ECLI:NL:TADRAMS:2025:106 Raad van Discipline Amsterdam 24-939/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2025:106
Datum uitspraak: 23-06-2025
Datum publicatie: 27-06-2025
Zaaknummer(s): 24-939/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van dienstverlening door de eigen advocaat deels gegrond. Door klaagster niet tussentijds te informeren over de kosten, heeft verweerster niet aan haar informatieplicht richting klaagster voldaan. Dit valt haar tuchtrechtelijk te verwijten. De raad houdt bij de oplegging van de maatregel rekening met het schoon tuchtrechtelijk verleden van verweerster en het inzicht dat zij ter zitting heeft getoond in haar handelen. De raad acht de oplegging van een maatregel in de vorm van een waarschuwing daarom passend.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 23 juni 2025
in de zaak 24-939/A/A
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
gemachtigde: mr. B.D.W. Martens

over:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 15 februari 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 20 december 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2311967/JS/BFvan de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 12 mei 2025. Daarbij waren klaagster met haar gemachtigde en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen van de nagezonden stukken van klaagster en verweerster van respectievelijk 16 januari 2025 en 28 januari 2025.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Van 12 januari 2023 tot en met december 2023 heeft verweerster klaagster bijgestaan in een geschil met haar ex-partner (hierna: de man).
2.3 Op 16 februari 2023 heeft verweerster een opdrachtbevestiging aan klaagster gestuurd. Hierin staat, voor zover relevant:
“(…)
The proceeds from a case are called the result. You must still pay all the costs of the lawyer or mediator yourself if the proceeds of the case are as high as or higher than the result limit. (…) At the end of the case, the Council determines who must pay the costs of the mediator or lawyer based on the result.
(…)”
2.4 Het geschil tussen klaagster en de man zag onder meer op het gezag over hun minderjarige dochter (hierna: de dochter) en op de verdeling van de overwaarde van de gemeenschappelijke woning.
2.5 Op 15 mei 2023 heeft een viergesprek plaatsgevonden over onder meer het gezag en de verdeling. Ook zijn er afspraken gemaakt over de verdeling van de gemeenschappelijke woning en het gezamenlijk aanwijzen van een taxateur.
2.6 Op 5 juni 2023 heeft de man een voorlopige voorziening gevraagd om een (voorlopige) omgangsregeling te bepalen voor de duur van de bodemprocedure. In de bodemprocedure heeft de man de vastlegging van een omgangsregeling verzocht, enook een verzoek ingediend tot het verkrijgen van het gezamenlijk gezag.
2.7 Op 17 juli 2023 is de voorlopige voorziening ter zitting van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) behandeld. Ter zitting hebben beide partijen toegezegd dat zij hun geschil ten aanzien van de omgangsregeling zouden bespreken bij een mediator. De behandeling van het verzoek hierover is gevoegd bij de procedure in de bodemzaak.
2.8 Op 1 augustus 2023 heeft de rechtbank uitspraak gedaan in de voorlopige voorzieningenprocedure.
2.9 Op 9 november 2023 heeft de zitting in de bodemprocedure over het gezag plaatsgevonden.
2.10 Aansluitend aan de zitting op 9 november 2023 heeft een viergesprek plaatsgevonden over de overname van de woning door de man en het bedrag aan overwaarde dat klaagster zou ontvangen.
2.11 Op 7 december 2023 heeft de rechtbank uitspraak in de bodemprocedure gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag worden belast over de dochter.
2.12 In een e-mailbericht van 11 december 2023 heeft verweerster de beschikking aan klaagster doorgestuurd. Verweerster heeft daarbij aan klager geschreven, voor zover relevant:
“(…)I called you in the morning right after receiving this ruling. I informed you that if you do not agree with the attached judgment you can appeal within three months from 7 December 2023. I advised you to urgently then turn to another lawyer as I will not file an appeal due to my busy practice. You will therefore turn to the legal desk (juridisch loket) for a lawyer of your choice who will contact me. However, may I urgently hear from you by e-mail whether you will appeal so that I can also confirm this to his lawyer. Please note that the ruling is effective immediately.”
2.13 In een e-mailbericht van 11 december 2023 heeft klaagster aan een andere advocaat (hierna: mr. K) geschreven, voor zover relevant:
“(…) I am sending the decision of the court. I would like to know your opinion about going to high court related to custody and child arrangement of my daughter. (…)”
2.14 Hierop heeft mr. K dezelfde dag gereageerd met:
“Bedankt voor uw bericht en de uitspraak van de rechtbank. Ik zie geen kans in hoger beroep een beter resultaat voor u te bereiken. Indien de omstandigheden veranderen, kan mijns inziens opnieuw een verzoek wijziging zorgregeling/omgangsregeling en wijziging gezagssituatie worden ingediend. Indien u dat wenst, kunt u zich te zijner tijd opnieuw tot mij wenden.”
2.15 Omdat klaagster geen nieuwe advocaat kon vinden, heeft zij verweerster in een e-mailbericht van 12 december 2023 nog enkele inhoudelijke vragen over de zaak gesteld.
2.16 Verweerster heeft hier op 14 december 2023 op gereageerd met dat zij, zoals door klaagster gevraagd, een brief zal gaan aanpassen. Daarbij heeft zij klaagster erop gewezen dat de verzoeken van klaagster ook betekenen dat verweerster meer advocaat kosten moest maken.
2.17 In een e-mailbericht van 17 december 2023 heeft klaagster om een voorlopige kosteninschatting gevraagd bij verweerster.
2.18 Verweerster heeft hierop op 20 december 2023 gereageerd met het versturen van een factuur aan klaagster. In het onderwerp staat: “this is my invoice in concept for the work till today”
2.19 Op 15 februari 2024 heeft klaagster een klacht over verweerster ingediend bij de deken.
2.20 In een bericht van 15 april 2025 heeft de Raad voor de Rechtsbijstand aan klaagster bericht dat de toevoeging wordt ingetrokken. In het bericht staat, voor zover relevant:
“(…)Van uw advocaat ontvingen wij bericht dat de rechtsbijstand in uw zaak is geëindigd. Uit de door de advocaat meegestuurde stukken blijkt dat u recht heeft op een bedrag dat gelijk aan of hoger is dan 50% van het voor u geldende drempelbedrag. De Raad heeft daarom het voornemen om de toevoeging met terugwerkende kracht in te trekken. De consequentie hiervan is, dat de advocaatkosten volledig voor uw eigen rekening zullen komen. (…)”

