ik deze week opmaken en die zal voor de helft op de verkoopopbrengst van u beiden worden ingehouden. Ook zijn er nog te verrekenen bedragen voor u beiden. Hiervoor zal ook een bedrag worden ingehouden.

(…) De aangifte erfbelasting moet (al lang!) worden ingediend. Van mevrouw hebben wij momenteel geen volmacht hiervoor. Zij zal daarom de aangifte zelf moeten doen. Echter lijkt me dat niet erg handig. Wij beschikken over alle gegevens en weten de weg. Daarom stel ik voor dat wij de aangifte voor u beiden verzorgen. Mevrouw kan dan daarvoor een deelvolmacht afgeven. (…)”

“(…) Ik zou willen voorstellen om € 30.000,00 uit de verkoopopbrengst hier op kantoor te houden, dus € 15.000,00 per persoon. Daarvan kunnen al onze kosten, de erfbelasting én de tussen u beiden te verrekenen posten betaald worden. (…)”

2.8. De notaris heeft op 30 december 2022 een bedrag van € 2.443,68 aan de erfgenamen gedeclareerd. Daarin heeft zij onder meer haar arbeidsuren over de periode van 8 juli 2021 tot en met 11 november 2022 gedeclareerd.

3. De klacht en het verweer

3.1. Klaagster heeft haar klachtonderdelen tegen de notaris als volgt geformuleerd:

1. Schending van de zorgplicht

2. Belangenverstrengeling / niet onafhankelijk

3. Ondoorzichtige boekhouding en administratie

4. Schending integriteit

5. Bevoordelen en maken van afspraken met één partij

6. Handelen in strijd met het notarisambt

3.2. Op de toelichting op de klachtonderdelen door klaagster en het verweer daartegen van de notaris zal de kamer hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1. Toetsingskader

4.1.1. Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen.

De tuchtrechter toetst onder meer of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en de andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts-)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

4.1.2. In deze zaak liggen ter beoordeling voor de klachtonderdelen zoals die zijn geformuleerd in het klaagschrift van klaagster en zoals hiervoor onder 3.1 weergegeven. Voor zover (de gemachtigde van) klaagster bij haar pleitnotitie nieuwe klachtonderdelen aan de klacht heeft willen toevoegen, gaat de kamer hieraan voorbij omdat dit niet is toegestaan.

4.1.3. Klaagster heeft ter onderbouwing van haar klachtonderdelen veel verschillende – afzonderlijke en samenhangende – verwijten richting de notaris gemaakt.

Deze verwijten aan het adres van de notaris lijken (voornamelijk) te zijn ingegeven door de verstoorde verhouding tussen klaagster en haar broer en het gevoel van klaagster van partijdigheid aan de zijde van de notaris tijdens het verkooptraject van de woning van erflater. Omwille van de leesbaarheid van deze beslissing zullen de verwijten in chronologische volgorde worden besproken en worden gegroepeerd in de onderwerpen ‘Verkooptraject woning erflater’ en ‘Financiële afwikkeling’.

4.2. Verkooptraject woning erflater

4.2.1. Vaststaat dat de broer van klaagster ten tijde van het overlijden van erflater in de woning van erflater woonde. Klaagster stelt terecht dat de notaris bij e-mail van

14 november 2021 (bijlage 6) aan klaagster heeft gevraagd of de broer van klaagster langer in de woning mag blijven wonen. Zij verbindt hieraan echter ten onrechte de conclusie dat de notaris daarom niet onpartijdig zou zijn en alleen de belangen van de broer van klaagster zou behartigen. Klaagster miskent dat de notaris als gevolmachtigde van - op dat moment - zowel klaagster als haar broer optrad en zij in die rol gehouden was een voorstel van de één door te geleiden naar de ander. Dit heeft zij in de betreffende e-mail gedaan. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is dus geen sprake.

4.2.2. Klaagster verwijt de notaris verder dat de notaris haar kant van het verhaal tijdens een telefonisch gesprek, waarin de notaris een brief van de broer van klaagster voorlas, niet wilde aanhoren, dat de notaris haar gevoelens heeft gebagatelliseerd en dat de notaris bewindvoering voor de broer van klaagster heeft willen regelen. Ter onderbouwing van deze verwijten verwijst klaagster naar de door haar overgelegde e-mail van de notaris aan ARAG van 30 november 2021 (bijlage 3).

4.2.3. De notaris heeft deze gang van zaken en de daarop gebaseerde verwijten gemotiveerd bestreden. Het staat de notaris niet bij dat het is gegaan zoals klaagster schetst. Omdat klaagster haar stellingen niet nader heeft onderbouwd en de juistheid daarvan ook niet volgt uit de door haar overgelegde bijlage, treffen deze verwijten geen doel.