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster dat zij:
a) een inhoudelijk onjuiste mededeling ter zitting van 9 november 2023 heeft gedaan, met gevolgen voor de voogdijzaak;
b) na de beslissing van de rechtbank, een mededeling heeft gedaan dat zij de zaak niet meer behandelde en klaagster op zoek moest naar een nieuwe advocaat;
c) geen kosteninschatting heeft verstrekt, ondanks een verzoek daartoe;
d) een factuur heeft toegezonden, terwijl er een toevoeging was verstrekt waarvan klaagster de eigen bijdrage heeft voldaan;
e) tot op heden de helft van de waarde van het gemeenschappelijk huis niet heeft ontvangen.

4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING
5.1 Deze klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat. Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt de tuchtrechter rekening met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.
Klachtonderdeel a)
5.2 Klaagster heeft geen eenhoofdig gezag gekregen, omdat verweerster ter zitting van 9 november 2023 heeft gezegd dat klaagster en de man nooit hebben samengewoond in Portugal. Verweerster had moeten voorzien dat er met het doen van deze mededeling een kans bestond dat klaagster het eenhoofdig gezag zou verliezen, aldus klaagster.
5.3 Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat klaagster, als gevolg van een onjuiste mededeling van verweerster, het eenhoofdig gezag over de dochter niet heeft verkregen. Zoals verweerster heeft aangevoerd was het aan de rechtbank om een beslissing over het gezag te nemen. De rechtbank heeft geoordeeld dat Portugees recht van toepassing was, op grond waarvan sprake was van gezamenlijk gezag. Uit niets blijkt dat verweerster hierover een onjuiste mededeling heeft gedaan of dat haar op dit punt op enige andere wijze een tuchtrechtelijk verwijt is te maken. Klachtonderdeel a) is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel b)
5.4 Klaagster verwijt verweerster in dit klachtonderdeel dat zij zich niet op de juiste wijze heeft onttrokken. Mede door het verlies van het eenhoofdig gezag voelde klaagster zich door de telefonische mededeling van verweerster dat zij klaagster niet meer zou bijstaan, hulpeloos en alleen.
5.5 De raad overweegt als volgt. In gedragsregel 14 lid 2 staat dat, indien er tussen een advocaat en zijn cliënt verschil van mening bestaat over de uitvoering van een opdracht en dit geschil niet in onderling overleg kan worden opgelost, de advocaat zich dient terug te trekken. In lid 3 staat dat deze terugtrekking zorgvuldig dient te gebeuren en de advocaat er zorg voor dient te dragen dat de cliënt hier zo min mogelijk nadeel van ondervindt. In gedragsregel 16 is bepaald dat een advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke afspraken. Ter voorkoming van een misverstand, onzekerheid of geschil dient hij de belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.