4.2.4. Eind 2021 heeft er een taxatie van de woning van erflater plaatsgevonden. Daarvan heeft klaagster het taxatierapport ontvangen, dat klaagster bestempelt als ‘schandalig’. Volgens klaagster lijkt het erop dat het de bedoeling was (van zowel de notaris als de broer van klaagster) om de woning tegen een laag bod te verkopen. Ook dit verwijt treft geen doel. Anders dan klaagster kennelijk meent, is het niet de notaris maar een onafhankelijk taxateur/deskundige die een taxatie van de waarde van de woning geeft en het taxatierapport opstelt. Daarmee heeft de notaris, zoals zij ook heeft aangegeven, geen enkele bemoeienis en daarop mag en kan zij geen invloed uitoefenen.

4.2.5. Tijdens dit verkooptraject heeft klaagster onderzocht of zij de woning van erflater zelf kon kopen. Zij wilde daarom op enig moment de woning van erflater bezichtigen. Volgens klaagster mocht zij in januari 2022 van de notaris de woning niet bezichtigen. De notaris heeft dit gemotiveerd betwist en zij verwijst daarvoor naar haar e-mail van 25 januari 2022 (bijlage 5). Hierin is te lezen dat de notaris aan de broer van klaagster (die op dat moment de woning bewoonde) heeft gevraagd om een bezichtiging mogelijk te maken en dat klaagster daarvan nog hoort als de broer van klaagster heeft gereageerd. Het verwijt op dit onderdeel is dan ook feitelijk onjuist.

4.2.6. Vaststaat dat de notaris in de tussentijd alle lopende kosten heeft betaald vanaf de derdengeldenrekening. Op 18 april 2022 heeft de notaris klaagster per e-mail onder meer aangegeven dat als het geld op de derdenrekening op is, de woonlasten ten laste van de broer van klaagster komen met het risico dat als hij niet betaalt de bank de woning gaat veilen. Ook heeft de notaris aangegeven dat klaagster en haar broer moeten zorgen voor (genoeg) saldo op de derdengeldenrekening. Klaagster verbindt hieraan – ten onrechte – de stelling dat de notaris haar bang heeft willen maken door te dreigen met mogelijke maatregelen van de bank als zij geen geld zou bijstorten. De notaris heeft hiermee klaagster enkel en alleen op de consequenties gewezen van het niet betalen van rente en aflossing aan de bank. Dit behoort een behoorlijk notaris ook te doen.

4.2.7. Dat de notaris klaagster bij dezelfde e-mail heeft geprobeerd af te houden (ten behoeve van de broer van klaagster) van een gerechtelijke procedure tegen haar broer, zoals klaagster stelt, is ook niet komen vast te staan.

De notaris heeft – in het belang van zowel klaagster als haar broer – alleen aangekaart of het niet verstandiger en sneller zou zijn om een ultieme poging te ondernemen om tot een minnelijke oplossing te komen, zoals het overigens een goed notaris betaamt.

4.2.8. Als door de notaris erkend staat vast dat zij de jurist van de ARAG (die klaagster bijstond) in een e-mail van 20 april 2022 (bijlage 7) per abuis als advocaat heeft betiteld. Dit levert echter, anders dan klaagster meent, geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op van de notaris.

4.2.9. Verder stelt klaagster terecht dat de notaris in haar e-mail van 28 april 2022 in feite heeft aangegeven dat klaagster de woning van erflater – toen de broer van klaagster de woning had verlaten – alleen mocht bezichtigen onder toezicht van een medewerker van het notariskantoor. De notaris heeft dit naar eigen zeggen op die manier medegedeeld omdat zij op dat moment nog wel gevolmachtigde was van de broer van klaagster en zij een zorgplicht heeft om over datgene wat aan haar is toevertrouwd te waken. In dit licht bezien is deze mededeling van de notaris niet onlogisch en/of onredelijk. Er is dan ook geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

4.2.10. Het volgende verwijt ziet op de verkoopbrochure van de woning. Klaagster stelt dat de notaris in de verkoopbrochure en op Funda heeft laten opnemen dat de overdracht van de woning zou plaatsvinden bij de notaris naar keuze van de verkoper van de woning (in dit geval dus de notaris). Hoewel deze stelling van klaagster feitelijk juist is, is het niet aannemelijk dat de notaris de verkooptekst van de woning heeft opgesteld en op internet heeft geplaatst. Dit gebeurt normaal gesproken door een makelaar. Bovendien staat in de door de notaris opgestelde koopovereenkomst juist wel vermeld dat de ‘notariskeuze’ wordt gemaakt door de koper. De notaris kan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

4.2.11. Tot slot heeft klaagster in dit kader aangevoerd dat de notaris als gevolmachtigde van de broer van klaagster bij haar heeft aangedrongen om op een laag bod op de woning in te gaan, terwijl klaagster dit lage bod al geweigerd had. Ook heeft de notaris niet laten weten met welk bod zij namens de broer van klaagster akkoord zou gaan. Volgens klaagster heeft de notaris aldus enkel en alleen de belangen van de notaris en de broer van klaagster behartigd. Dat en waarom de notaris een (eigen) belang zou hebben bij een lagere waardebepaling van de woning is echter in het geheel niet door klaagster onderbouwd. De enkele omstandigheid dat de notaris één keer, op 22 augustus 2022, tegen klaagster heeft gezegd dat zij het bod op de woning zou kunnen (her)overwegen, maakt ook niet dat de notaris partijdig is of dat zij een (eigen) belang heeft bij het aanvaarden van een laag bod op de woning. De notaris was ervan op de hoogte dat de erfgenamen graag zo snel mogelijk uit elkaar wilden en heeft klaagster daarom alleen (eenmalig) gewezen op de consequenties als klaagster dit bod niet zou accepteren. De notaris heeft verder terecht aangegeven dat de notaris niet zonder toestemming van haar volmachtgever (de broer van klaagster) klaagster mag laten weten of en zo ja welk minimumbedrag de broer van klaagster zou hebben geaccepteerd. Bovendien staat niet vast dat er een minimumbedrag tussen de notaris en de broer van klaagster is besproken.

4.3. Financiële afwikkeling

4.3.1. Vaststaat dat de notaris op 19 oktober 2022 aan klaagster heeft aangeboden om de aangifte erfbelasting (ook) voor haar te verzorgen.

De notaris heeft klaagster hiermee enkel een helpende hand willen bieden, want anders had klaagster die aangifte zelf moeten doen. Dat de notaris klaagster hiermee onder druk heeft gezet om mee te werken aan een verdeling die zij had vastgesteld en dat de notaris hiermee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, valt aldus niet in te zien.

4.3.2. Klaagster verwijt de notaris voorts dat sprake is van een ondoorzichtige financiële afspraak tussen haar en de broer van klaagster.

Klaagster stelt dat de notaris in haar verklaring derdenbeslag heeft aangegeven dat de broer van klaagster nog een bedrag van

€ 15.000,00 aan haar verschuldigd is voor de werkzaamheden die zij heeft verricht in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Anders dan klaagster meent, is er geen sprake van een ondoorzichtige financiële afspraak. De notaris moest in verband met het gelegde beslag verklaren hoeveel gelden zij voor de broer van klaagster onder zich hield. De notaris heeft in dat kader gewezen op het feit dat zij nog voor de broer van klaagster als gevolmachtigde optrad en zij nog een vordering in verband met het verschuldigde honorarium op de broer van klaagster had. Het door de notaris genoemde bedrag is een schatting en voor de hoogte daarvan heeft de notaris aangeknoopt bij het eerder door haar genoemde bedrag in de e-mail van 19 oktober 2022, die overigens ook naar klaagster is gestuurd. Dit verwijt treft dus evenmin doel.

4.3.3. Tot slot is klaagster het niet eens met (de hoogte van) de door de notaris verstuurde nota en de in rekening gebrachte werkzaamheden. Volgens klaagster heeft de notaris meer werkzaamheden in rekening gebracht dan zij had mogen doen. Klaagster heeft haar volmacht aan de notaris op 31 maart 2022 ingetrokken, maar op de nota zijn werkzaamheden tot en met 7 november 2022 in rekening gebracht, aldus klaagster.

4.3.4. De kamer kan dit declaratiegeschil slechts toetsen in het licht van de hiervoor weergegeven, in artikel 93 lid 1 Wna omschreven, tuchtnorm. De kamer kan niet vaststellen dat de nota onbetamelijk is. Na de intrekking van een deel van de volmacht door klaagster is er onduidelijkheid ontstaan over de taken die de notaris nog tegenover klaagster had. De notaris heeft geprobeerd (in haar e-mail van 18 april 2022) daarover helderheid te verkrijgen van klaagster, maar dit is niet gelukt. Ter zitting heeft klaagster erkend dat zij heeft bedoeld dat de notaris haar in ieder geval niet meer mocht vertegenwoordigen in het kader van de verkoop van het huis. Dit betekent, zoals de notaris zelf ook stelt, dat de notaris nog wel beheerswerkzaamheden ten behoeve van klaagster mocht verrichten en kennelijk ook heeft verricht. Volgens de notaris heeft zij na 31 maart 2022 alleen de beheerswerkzaamheden in rekening gebracht. De kamer ziet geen reden om aan de juistheid van deze stelling van de notaris te twijfelen. Het verwijt op dit punt treft dan ook geen doel.

4.3.5. Voor zover klaagster ook de hoogte van (de in rekening gebrachte bedragen op)

de nota in twijfel heeft willen trekken, geldt dat zij zich (bij declaratiegeschillen tot € 10.000,00) kan wenden tot de Geschillencommissie Notariaat. De kamer verwijst in dit verband naar artikel 55 lid 2 Wna in samenhang met artikel 5 van de Verordening Klachten- en geschillenregeling en artikel 2 van het Reglement Geschillencommissie Notariaat.

4.4. Conclusie

4.4.1. Uit het voorgaande volgt dat de juistheid van de verwijten niet zijn komen vast te staan dan wel dat de notaris geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. De klachtonderdelen, die alle zijn gebaseerd op de hiervoor besproken verwijten, worden daarom ongegrond verklaard.

4.4.2. Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

  • verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. M.L. Braaksma, voorzitter, C.G. Zijerveld en V. Oostra, leden en in tegenwoordigheid van mr. L.E. de Jong, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2025.

De secretaris De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.