5.6 De raad stelt vast dat verweerster klaagster na het wijzen van de beschikking op 7 december 2023, meteen dezelfde dag nog telefonisch aan heeft medegedeeld dat zij hiertegen binnen drie maanden hoger beroep kon aantekenen. Daarbij heeft verweerster ook aan klaagster verteld dat zij hiervoor een andere advocaat moest inschakelen omdat verweerster een te drukke praktijk had en klaagster niet meer kon bijstaan. Enkele dagen later, op 7 december 2023, heeft verweerster dit mondelinge bericht nog eens schriftelijk aan klaagster bevestigd. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster klaagster voldoende tijd en mogelijkheden geboden om een nieuwe advocaat in te schakelen en het stond verweerster, gelet ook op het bepaalde in gedragsregel 14, ook vrij om zich terug trekken als de advocaat van klaagster en af te zien van de hoger beroepsprocedure. Verweerster heeft dit gelet op het voorgaande en het bepaalde in gedragsregel 16, met een gedegen motivering en op een zorgvuldige wijze aan klaagster kenbaar gemaakt en ook hierin kan haar dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
5.7 Klachtonderdeel b) is gelet op het voorgaande ongegrond.
Klachtonderdelen c) en d)
5.8 De raad ziet in de inhoud van de klachtonderdelen c) en d) aanleiding voor een gezamenlijke beoordeling. De raad begrijpt deze klachtonderdelen aldus dat verweerster klaagster pas op 14 december 2023, bijna een jaar na aanvang van haar bijstand aan klaagster, een conceptrekening heeft toegestuurd. Verweerster heeft nagelaten om klaagster in de tussentijd op de hoogte te houden van haar werkzaamheden. Zo heeft zij geen tussentijdse kosteninschatting aan klaagster verstrekt en evenmin heeft zij haar op enige andere wijze nader geïnformeerd over de hoogte van de te verwachten kosten. Naar het oordeel van de raad had verweerster dit wel moeten doen. De raad weegt hierin mee dat een advocaat is gehouden om zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Deze verplichting komt ook tot uitdrukking in gedragsregel 16. Door klaagster niet tussentijds te informeren over de kosten, heeft verweerster niet aan haar informatieplicht richting klaagster voldaan. Dit valt haar tuchtrechtelijk te verwijten.
5.9 Gelet op het voorgaande zijn de klachtonderdelen c) en d) gegrond.
Klachtonderdeel e)
5.10 Naar het oordeel van de raad kan het verweerster niet tuchtrechtelijk worden aangerekend dat klaagster de helft van de overwaarde van het gemeenschappelijk huis nog niet heeft ontvangen. Klaagster heeft dit verwijt ook niet nader onderbouwd of geconcretiseerd. Zoals verweerster genoegzaam heeft aangevoerd, had klaagster voor de nakoming van de gemaakte afspraken over de overname van de woning en de betaling van de overwaarde een kort gedingprocedure moeten opstarten. Dat klaagster dit niet heeft gedaan, kan verweerster niet worden verweten. Klachtonderdeel e) is daarom ongegrond.

6 MAATREGEL
6.1 Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klaagster niet tussentijds op de hoogte te houden van de met haar werkzaamheden gepaard gaande kosten. Dit valt verweerster tuchtrechtelijk te verwijten. De raad houdt bij de oplegging van de maatregel rekening met het schoon tuchtrechtelijk verleden van verweerster en het inzicht dat zij ter zitting heeft getoond in haar handelen. De raad acht de oplegging van een maatregel in de vorm van een waarschuwing daarom passend.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klachtonderdelen c) en d) gegrond;
- verklaart de klachtonderdelen a), b) en e) ongegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.

Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, voorzitter, mrs. M. Bootsma en J.C. Ellerman, leden, bijgestaan door mr. E. E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2025.


Griffier Voorzitter

Verzonden op: 23 juni 2025